Jozef, een type van Israëls Messias (2)
Jozefs broers konden niet meer ‘in vrede’ met hem spreken na zijn profetische dromen (zie Het Zoeklicht nr. 4). Toch stuurt Jakob Jozef naar zijn vijandige broers te Sichem. Wat bewoog Jakob om zijn meest geliefde zoon naar deze vijandige omgeving te sturen?
Directe aanleiding dat Jakob over de welstand van zijn zoons geïnformeerd wilde worden, vinden we in de geschiedenis van Genesis 34. De broers hadden de schanddaad jegens hun zuster Dina op de Sichemieten gewroken en daarmee de toorn van de inwoners van het land op zich geladen. Merkwaardig echter dat Jakob, hoewel hij weet heeft van de grimmige sfeer in Sichem en de vijandige gezindheid van de broers jegens Jozef, deze toch stuurt.
God zendt Zijn geliefde Zoon
Wie echter oog heeft voor de typologie, herkent de weg van Israëls Messias. Ondanks Gods voorkennis dat zij – evenals Jozefs broers – zouden zeggen: ‘Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt’ (Lucas 19:14), zond Hij toch Zijn geliefde Zoon.
Jozefs antwoord aan zijn vader was kort, maar veelzeggend: “Zie hier ben ik.” Het is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘hineni’ dat veelal de betekenis heeft van volkomen gehoorzaamheid en bereidwilligheid (zie o.a. Genesis 22:1,7,11; Exodus 3:4; Jesaja 6:8). Herkenbaar in de woorden van de Heere Jezus: ‘Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft’ (Johannes 6:38, zie o.a. ook Psalm 40:8,9).
Van angstwekkend lijden tot majestueuze heerlijkheid
Vanaf dat moment begint voor Jozef de weg van lijden, die uiteindelijk in heerlijkheid zou uitmonden. Ook voor ons een troostrijke les: ‘indien wij delen in Zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking’ (Romeinen 8:17).
Jozefs lijden begint met een angstwekkende wreedheid: ‘En het gebeurde, toen Jozef bij zijn broers was gekomen, dat zij Jozef zijn gewaad uittrokken, het veelkleurige gewaad dat hij droeg, en zij namen hem en gooiden hem in de put. De put nu was leeg, er stond geen water in’ (Genesis 37:23-24).
Het uittrekken van zijn gewaad spreekt van diepe vernedering. Die onderging de Heiland ook toen Hij van Zijn ‘als één geweven naadloos kleed’ (beeld van volmaaktheid) werd ontdaan (Johannes 19:23). Paulus zou later schrijven: ‘Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem’ (2 Korintiërs 5:21). Natuurlijk was Jozef niet zondeloos, hoewel de Schrift geen enkele zondige gedachte of handeling van hem noemt.
Als wij denken aan de diepte van Jezus’ lijden, is dat vaak de onbeschrijflijke wreedheid van de kruisdood. Met name de Psalmen beschrijven echter de angstwekkende nood van Zijn ziel, als een – in tegenstelling tot die van Jozef – kuil vol kolkend water en modderig slijk, waarin Hij dreigde weg te zinken (Psalm 40:3; 69:15). Denk ook aan de machten der duisternis die hun lusten op de Heere hebben botgevierd: ‘Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd als een verscheurende en brullende leeuw’ (Psalm 22:14).
En de broers? Zonder enig mededogen ‘gingen zij zitten om de maaltijd te gebruiken’ (Genesis 37:25). Psalm 69:21 zegt: ‘Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak; ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet, op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.’
Opvallend dat dit kwaad pas tot hen doordrong toen zij zelf in benauwdheid waren gebracht en beleden: ‘Werkelijk, wij zijn schuldig vanwege onze broer. Wij zagen zijn zielsbenauwdheid toen hij ons om genade smeekte, maar wij luisterden niet! Daarom komt deze benauwdheid over ons’ (Genesis 42:21).
Rechtszitting
Zo herkennen we – alvast vooruitlopend op de geschiedenis – de verwerping van de Meerdere van Jozef door zijn broeders. Maar ook hun bekering, met als gevolg hun redding en verlossing. Denk bijvoorbeeld aan Petrus’ toespraak tot zijn volksgenoten in Handelingen 3: ‘De Vorst van het leven hebt u gedood, Die God uit de doden opgewekt heeft, waarvan wij getuigen zijn… En nu weet ik, broeders, dat u het uit onwetendheid gedaan hebt, evenals uw leiders, maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou. Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen’ (vers 15,17-21).
