Jona (1)
In deze vierdelige serie willen we stilstaan bij het kleine boek Jona. Dit is het vijfde boek van de twaalf kleine profeten. Wat direct opvalt is dat, in tegenstelling tot veel andere profeten, niet Jonas prediking, maar Jonas leven de kern van de boodschap van dit boek vormt. Een ander punt is dat de Here Jezus zelf zich vergelijkt met Jona (Matt. 12:40). Bovendien kunnen wij ons, als gelovigen, vaak herkennen in Jona. Genoeg stof dus om dit bekende verhaal van Jona en de (wal)vis in vier aflevering te behandelen. Zoveel mogelijk wordt in elk artikel stilgestaan bij één hoofdstuk.
Jona is een profeet. Zijn naam betekent duif. In de Bijbel is de duif het beeld van de Heilige Geest. Denk maar aan het verhaal van Jezus doop in de Jordaan (Luc. 3:21-22, hierop komen we in volgend artikel terug). Als profeet was Jona gewend om de stem van God te verstaan. En God heeft een speciale opdracht voor hem: hij moet naar de grote stad Ninevé gaan om het oordeel aan te kondigen. Want, zo lezen we, het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend. In hoofdstuk 3:4 lezen we ook wat Jona heeft geprofeteerd in die stad: Nog veertig dagen, dan wordt Ninevé weggevaagd. Dit oordeel van God is heel reëel. Dat zien we bijvoorbeeld in de vernietiging van Sodom en Gomorra, waar zelfs geen tien rechtvaardigen konden worden gevonden (Gen. 18 en 19). Geen prettige boodschap dus. Bovendien moest Jona deze boodschap brengen in de hoofdstad van een aartsvijand van Israël, Assyrië. De stad Ninevé is gesticht door Nimrod. Hij wordt genoemd in Gen. 10:8-12 en 1Kron. 1:10. Hij was de eerste machthebber op aarde, die vanuit Babel naar Assyrië trok en daar Ninevé bouwde. Hij was een veroveraar, een heel ander mens dan bijvoorbeeld de zachtmoedige Abel, een herder, een man in wie God behagen had. Over deze Nimrod wil ik nog enkele opmerkingen maken, zodat we beter kunnen begrijpen wat nu precies de zonde van Ninevé was. Niet alleen was Nimrod een geweldenaar, hij was ook een jager, vanger van mensen door zijn woorden. De Joodse historicus Flavius Josephus ziet in Nimrod degene die de mensen aanvoerde om God te verachten. Hij zou de aanstichter zijn van de torenbouw van Babel, de grote opstand tegen God (Gen. 11), met als doel: niet God op de troon, maar de mens. Ook toen greep God in. Maar er is meer. De talmoed laat Nimrod ook zien als de weerspannige, iemand die via redeneringen mensen tot opstand tegen God leidt. Nimrod was net als Esau een jager (Gen. 25:27). Esau is Edom, dat in de Joodse traditie gelijk wordt met Rome, de grote vijand van Israël in de eindtijd. En als we het over Babel hebben, komen we uit bij Op. 17 en 18, waarin gesproken wordt over het oordeel en de val van Babylon. Ook daarin zien we Rome. Vanwege de enorme zonden van deze grote stad gaat God oordelen: Wee! Wee grote stad! Je droeg linnen, purperen en scharlakenrode kleren en gouden sieraden, edelstenen en parels. Maar in één uur tijd is heel je grote rijkdom vernietigd. (Op. 18:16). De kern van de zonde van Ninevé is duidelijk: de opstand tegen God. En Jona moet gaan vertellen wat Gods straf is. God kan de zonde niet langer aanzien. Toch geeft hij de inwoners van Ninevé (naar schatting zon 120.000 mensen) nog tijd om zich te bekeren. Hoewel Jona zich gereed maakt om naar Ninevé te gaan, vluchtte hij naar Tarsis, weg van de Heer (1:3). Hij gaat precies de andere kant op dan naar waar God hem hebben wil. Tarsis lag in het huidige Tunesië. Het bijzondere is dan, dat God op dat moment niet voor een andere profeet kiest, maar Jona achtervolgt. Hij laat Jona niet los. Daarover willen we het ondermeer hebben in het tweede artikel van mijn serie over het boek Jona.
