Jezus... de verraden Zoon van God

ds. Yme Horjus • 89 - 2013 • Uitgave: 7
Mijn vrouw en ik waren een jaar geleden in het klooster Convento di Santa Maria delle Grazie in Milaan. Daar is het prachtige fresco te zien van het Heilig Avondmaal (Cenacolo) van Leonardo da Vinci. In borduurwerk is dat later vaak nagebootst en bij christenen in huiskamers te vinden. De vrouwelijk gids die ons uitleg gaf, vertelde dat het tafereel het moment vastlegt dat Jezus had verklaard dat één van de discipelen Hem verraden zou. Verschrikt ontstaat in vier groepjes van drie discipelen de discussie over de vraag: ‘Ik ben het toch niet…?’

In de lijdensgeschiedenis van Matteüs 26:17-25 is het uiteindelijk Judas zelf die aan Jezus de vraag stelt: “Ik ben het toch niet, Rabbi?” Uit een ander evangelie weten wij dat de duivel Judas al in het hart had gegeven om Jezus te verraden. Zo speelt Judas hier de onschuld zelf. Terwijl Jezus zegt dat iemand van de discipelen die ‘met Hem de hand in de schotel heeft gedoopt’, Hem zal uitleveren, doet Judas niets anders dan net zo verwonderd te zijn als de andere discipelen.

Slachtoffer van de omstandigheden
Steeds weer opnieuw heeft de persoon van Judas de mensen beziggehouden. Vaak werd hij in de gedachten van mensen een tragische figuur. Iemand die door het blinde noodlot was aangewezen. Zo bestaat er een roman, waarin wordt geprobeerd een wat mildere visie te krijgen op Judas. Hij wordt in dat boek voorgesteld als een teleurgesteld minnaar en een mislukte diplomaat. Ja, een teleurgesteld minnaar, omdat de Judas in dit boek Jezus zag als zijn rivaal met betrekking tot Maria. Judas aanbad haar en kon het maar moeilijk verkroppen, dat zij alleen aandacht voor Jezus had. Vandaar zijn felle reactie, toen zij de fles met kostbare nardus over Hem uitgoot. Judas als teleurgesteld minnaar…
Volgens dit boek zou Judas Jezus niet hebben willen verraden, want ondanks alles had hij Hem lief. Hij had alleen maar willen bemiddelen tussen Jezus en het Sanhedrin. Wanneer Jezus en het Sanhedrin vrede sloten, konden er goede dagen aanbreken voor Israël als natie. Maar – het is Judas uit de hand gelopen. Judas, de mislukte diplomaat. Hij kon het niet helpen, dat alles anders was gelopen. Judas, het slachtoffer van de omstandigheden…

Judas’ keuze
Zo zijn er verschillende pogingen gedaan om Judas in een ander licht te plaatsen. Alle reconstructies doen wat gekunsteld aan. Al zal er hier en daar een element van waarheid inzitten, bevredigen doen ze ons niet. Want we moeten dan de Bijbelse gegevens geweld aan doen. Judas is niet alleen maar een willoos slachtoffer, de dupe van zijn lot, of een pion op het schaakbord van Gods ondoorgrondelijkheid. Zulke gedachten komen wel in een mens op.
Toch tekent Jezus Judas niet als een tragisch figuur. Jezus vroeg hem in de hof van Getsemané: “Judas, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus…?” Jezus noemde hem bij zijn naam! Jezus heeft Judas zijn persoonlijkheid niet ontnomen en hem niet voor ontoerekeningsvatbaar verklaard. Judas had geen verrader mogen worden. Hij had het ook niet hóeven worden.

