Jozef, een type van Israëls Messias (1)
De geschiedenis van Jozef kent veel dieptepunten, maar ook een schitterende ontknoping: Jozef, die zijn broers vol liefde en compassie in de armen sluit. Voor velen niet meer dan een mooi (zondagsschool)verhaal met hier en daar een vleugje sentiment. Dat God echter een bijzondere bedoeling met deze geschiedenis heeft, blijkt alleen al uit de grote plaats die Hij in het boek Genesis ervoor heeft ingeruimd.
Maar liefst 12 van de 50 hoofdstukken in het eerste Bijbelboek zijn aan Jozef gewijd, terwijl de verhouding in tijdspanne slechts slechts 93 jaar van de ongeveer 2000 jaar is die dit hele boek omvat.1 Wie de geschiedenis zorgvuldig bestudeert, beseft waarom God zoveel details heeft laten beschrijven. Een Goddelijk artistiek meesterwerk, waarin ‘de Geest van Christus Zijn lijden en Zijn heerlijkheid’ (1 Petrus 1:11) in de geschiedenis van Jozef vervlochten heeft.
Een wonderlijk begin
De beschrijving van Jozefs leven begint heel wonderlijk met: ‘Dit zijn de afstammelingen van Jakob’ (37:2). Je zou vervolgens een lijst van namen verwachten, maar opvallend genoeg wordt alleen Jozef genoemd, die grotendeels de hoofdpersoon in de resterende hoofdstukken blijkt te zijn. Het Hebreeuwse woord voor ‘afstammelingen’ (toledot) kan ook met ‘geschiedenissen’ vertaald worden. Er staat dan: ‘Dit zijn Jakobs geschiedenissen’ (St.Vert). Maar die geschiedenissen van Jakob, zijn eigenlijk de geschiedenissen van Jozef. Oftewel: de ware geschiedenis van Jakob lees je in de geschiedenissen van Jozef. Jozefs wonderlijke levensroute is immers gericht op de verlossing van zijn volk. Of, zoals Jozef het later zelf zou verwoorden: ‘God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden’ (45:7).
Je zou kunnen zeggen dat het herstel en dus de feitelijke geschiedenis van Israël pas begint bij de openbaring van de Messias. Dan zal de verlossing en het herstel van Israël werkelijkheid worden en zullen zij vervolgens tot heil en zegen van de volken worden. In dit en het volgende artikel beperken we ons tot enkele hoofdlijnen die u misschien aanmoedigen om nog veel meer parallellen tussen Jozef en de Meerdere van Jozef in relatie tot Zijn volk Israël te ontdekken. Want hoewel we veel persoonlijke lessen in het leven van Jozef mogen ontdekken, staan de verheerlijking van de Messias en de verlossing van Zijn volk Israël in deze geschiedenis centraal.
Kwaad gerucht
‘En Jozef bracht het kwade gerucht over hen aan zijn vader over’ (Genesis 37:2). Het is een van de teksten die vaak moralistisch worden uitgelegd: Jozef zou een klikspaan zijn. Maar Jozef klikte niet, hij had zorg over zijn broers en getuigde dat hun werken boos waren, zoals later de Heere tot Zijn broers zou zeggen: ‘De wereld kan u niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig dat haar werken slecht zijn’ (Johannes 7:7).
De daarop volgende tekst onthult de exclusieve liefde die Jozef van zijn vader ontving: ‘Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem een zoon van zijn ouderdom.’ Eeuwen later zou een stem uit de wolk klinken: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!’ Dat gebeurde (op de berg der verheerlijking) terwijl ‘Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren wit werden als het licht’ (Matteüs 17:2,5). Is het niet opmerkelijk dat we aansluitend over Jozef lezen: ‘Ook liet hij (Jakob) een veelkleurig gewaad voor hem maken’? Dit veelkleurige gewaad getuigt van eer, aanzien en adeldom. Denk aan de parallel met Lucas 19, waarin de Heere wordt voorgesteld als een mens van hoge geboorte, die naar een ver land reisde om voor zich een koninkrijk in ontvangst te nemen. Maar ook Jezus’ geslachtsregister bewijst ondubbelzinnig Zijn adeldom: ‘de Zoon van David, de Zoon van Abraham’ (Matteüs 1:1).
Jozef werd door zijn pronkgewaad overduidelijk in zijn verheven positie van zijn broers onderscheiden. Op vergelijkbare wijze droeg de Heere Jezus een gewaad dat Hem van ieder ander mens onderscheidde. Het waren de geloofsbrieven van het profetische Woord die Hem vergezelden, alsmede de krachten, wonderen en tekenen, die Hem als de beloofde Koning herkenbaar maakten. Tijdens zijn toespraak op de Pinksterdag getuigt Petrus: ‘Jezus de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet’ (Handelingen 2:22).