Het lijkt een vorm van rechtszitting. Petrus houdt zijn broeders verantwoordelijk voor ‘de dood van de Vorst van het leven’, Die evenals Jozef voor zilverlingen werd verkocht (verg. Genesis 37:28, Matteüs 26:15, 27:9). Maar dan komt hij met verzachtende omstandigheden dat zij het uit onwetendheid hebben gedaan. Daarna volgt de belangrijke onthulling dat God dit alles Zelf tevoren heeft bepaald en door Zijn profeten heeft aangekondigd, ‘namelijk dat de Christus lijden zou’.
Vervolgens komt de oproep: ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u,’ met als belofte: ‘opdat uw zonden uitgewist worden.’ Maar let wel, de bekering van Israël als volk zal nog veel meer zegen tot gevolg hebben. De Meerdere van Jozef, Die nu nog in de hemel verborgen is, zal opnieuw tot hen gezonden worden, met als gevolg dat, zoals Petrus verwoordt: ‘er tijden van verkwikking zullen aanbreken en alle dingen zullen worden hersteld.’
Werkend naar een climax
Als we nu even de draad van de geschiedenis vanaf Genesis 42 oppakken, zien we Jozef als onderkoning in Egypte. Hoewel nog voor hen onherkenbaar, laat God wonderlijke gebeurtenissen in het leven van zijn broers plaatsvinden. We lezen in Psalm 105: ‘Hij riep een hongersnood over het land af, Hij liet het volledig aan brood ontbreken. Hij zond een man voor hen uit: Jozef werd als slaaf verkocht. Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf kwam in de ijzers. Tot de tijd dat Zijn woord uitkwam, heeft de belofte van de HEERE hem gelouterd’ (vers 16-19).
Prachtig dus te zien hoe de Heere de hand in alles had, hoe Hij door Jozef in de harten van de broers werkt, hen tot woorden van bekering leidt: ‘wij zijn schuldig vanwege onze broer’, met als climax het moment waarop Jozef zich aan zijn broers bekend maakt en hen troost met de woorden: ‘God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden’ (Genesis 45:7). In onze komende slotstudie meer over deze heerlijke gebeurtenis.
Ton Stier
Directe aanleiding dat Jakob over de welstand van zijn zoons geïnformeerd wilde worden, vinden we in de geschiedenis van Genesis 34. De broers hadden de schanddaad jegens hun zuster Dina op de Sichemieten gewroken en daarmee de toorn van de inwoners van het land op zich geladen. Merkwaardig echter dat Jakob, hoewel hij weet heeft van de grimmige sfeer in Sichem en de vijandige gezindheid van de broers jegens Jozef, deze toch stuurt.
God zendt Zijn geliefde Zoon
Wie echter oog heeft voor de typologie, herkent de weg van Israëls Messias. Ondanks Gods voorkennis dat zij – evenals Jozefs broers – zouden zeggen: ‘Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt’ (Lucas 19:14), zond Hij toch Zijn geliefde Zoon.
Jozefs antwoord aan zijn vader was kort, maar veelzeggend: “Zie hier ben ik.” Het is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘hineni’ dat veelal de betekenis heeft van volkomen gehoorzaamheid en bereidwilligheid (zie o.a. Genesis 22:1,7,11; Exodus 3:4; Jesaja 6:8). Herkenbaar in de woorden van de Heere Jezus: ‘Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft’ (Johannes 6:38, zie o.a. ook Psalm 40:8,9).
Van angstwekkend lijden tot majestueuze heerlijkheid
Vanaf dat moment begint voor Jozef de weg van lijden, die uiteindelijk in heerlijkheid zou uitmonden. Ook voor ons een troostrijke les: ‘indien wij delen in Zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking’ (Romeinen 8:17).
Jozefs lijden begint met een angstwekkende wreedheid: ‘En het gebeurde, toen Jozef bij zijn broers was gekomen, dat zij Jozef zijn gewaad uittrokken, het veelkleurige gewaad dat hij droeg, en zij namen hem en gooiden hem in de put. De put nu was leeg, er stond geen water in’ (Genesis 37:23-24).