Jacco Stijkel
Jona is een profeet. Zijn naam betekent duif. In de Bijbel is de duif het beeld van de Heilige Geest. Denk maar aan het verhaal van Jezus doop in de Jordaan (Luc. 3:21-22, hierop komen we in volgend artikel terug). Als profeet was Jona gewend om de stem van God te verstaan. En God heeft een speciale opdracht voor hem: hij moet naar de grote stad Ninevé gaan om het oordeel aan te kondigen. Want, zo lezen we, het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend. In hoofdstuk 3:4 lezen we ook wat Jona heeft geprofeteerd in die stad: Nog veertig dagen, dan wordt Ninevé weggevaagd. Dit oordeel van God is heel reëel. Dat zien we bijvoorbeeld in de vernietiging van Sodom en Gomorra, waar zelfs geen tien rechtvaardigen konden worden gevonden (Gen. 18 en 19). Geen prettige boodschap dus. Bovendien moest Jona deze boodschap brengen in de hoofdstad van een aartsvijand van Israël, Assyrië. De stad Ninevé is gesticht door Nimrod. Hij wordt genoemd in Gen. 10:8-12 en 1Kron. 1:10. Hij was de eerste machthebber op aarde, die vanuit Babel naar Assyrië trok en daar Ninevé bouwde. Hij was een veroveraar, een heel ander mens dan bijvoorbeeld de zachtmoedige Abel, een herder, een man in wie God behagen had. Over deze Nimrod wil ik nog enkele opmerkingen maken, zodat we beter kunnen begrijpen wat nu precies de zonde van Ninevé was. Niet alleen was Nimrod een geweldenaar, hij was ook een jager, vanger van mensen door zijn woorden. De Joodse historicus Flavius Josephus ziet in Nimrod degene die de mensen aanvoerde om God te verachten. Hij zou de aanstichter zijn van de torenbouw van Babel, de grote opstand tegen God (Gen. 11), met als doel: niet God op de troon, maar de mens. Ook toen greep God in. Maar er is meer. De talmoed laat Nimrod ook zien als de weerspannige, iemand die via redeneringen mensen tot opstand tegen God leidt. Nimrod was net als Esau een jager (Gen. 25:27). Esau is Edom, dat in de Joodse traditie gelijk wordt met Rome, de grote vijand van Israël in de eindtijd. En als we het over Babel hebben, komen we uit bij Op. 17 en 18, waarin gesproken wordt over het oordeel en de val van Babylon. Ook daarin zien we Rome. Vanwege de enorme zonden van deze grote stad gaat God oordelen: Wee! Wee grote stad! Je droeg linnen, purperen en scharlakenrode kleren en gouden sieraden, edelstenen en parels. Maar in één uur tijd is heel je grote rijkdom vernietigd. (Op. 18:16). De kern van de zonde van Ninevé is duidelijk: de opstand tegen God. En Jona moet gaan vertellen wat Gods straf is. God kan de zonde niet langer aanzien. Toch geeft hij de inwoners van Ninevé (naar schatting zon 120.000 mensen) nog tijd om zich te bekeren. Hoewel Jona zich gereed maakt om naar Ninevé te gaan, vluchtte hij naar Tarsis, weg van de Heer (1:3). Hij gaat precies de andere kant op dan naar waar God hem hebben wil. Tarsis lag in het huidige Tunesië. Het bijzondere is dan, dat God op dat moment niet voor een andere profeet kiest, maar Jona achtervolgt. Hij laat Jona niet los. Daarover willen we het ondermeer hebben in het tweede artikel van mijn serie over het boek Jona.
Jacco Stijkel