Jozefs dromen
Ook in dit opzicht moeten we ‘de zondagsschoolles’ herzien. De dromen van Jozef waren geen dagdromen om de realiteit te ontvluchten. Ze waren door God Zelf als profetische vergezichten ingegeven. Zoals de schoven en zelfs de zon, de maan en elf sterren zich voor zijn schoof neerbogen, zou Jozef eens heersen over zijn ouders en zijn broers. Zo luidde Gabriëls aankondiging van Jezus’ geboorte: ‘Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen’ (Lucas 1:32-33).
Haat en jaloezie
‘Toen zijn broers zagen dat hun vader hem meer liefhad dan al zijn broers, haatten zij hem en konden niet vriendelijk meer tot hem spreken’ (Genesis 37:4).
Let wel, er staat niet: ‘zij wilden niet’, maar: ‘zij konden niet vriendelijk tot hem spreken’. Zo hoog was de haat tegen hem gerezen, dat – hoewel hij hun broer was – elke vorm van genegenheid was uitgesloten. Toen Jozef zijn dromen vertelde, ‘haatten zij hem nog meer’ (37:5,8). En dan de opmerkelijk ambivalente reactie van Jakob, die hem eerst bestraft: ‘Moeten wij, namelijk ik, je moeder en je broers, soms naar je toe komen om ons voor jou ter aarde neer te buigen?’ (37:10) en we daarna lezen: ‘Zijn broers waren jaloers op hem, maar zijn vader hield de zaak in gedachten’ (37:11).
Zo lezen we van Maria dat zij alle woorden, die over haar Kind gesproken waren bewaarde en overlegde in haar hart (Lucas 2:19,51). Maar denk ook aan de ontstane vertwijfeling toen de Heere Zichzelf in de synagoge van Kapernaüm openbaarde als ‘het brood dat uit de hemel was neergedaald’ en de reactie van Zijn volksgenoten: ‘Is Hij niet Jezus, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?’ En: ‘Dit woord is hard; wie kan het aanhoren?’ (Johannes 6:42, 60).
Wat kan het ons verdriet doen, als we constateren dat nog veel volksgenoten van de Heere Jezus hun hart voor Hem hebben toegesloten. Moge onze woorden en daden van Zijn liefde en waarheid getuigen. En laat Paulus’ wens en gebed, ook het onze zijn: ‘Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid’ (Romeinen 10:1).
Ton Stier
1 De beschrijving van Jozefs geschiedenis begint op zijn 17e (37:2). Op 30-jarige leeftijd staat hij voor de Farao (41:46). Hij sterft als hij 110 jaar oud is (50:26).
Maar liefst 12 van de 50 hoofdstukken in het eerste Bijbelboek zijn aan Jozef gewijd, terwijl de verhouding in tijdspanne slechts slechts 93 jaar van de ongeveer 2000 jaar is die dit hele boek omvat.1 Wie de geschiedenis zorgvuldig bestudeert, beseft waarom God zoveel details heeft laten beschrijven. Een Goddelijk artistiek meesterwerk, waarin ‘de Geest van Christus Zijn lijden en Zijn heerlijkheid’ (1 Petrus 1:11) in de geschiedenis van Jozef vervlochten heeft.
Een wonderlijk begin
De beschrijving van Jozefs leven begint heel wonderlijk met: ‘Dit zijn de afstammelingen van Jakob’ (37:2). Je zou vervolgens een lijst van namen verwachten, maar opvallend genoeg wordt alleen Jozef genoemd, die grotendeels de hoofdpersoon in de resterende hoofdstukken blijkt te zijn. Het Hebreeuwse woord voor ‘afstammelingen’ (toledot) kan ook met ‘geschiedenissen’ vertaald worden. Er staat dan: ‘Dit zijn Jakobs geschiedenissen’ (St.Vert). Maar die geschiedenissen van Jakob, zijn eigenlijk de geschiedenissen van Jozef. Oftewel: de ware geschiedenis van Jakob lees je in de geschiedenissen van Jozef. Jozefs wonderlijke levensroute is immers gericht op de verlossing van zijn volk. Of, zoals Jozef het later zelf zou verwoorden: ‘God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden’ (45:7).
Je zou kunnen zeggen dat het herstel en dus de feitelijke geschiedenis van Israël pas begint bij de openbaring van de Messias. Dan zal de verlossing en het herstel van Israël werkelijkheid worden en zullen zij vervolgens tot heil en zegen van de volken worden. In dit en het volgende artikel beperken we ons tot enkele hoofdlijnen die u misschien aanmoedigen om nog veel meer parallellen tussen Jozef en de Meerdere van Jozef in relatie tot Zijn volk Israël te ontdekken. Want hoewel we veel persoonlijke lessen in het leven van Jozef mogen ontdekken, staan de verheerlijking van de Messias en de verlossing van Zijn volk Israël in deze geschiedenis centraal.