Het uittrekken van zijn gewaad spreekt van diepe vernedering. Die onderging de Heiland ook toen Hij van Zijn ‘als één geweven naadloos kleed’ (beeld van volmaaktheid) werd ontdaan (Johannes 19:23). Paulus zou later schrijven: ‘Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem’ (2 Korintiërs 5:21). Natuurlijk was Jozef niet zondeloos, hoewel de Schrift geen enkele zondige gedachte of handeling van hem noemt.
Als wij denken aan de diepte van Jezus’ lijden, is dat vaak de onbeschrijflijke wreedheid van de kruisdood. Met name de Psalmen beschrijven echter de angstwekkende nood van Zijn ziel, als een – in tegenstelling tot die van Jozef – kuil vol kolkend water en modderig slijk, waarin Hij dreigde weg te zinken (Psalm 40:3; 69:15). Denk ook aan de machten der duisternis die hun lusten op de Heere hebben botgevierd: ‘Zij hebben hun muil tegen mij opengesperd als een verscheurende en brullende leeuw’ (Psalm 22:14).
En de broers? Zonder enig mededogen ‘gingen zij zitten om de maaltijd te gebruiken’ (Genesis 37:25). Psalm 69:21 zegt: ‘Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak; ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet, op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.’
Opvallend dat dit kwaad pas tot hen doordrong toen zij zelf in benauwdheid waren gebracht en beleden: ‘Werkelijk, wij zijn schuldig vanwege onze broer. Wij zagen zijn zielsbenauwdheid toen hij ons om genade smeekte, maar wij luisterden niet! Daarom komt deze benauwdheid over ons’ (Genesis 42:21).
Rechtszitting
Zo herkennen we – alvast vooruitlopend op de geschiedenis – de verwerping van de Meerdere van Jozef door zijn broeders. Maar ook hun bekering, met als gevolg hun redding en verlossing. Denk bijvoorbeeld aan Petrus’ toespraak tot zijn volksgenoten in Handelingen 3: ‘De Vorst van het leven hebt u gedood, Die God uit de doden opgewekt heeft, waarvan wij getuigen zijn… En nu weet ik, broeders, dat u het uit onwetendheid gedaan hebt, evenals uw leiders, maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou. Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen’ (vers 15,17-21).
Het lijkt een vorm van rechtszitting. Petrus houdt zijn broeders verantwoordelijk voor ‘de dood van de Vorst van het leven’, Die evenals Jozef voor zilverlingen werd verkocht (verg. Genesis 37:28, Matteüs 26:15, 27:9). Maar dan komt hij met verzachtende omstandigheden dat zij het uit onwetendheid hebben gedaan. Daarna volgt de belangrijke onthulling dat God dit alles Zelf tevoren heeft bepaald en door Zijn profeten heeft aangekondigd, ‘namelijk dat de Christus lijden zou’.
Vervolgens komt de oproep: ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u,’ met als belofte: ‘opdat uw zonden uitgewist worden.’ Maar let wel, de bekering van Israël als volk zal nog veel meer zegen tot gevolg hebben. De Meerdere van Jozef, Die nu nog in de hemel verborgen is, zal opnieuw tot hen gezonden worden, met als gevolg dat, zoals Petrus verwoordt: ‘er tijden van verkwikking zullen aanbreken en alle dingen zullen worden hersteld.’
Werkend naar een climax
Als we nu even de draad van de geschiedenis vanaf Genesis 42 oppakken, zien we Jozef als onderkoning in Egypte. Hoewel nog voor hen onherkenbaar, laat God wonderlijke gebeurtenissen in het leven van zijn broers plaatsvinden. We lezen in Psalm 105: ‘Hij riep een hongersnood over het land af, Hij liet het volledig aan brood ontbreken. Hij zond een man voor hen uit: Jozef werd als slaaf verkocht. Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf kwam in de ijzers. Tot de tijd dat Zijn woord uitkwam, heeft de belofte van de HEERE hem gelouterd’ (vers 16-19).
Prachtig dus te zien hoe de Heere de hand in alles had, hoe Hij door Jozef in de harten van de broers werkt, hen tot woorden van bekering leidt: ‘wij zijn schuldig vanwege onze broer’, met als climax het moment waarop Jozef zich aan zijn broers bekend maakt en hen troost met de woorden: ‘God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden’ (Genesis 45:7). In onze komende slotstudie meer over deze heerlijke gebeurtenis.
Ton Stier