Jezus kent de honger van Aleppo en 1944
Waarachtig God en waarachtig mens
De Heere Jezus heeft honger geleden. Hij heeft veertig dagen en nachten gevast. Hij heeft in stilte een vrijwillige strijd uitgevochten tegen honger en uitputting. En op drie punten probeert de duivel Hem onderuit te halen. De duivel verzoekt Jezus op het punt van de begeerte naar eten, de begeerte naar aanzien en de begeerte naar macht.
Nogmaals: de Heere Jezus heeft honger geleden. Wij, weldoorvoede Nederlanders, weten maar nauwelijks wat dat is, honger hebben. Ik moet zeggen: mijn generatie en daaronder weet dat niet. Voor mensen van zeventig jaar en ouder zijn de herinneringen aan de verschrikkelijke hongerwinter van 1944 onuitwisbaar. Die raken ze nooit weer kwijt. Er zijn er die het niet over hun hart kunnen verkrijgen voedsel weg te gooien. In hun koelkasten staat het vol van Tupperwarebakjes met kliekjes.
Alleen maar honger
Honger is een bezoeking. In het boek ‘Nacht und Nebel’ heeft Floris Bakels zijn gruwelijke ervaringen in een Duits concentratiekamp van zich af trachten te schrijven. Hij beschrijft in dit boek zijn lotgenoten, die aan niets anders meer kunnen denken dan aan eten. Ze geven elkaar allerlei overheerlijke recepten door en krijgen hallucinaties van rijk gedekte tafels met geurend eten. Elke interesse in andere dingen van het leven was verdwenen. Er was alleen maar de honger. Geen cultuur, geen geloof, alleen honger.
De Heere Jezus heeft honger geleden en staat naast de velen die dit als een aller ellendigst lot hebben gekend. Hij zit naast de uitgeteerde lichamen van de concentratiekampgevangenen. Hij staat achter de mensen in hongergebieden met hun uitgemergeld lichaam. Hij kent van binnenuit de nood en de strijd om de meest elementaire levensbehoefte van de mens: de vraag om voedsel voor het lichaam.
Die nood zal ook Hem meer en meer op Zichzelf hebben teruggeworpen. Hij kende ook de neiging aan niets anders meer te denken. ‘Hoe kan ik in dit barre oord overleven?’ Bij deze bezoeking komt in Matteüs 4:1-11 ook nog eens de verzoeking. Jezus komt oog in oog te staan met de duivel, die Hem vraagt van stenen brood te maken. ‘Indien gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden.’
Hij is voluit mens
Er ligt voor ons iets raadselachtigs in, dat Jezus verzocht zou kunnen worden. Is dat wel zo, denken we dan? Hij, die God zélf is in het menselijke vlees, de Zoon van God, kán toch niet verzocht worden, kán toch niet zondigen? Alle pogingen van de duivel om Hem van God af te trekken, waren toch bij voorbaat al tot mislukken gedoemd? Hij had immers de beschikking over bovenmenselijke krachten, die Hij te hulp zou kunnen roepen om zelfs de honger niet te voelen? Hij was toch toegerust – zeggen we – met een goddelijk inzicht in mensen en situaties? Hij kon toch zelfs de listigste misleidingen van de duivel onmiddellijk doorgronden?
Ik geloof zeker, dat Hij als Zoon van God niet in de verzoeking kon bezwijken. Maar Jezus was ook een mens. Voluit mens! Hier raken we een van de mysteries van de Bijbel: hoe Jezus tegelijk God en mens is. Als mens is Hij de zoon van God en als Zoon van God is Hij mens. Toch was Hij mens met momenten van zwakte, teleurstelling en opstandigheid. De Heere Jezus was mens met de zweep in Zijn hand op het tempelplein en de tranen in z’n ogen bij het graf van Lazarus, Zijn vriend. Hij was werkelijk mens als wij. Hij was net zo mens als Adam in het paradijs. Adam, die kon kiezen tussen het goede en het kwade. Voor de boom van het leven en de boom van kennis tussen goed en kwaad. Adam, die kon kiezen tussen God en de satan.