Kwaad gerucht
‘En Jozef bracht het kwade gerucht over hen aan zijn vader over’ (Genesis 37:2). Het is een van de teksten die vaak moralistisch worden uitgelegd: Jozef zou een klikspaan zijn. Maar Jozef klikte niet, hij had zorg over zijn broers en getuigde dat hun werken boos waren, zoals later de Heere tot Zijn broers zou zeggen: ‘De wereld kan u niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig dat haar werken slecht zijn’ (Johannes 7:7).
De daarop volgende tekst onthult de exclusieve liefde die Jozef van zijn vader ontving: ‘Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem een zoon van zijn ouderdom.’ Eeuwen later zou een stem uit de wolk klinken: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!’ Dat gebeurde (op de berg der verheerlijking) terwijl ‘Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren wit werden als het licht’ (Matteüs 17:2,5). Is het niet opmerkelijk dat we aansluitend over Jozef lezen: ‘Ook liet hij (Jakob) een veelkleurig gewaad voor hem maken’? Dit veelkleurige gewaad getuigt van eer, aanzien en adeldom. Denk aan de parallel met Lucas 19, waarin de Heere wordt voorgesteld als een mens van hoge geboorte, die naar een ver land reisde om voor zich een koninkrijk in ontvangst te nemen. Maar ook Jezus’ geslachtsregister bewijst ondubbelzinnig Zijn adeldom: ‘de Zoon van David, de Zoon van Abraham’ (Matteüs 1:1).
Jozef werd door zijn pronkgewaad overduidelijk in zijn verheven positie van zijn broers onderscheiden. Op vergelijkbare wijze droeg de Heere Jezus een gewaad dat Hem van ieder ander mens onderscheidde. Het waren de geloofsbrieven van het profetische Woord die Hem vergezelden, alsmede de krachten, wonderen en tekenen, die Hem als de beloofde Koning herkenbaar maakten. Tijdens zijn toespraak op de Pinksterdag getuigt Petrus: ‘Jezus de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet’ (Handelingen 2:22).
Jozefs dromen
Ook in dit opzicht moeten we ‘de zondagsschoolles’ herzien. De dromen van Jozef waren geen dagdromen om de realiteit te ontvluchten. Ze waren door God Zelf als profetische vergezichten ingegeven. Zoals de schoven en zelfs de zon, de maan en elf sterren zich voor zijn schoof neerbogen, zou Jozef eens heersen over zijn ouders en zijn broers. Zo luidde Gabriëls aankondiging van Jezus’ geboorte: ‘Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen’ (Lucas 1:32-33).
Haat en jaloezie
‘Toen zijn broers zagen dat hun vader hem meer liefhad dan al zijn broers, haatten zij hem en konden niet vriendelijk meer tot hem spreken’ (Genesis 37:4).
Let wel, er staat niet: ‘zij wilden niet’, maar: ‘zij konden niet vriendelijk tot hem spreken’. Zo hoog was de haat tegen hem gerezen, dat – hoewel hij hun broer was – elke vorm van genegenheid was uitgesloten. Toen Jozef zijn dromen vertelde, ‘haatten zij hem nog meer’ (37:5,8). En dan de opmerkelijk ambivalente reactie van Jakob, die hem eerst bestraft: ‘Moeten wij, namelijk ik, je moeder en je broers, soms naar je toe komen om ons voor jou ter aarde neer te buigen?’ (37:10) en we daarna lezen: ‘Zijn broers waren jaloers op hem, maar zijn vader hield de zaak in gedachten’ (37:11).
Zo lezen we van Maria dat zij alle woorden, die over haar Kind gesproken waren bewaarde en overlegde in haar hart (Lucas 2:19,51). Maar denk ook aan de ontstane vertwijfeling toen de Heere Zichzelf in de synagoge van Kapernaüm openbaarde als ‘het brood dat uit de hemel was neergedaald’ en de reactie van Zijn volksgenoten: ‘Is Hij niet Jezus, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?’ En: ‘Dit woord is hard; wie kan het aanhoren?’ (Johannes 6:42, 60).
Wat kan het ons verdriet doen, als we constateren dat nog veel volksgenoten van de Heere Jezus hun hart voor Hem hebben toegesloten. Moge onze woorden en daden van Zijn liefde en waarheid getuigen. En laat Paulus’ wens en gebed, ook het onze zijn: ‘Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid’ (Romeinen 10:1).
Ton Stier
1 De beschrijving van Jozefs geschiedenis begint op zijn 17e (37:2). Op 30-jarige leeftijd staat hij voor de Farao (41:46). Hij sterft als hij 110 jaar oud is (50:26).