Jezus zelf komt terug

Jan Harmen Klein Haneveld • 89 - 2013 • Uitgave: 25
Verwachten we de ‘opname’ of de Persoon die ons zal opnemen?

Misschien kent u het prachtige schilderij van Rembrandt, ‘de terugkeer van de verloren zoon’. Hij schilderde het in 1668. Het is onder meer afgebeeld in de Statenbijbel. Het laat zien hoe de vader zijn teruggekeerde zoon omhelst. Enkele omstanders staan zwijgend toe te kijken. Zij zijn diep onder de indruk van de genade en de liefde van de vader en de overgave van de teruggekeerde zoon. Die verloren zoon ontdekte de alles vergevende liefde van zijn vader toen hij thuiskwam.

Wij ontdekken die liefde bij onze bekering en wanneer we – als gelovigen – van een dwaalweg terugkeren. Maar net als die verloren zoon zullen ook wij eens in het huis van de Vader komen. Daarover sprak de Here Jezus met Zijn discipelen in Johannes 14:1-3 ‘Laat uw hart niet ontroerd worden. U gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.’
Jezus Zelf komt ons halen om voor altijd bij Hem te zijn. Hij zegt hier: ‘En als Ik ben heengegaan… kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.’ In één adem sprak Hij over Zijn heengaan en over Zijn wederkomst. Jezus is heengegaan. Hij is opgevaren naar de hemel, om voor ons in Zijn Vaderhuis plaats te bereiden. En toen Hij was heengegaan, spraken engelen tot Zijn discipelen: ‘Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen’ (Handelingen 1:11). Even zeker als Hij is heengegaan, even zeker zal Hij weerkomen, om ons tot Zich te nemen, opdat ook wij mogen zijn, waar Hij is.

Die zekerheid hebben we in de eerste plaats omdat:
• Jezus zelf over Zijn wederkomst sprak (Johannes 14);
• bij Zijn heengaan engelen over Zijn wederkomst spraken tot Zijn discipelen (Handelingen 1);
• ook de apostelen over Zijn wederkomst schreven (o.a.: 1 Korintiërs 15; 1 Tessalonicenzen 4).
Als wij de terugkomst van de Here Jezus verwachten, dan bevinden wij ons dus in goed gezelschap en doen wij dat op goede gronden.

Er is nog een basis voor die zekerheid. Alle profetieën, die spreken over Zijn eerste komst, Zijn leven en sterven op aarde, zijn tot in de kleinste details vervuld.
• Jezus werd letterlijk geboren uit een maagd (Jesaja 7:14).
• Hij werd geboren in een letterlijke stad: Bethlehem (Micha 5:1).
• Hij reed letterlijk op een ezel Jeruzalem binnen, zoals de profeet Zacharia voorzegd had (Zacharia 9:9).
De voorzeggingen:
• dat Hij gestriemd zou worden, opdat wij genezing zouden ontvangen (Jesaja 53:5);
• dat Hij om onze overtredingen verwond zou worden (Jesaja 53:5);
• dat Hij zou hangen aan een hout (Deuteronomium 21:22);
• dat Zijn handen en voeten doorboord zouden worden (Psalm 22:17);
• dat Zijn lichaam in het graf geen verderf zou zien, maar opgewekt zou worden uit de doden (Psalm 16:10);
en vele andere profetieën, werden letterlijk vervuld. Ook daarom lijdt het geen enkele twijfel, dat de profetieën over Christus’ wederkomst even letterlijk in vervulling zullen gaan.

Altijd bij Hem zijn
De apostel Paulus schrijft in 1 Tessalonicenzen 4:16 ‘…want de Here Zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan.’
De Here Zelf zal dus neerdalen van de hemel en op datzelfde ogenblik zullen de doden in Christus uit hun graven opstaan. De belofte van de Here Jezus dat Hij weerkomt om ons op te nemen, wordt dus niet vervuld bij onze dood – zoals sommigen menen. Ook is die belofte niet vervuld bij de komst van de Heilige Geest op die eerste Pinksterdag. Nee, Jezus zelf zal neerdalen en wij zullen Hem zien en voor altijd bij Hem zijn.
Probeert u zich eens in te denken hoe geweldig het zal zijn om Jezus te zien met uw eigen ogen. Zal uw hart niet opspringen van blijdschap?
• Zijn vriendelijk gezicht te mogen zien met uw eigen ogen;
• Zijn stem in uw eigen oren te horen;
• De littekens in Zijn handen en Zijn voeten te zien.
Een bekend lied in de bundel van Johannes de Heer zegt het zo:
’k Zal eens mijn Heiland in heerlijkheid zien,
Schitterend in schoonheid en pracht!


Deze zelfde Jezus
De Here Jezus voer op naar de hemel in een concreet, fysiek, menselijk, maar verheerlijkt lichaam. Toen Hij was opgestaan uit de doden, zei Hij tot Zijn discipelen: ‘‘Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het Zelf ben; betast Mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.’ En toen Hij dit zei, toonde Hij hun zijn handen en voeten. Toen zij het nu van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zei Hij tot hen: ‘Hebt u hier iets te eten?’ Zij nu gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat. En Hij nam het en at het voor hun ogen’ (Lucas 24:37-43). En een week later mocht Thomas zijn vingers in de littekens van de spijkers in Zijn handen leggen (Johannes 20:27).
Deze Heiland, met een lichaam dat at en dronk, met een lichaam van vlees en beenderen, met een lichaam, dat door de apostelen betast werd, ‘Deze Jezus die van u is opgenomen naar de hemel, zal zo komen, op dezelfde wijze als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.’ Deze zelfde Jezus,
• die eens wandelde aan de oevers van het meer van Galilea,
• die doven deed horen,
• die blinden de ogen opende,
• die kreupelen liet springen als een hinde;
dezelfde Jezus,
• die met innerlijke ontferming bewogen was over de schare,
• die huilde met de bedroefden,
• die de zondaars vergaf,
• die de treurenden troostte,
deze Jezus,
• die Zich door ruwe soldatenhanden liet spijkeren aan het kruishout,
• die – het ergste van alles –- door Zijn God verlaten werd, omdat onze zonden op Hem waren;
Deze Jezus zal terugkomen en onze eigen ogen zullen Hem zien, zoals Hij is. En voor altijd zullen wij met Hem zijn in Zijn Vaderhuis. Laten we elkaar vertroosten en bemoedigen met deze woorden!

Jan Harmen Klein Haneveld

Jan Harmen Klein Haneveld (1949) is getrouwd met Suzan en heeft vier kinderen. Als jurist is hij werkzaam geweest bij de Verzekeringskamer en de Nederlandse Bank. Regelmatig spreekt hij in diensten van de Vergadering van gelovigen en sinds oktober 2013 is hij ook als spreker verbonden aan Het Zoeklicht.