We mogen niet denken dat het voor Hem maar kinderspel was, of niet echt zou zijn. Het was geen theater met de woestijn als decor…! De schrijver van de Hebreeënbrief zal later zeggen: ‘Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden…’
Hij deelt in het lijden
Wij mogen er zeker van zijn, dat Hij de verzoeking van de honger aan den lijve heeft gekend. Ja, en toch blijft het voor ons moeilijk om de Heere Jezus hier in Zijn echte menselijkheid te zien. Want, zeggen we, Hij hoefde toch geen honger te lijden? Hoe kan de honger dan een verzoeking zijn geworden? Wij kunnen ons voorstellen dat honger mensen tot wanhoop drijft of tot oneerlijke middelen om eraan te ontkomen… Maar de Heere kon Zijn honger stillen op een heel eerlijke en voor de hand liggende manier. Hij hoefde maar een vinger uit te steken naar een steen en deze zou brood worden. Nee, vertel ons niet dat Jezus net als de mensen van Aleppo honger heeft geleden! Iemand die zo’n uitweg heeft, die kent de werkelijke verschrikking en zorg van de honger nog niet!
Maar met deze tegenwerpingen en overwegingen komen we juist tot de kern van de zaak. De Heere Jezus hád een uitweg die wij niet hebben. Maar het was een uitweg waarvan Hij géén gebruik mocht maken. Dat Hij deze uitweg had, was juist de verzoeking. Hij was wel de Zoon van God, maar Hij was mens geworden, één geworden met de zondaren. Hun nood is Zijn nood. Hij deelt in het lijden van de wereld, is solidair in de vloek over de schepping. Eén woord, één handgebaar was genoeg om aan Zijn honger een einde te maken. Hij weet dat God Hem in de wereld gezonden heeft met een opdracht, met een bedoeling. Zijn komst in de wereld heeft als doel het naderbij brengen van het Koninkrijk. Zijn komen is een komen ‘om te’…! Om te behouden. Om te vergeven. Om de hele schepping weer naar God terug te voeren, verzoend en wel.
Reddingsoperatie aarde
Zijn macht en Zijn gaven zijn ondergeschikt, deze mag Hij niet ten eigen bate aanwenden, ze zijn Hem niet gegeven om Zichzelf als Zoon van God te bewijzen, maar om wat verloren is voor God terug te winnen. En niets mag Hem van deze weg afbrengen.
Eén gebaar naar een steen en Jezus staat niet meer naast ons, is geen echt mens meer, maar alleen God. Dan is het gedaan met Gods ‘reddingsoperatie aarde’. Dan is het afgelopen met die bijzondere roeping van Jezus. Dan is het uit met de vleeswording van het Woord. Maar dan is ook de verlossing van de wereld een onbereikbaar doel geworden. Want als de Heere Jezus niet meer als mens naast ons kan staan, kan Hij ook niet meer in onze plaats gaan staan. Dan kan Hij niet in onze plaats lijden en streven en zo de zonde op Zich nemen, opdat wij vrijuit zouden gaan. Dan is er geen plaatsbekleding en daarom geen verzoening…
Als er maar één steen brood zou zijn geworden, was Jezus gered, maar de wereld bleef ‘ongered’. Ziet u wat er hier op het spel heeft gestaan? Dat de verzoening werkelijk aan een zijden draadje heeft gehangen? Het is de duivel er echt alles aan gelegen om de Heere Jezus zover te krijgen dat Hij van Zijn goddelijke mogelijkheden gebruik maakt. ‘Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.’ Wat een listig spel speelt de duivel hier! Jezus mag geen mens worden. Dat zou voor de satan te gevaarlijk zijn, want dan loopt het uit op verzoening. Daarom zet de duivel alles op alles om God weer uit het vlees te verdrijven. De Heere Jezus moet weer naar de hemel terugkeren en het goddelijke verlossingsplan moet onuitgevoerd blijven.
Hij wil gehoorzaam zijn
Begrijpt u nu waar het in deze verzoekingen om gaat? Begrijpt u nu waarom de hemel op dat moment de adem heeft ingehouden? Dit was letterlijk een cruciaal (crux= kruis) moment in het leven van Jezus. Het verlossingsplan van God was hiermee in een uiterst kritieke fase terechtgekomen. Het was erop of eronder! Kijk nu naar welk antwoord de Heere Jezus geeft. Hij zegt: ‘Er staat geschreven: niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.’ Hoor je het goed, satan?: ‘niet alleen van brood zal de mens leven…’ de méns! Zeker, Ik ben Gods Zoon, maar in deze menselijke verzoeking wil Ik mens zijn en niets meer.
De Heere Jezus weigert dus de uitweg die er voor Hem was. Hij snijdt zelf die goddelijke mogelijkheid af. Hij staat er voor als ieder mens in die omstandigheden. Hij wil gehoorzaam zijn in Zijn roeping om mens te zijn. Hij wil volkomen onze verzoekingen ondergaan. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt: ‘Wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen…’ (4:15). Waarachtig God en waarachtig mens!
Yme Horjus
De Heere Jezus heeft honger geleden. Hij heeft veertig dagen en nachten gevast. Hij heeft in stilte een vrijwillige strijd uitgevochten tegen honger en uitputting. En op drie punten probeert de duivel Hem onderuit te halen. De duivel verzoekt Jezus op het punt van de begeerte naar eten, de begeerte naar aanzien en de begeerte naar macht.
Nogmaals: de Heere Jezus heeft honger geleden. Wij, weldoorvoede Nederlanders, weten maar nauwelijks wat dat is, honger hebben. Ik moet zeggen: mijn generatie en daaronder weet dat niet. Voor mensen van zeventig jaar en ouder zijn de herinneringen aan de verschrikkelijke hongerwinter van 1944 onuitwisbaar. Die raken ze nooit weer kwijt. Er zijn er die het niet over hun hart kunnen verkrijgen voedsel weg te gooien. In hun koelkasten staat het vol van Tupperwarebakjes met kliekjes.
Alleen maar honger
Honger is een bezoeking. In het boek ‘Nacht und Nebel’ heeft Floris Bakels zijn gruwelijke ervaringen in een Duits concentratiekamp van zich af trachten te schrijven. Hij beschrijft in dit boek zijn lotgenoten, die aan niets anders meer kunnen denken dan aan eten. Ze geven elkaar allerlei overheerlijke recepten door en krijgen hallucinaties van rijk gedekte tafels met geurend eten. Elke interesse in andere dingen van het leven was verdwenen. Er was alleen maar de honger. Geen cultuur, geen geloof, alleen honger.
De Heere Jezus heeft honger geleden en staat naast de velen die dit als een aller ellendigst lot hebben gekend. Hij zit naast de uitgeteerde lichamen van de concentratiekampgevangenen. Hij staat achter de mensen in hongergebieden met hun uitgemergeld lichaam. Hij kent van binnenuit de nood en de strijd om de meest elementaire levensbehoefte van de mens: de vraag om voedsel voor het lichaam.
Die nood zal ook Hem meer en meer op Zichzelf hebben teruggeworpen. Hij kende ook de neiging aan niets anders meer te denken. ‘Hoe kan ik in dit barre oord overleven?’ Bij deze bezoeking komt in Matteüs 4:1-11 ook nog eens de verzoeking. Jezus komt oog in oog te staan met de duivel, die Hem vraagt van stenen brood te maken. ‘Indien gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden.’
Hij is voluit mens
Er ligt voor ons iets raadselachtigs in, dat Jezus verzocht zou kunnen worden. Is dat wel zo, denken we dan? Hij, die God zélf is in het menselijke vlees, de Zoon van God, kán toch niet verzocht worden, kán toch niet zondigen? Alle pogingen van de duivel om Hem van God af te trekken, waren toch bij voorbaat al tot mislukken gedoemd? Hij had immers de beschikking over bovenmenselijke krachten, die Hij te hulp zou kunnen roepen om zelfs de honger niet te voelen? Hij was toch toegerust – zeggen we – met een goddelijk inzicht in mensen en situaties? Hij kon toch zelfs de listigste misleidingen van de duivel onmiddellijk doorgronden?
Ik geloof zeker, dat Hij als Zoon van God niet in de verzoeking kon bezwijken. Maar Jezus was ook een mens. Voluit mens! Hier raken we een van de mysteries van de Bijbel: hoe Jezus tegelijk God en mens is. Als mens is Hij de zoon van God en als Zoon van God is Hij mens. Toch was Hij mens met momenten van zwakte, teleurstelling en opstandigheid. De Heere Jezus was mens met de zweep in Zijn hand op het tempelplein en de tranen in z’n ogen bij het graf van Lazarus, Zijn vriend. Hij was werkelijk mens als wij. Hij was net zo mens als Adam in het paradijs. Adam, die kon kiezen tussen het goede en het kwade. Voor de boom van het leven en de boom van kennis tussen goed en kwaad. Adam, die kon kiezen tussen God en de satan.
We mogen niet denken dat het voor Hem maar kinderspel was, of niet echt zou zijn. Het was geen theater met de woestijn als decor…! De schrijver van de Hebreeënbrief zal later zeggen: ‘Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden…’
Hij deelt in het lijden
Wij mogen er zeker van zijn, dat Hij de verzoeking van de honger aan den lijve heeft gekend. Ja, en toch blijft het voor ons moeilijk om de Heere Jezus hier in Zijn echte menselijkheid te zien. Want, zeggen we, Hij hoefde toch geen honger te lijden? Hoe kan de honger dan een verzoeking zijn geworden? Wij kunnen ons voorstellen dat honger mensen tot wanhoop drijft of tot oneerlijke middelen om eraan te ontkomen… Maar de Heere kon Zijn honger stillen op een heel eerlijke en voor de hand liggende manier. Hij hoefde maar een vinger uit te steken naar een steen en deze zou brood worden. Nee, vertel ons niet dat Jezus net als de mensen van Aleppo honger heeft geleden! Iemand die zo’n uitweg heeft, die kent de werkelijke verschrikking en zorg van de honger nog niet!
Maar met deze tegenwerpingen en overwegingen komen we juist tot de kern van de zaak. De Heere Jezus hád een uitweg die wij niet hebben. Maar het was een uitweg waarvan Hij géén gebruik mocht maken. Dat Hij deze uitweg had, was juist de verzoeking. Hij was wel de Zoon van God, maar Hij was mens geworden, één geworden met de zondaren. Hun nood is Zijn nood. Hij deelt in het lijden van de wereld, is solidair in de vloek over de schepping. Eén woord, één handgebaar was genoeg om aan Zijn honger een einde te maken. Hij weet dat God Hem in de wereld gezonden heeft met een opdracht, met een bedoeling. Zijn komst in de wereld heeft als doel het naderbij brengen van het Koninkrijk. Zijn komen is een komen ‘om te’…! Om te behouden. Om te vergeven. Om de hele schepping weer naar God terug te voeren, verzoend en wel.
Reddingsoperatie aarde
Zijn macht en Zijn gaven zijn ondergeschikt, deze mag Hij niet ten eigen bate aanwenden, ze zijn Hem niet gegeven om Zichzelf als Zoon van God te bewijzen, maar om wat verloren is voor God terug te winnen. En niets mag Hem van deze weg afbrengen.
Eén gebaar naar een steen en Jezus staat niet meer naast ons, is geen echt mens meer, maar alleen God. Dan is het gedaan met Gods ‘reddingsoperatie aarde’. Dan is het afgelopen met die bijzondere roeping van Jezus. Dan is het uit met de vleeswording van het Woord. Maar dan is ook de verlossing van de wereld een onbereikbaar doel geworden. Want als de Heere Jezus niet meer als mens naast ons kan staan, kan Hij ook niet meer in onze plaats gaan staan. Dan kan Hij niet in onze plaats lijden en streven en zo de zonde op Zich nemen, opdat wij vrijuit zouden gaan. Dan is er geen plaatsbekleding en daarom geen verzoening…
Als er maar één steen brood zou zijn geworden, was Jezus gered, maar de wereld bleef ‘ongered’. Ziet u wat er hier op het spel heeft gestaan? Dat de verzoening werkelijk aan een zijden draadje heeft gehangen? Het is de duivel er echt alles aan gelegen om de Heere Jezus zover te krijgen dat Hij van Zijn goddelijke mogelijkheden gebruik maakt. ‘Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.’ Wat een listig spel speelt de duivel hier! Jezus mag geen mens worden. Dat zou voor de satan te gevaarlijk zijn, want dan loopt het uit op verzoening. Daarom zet de duivel alles op alles om God weer uit het vlees te verdrijven. De Heere Jezus moet weer naar de hemel terugkeren en het goddelijke verlossingsplan moet onuitgevoerd blijven.
Hij wil gehoorzaam zijn
Begrijpt u nu waar het in deze verzoekingen om gaat? Begrijpt u nu waarom de hemel op dat moment de adem heeft ingehouden? Dit was letterlijk een cruciaal (crux= kruis) moment in het leven van Jezus. Het verlossingsplan van God was hiermee in een uiterst kritieke fase terechtgekomen. Het was erop of eronder! Kijk nu naar welk antwoord de Heere Jezus geeft. Hij zegt: ‘Er staat geschreven: niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.’ Hoor je het goed, satan?: ‘niet alleen van brood zal de mens leven…’ de méns! Zeker, Ik ben Gods Zoon, maar in deze menselijke verzoeking wil Ik mens zijn en niets meer.
De Heere Jezus weigert dus de uitweg die er voor Hem was. Hij snijdt zelf die goddelijke mogelijkheid af. Hij staat er voor als ieder mens in die omstandigheden. Hij wil gehoorzaam zijn in Zijn roeping om mens te zijn. Hij wil volkomen onze verzoekingen ondergaan. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt: ‘Wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen…’ (4:15). Waarachtig God en waarachtig mens!
Yme Horjus