Onder de indruk
Maar hoe heeft dit toch in vredesnaam zover kunnen komen? Nee, er bestaat geen psychologisch rapport over Judas. Toch kunnen we het spoor terug volgen aan de hand van de spaarzame gegevens in de Bijbel. Judas was één van de twaalf vertrouwelingen die Jezus had uitgekozen uit de kring van volgelingen. Jezus had hem geroepen een discipel te worden. En het moet gezegd worden, dat Judas geboeid was geraakt door deze man.
Hij hoorde uit Zijn mond geweldige woorden over het Koninkrijk Gods dat nabij gekomen was. Mensen kwamen onder de indruk van Zijn verschijning en voelden aan, dat de dingen die Hij zei, diepgang hadden. Hij sprak niet als de Schriftgeleerden, maar als gezaghebbend. Hij maakte iets los bij de mensen, riep iets in hen wakker van een verlangen naar de nieuwe tijd van God, het aangename jaar des Heren, de dag van de grote Bevrijding, waarover de profeet Jesaja zo bezielend heeft geprofeteerd. Het dééd je gewoon wat!

Idealen
En dán de wonderen en tekenen die door Hem gebeurden. Je zag dat die nieuwe tijd in Zijn persoon al gekomen was.
Net als de andere discipelen had Judas zich laten uitzenden, ook hij predikte de komst van het Koninkrijk en kwam ook opgewonden en opgetogen thuis met de uitroep: “Het is wonderlijk, zelfs de duivelen waren ons onderworpen.” Judas was laaiend enthousiast. Hier gebeurde wat! Dat zou je zien! De voortekenen bedrogen niet. En nergens lezen we van enige reserve, enige bedenking. Hij behoort zelfs tot de intieme kring rond Jezus. Hij beheerde de kas, een eervolle taak.
Judas, hij is erbij wanneer de nieuwe tijd aanbreekt. Hij zal zich met z’n volle gewicht in de strijd werpen, wanneer Jezus het grote signaal zal geven, het sein waarop Israël de strijd aanbindt met de vijanden van God. Judas zag het al voor zich: Jezus als koning over het vrije volk van Abraham. Dat was zijn ideaal, dat waren zijn verwachtingen. Weg met die gehate heidenen! Judas moet geobsedeerd zijn geweest door zijn idealen en verwachtingen, zodat het aan hem voorbijgegaan is, dat Jezus alleen maar een leger op de been wilde brengen van mensen die hongerden en dorsten naar de gerechtigheid, die de bevrijdende woorden van het evangelie wilden ontvangen in een verlost leven, die God wilden dienen in liefde en gehoorzaamheid, een volk dat Gods eigendom zou zijn, een heilige natie, een koninkrijk van priesters… Judas heeft met lede ogen en met steeds meer twijfel in z’n hart Jezus geen wapens zien uitdelen, maar bróód…

Volledig vergist
Eén keer dacht hij, dat zijn droom in vervulling zou gaan. De mensen hadden geroepen dat Jezus koning zou worden, maar tot verbijstering van Judas had Jezus dit afgeslagen. Langzaamaan was in hem een proces op gang gekomen van verwijdering en vervreemding. Steeds meer groeide in hem de overtuiging, dat Jezus niet zíjn man was. Jezus was niet de grote Bevrijder waarvoor Judas hem hield. Hij had zich volledig vergist in Jezus Christus. Hij wist zich geen raad meer met deze man, die óók al sprak over lijden en sterven, over een zelfgekozen dood, waar Judas met zijn bevrijdingsstrategie geen kant mee op kon.
Het verraad van Judas komt niet uit de lucht vallen, dáár ergens is het begonnen… Jezus’ woorden hadden geen vat meer op hem. Hij ergerde zich er op ’t laatst alleen maar aan. Hij dreef steeds verder bij Jezus vandaan en kwam terecht in de invloedssfeer van de Boze, die zich met een satanisch genoegen in de handen wreef. En zo speelt niet alleen een Kajafas, een Herodes en een Pilatus een rol in het grote drama van Jeruzalem. Ook Judas speelt daarin een rol. Vreemd, maar zo moest het gebeuren. Dat stond in het Oudtestamentische script: ‘opdat de Herder geslagen zou worden en de schapen verstrooid.’

Realiteit van het leven
Maar dan lééfde Judas toch onder een kwaad gesternte? Dan kon hij het toch niet helpen? Hij stond onder de dwang van het noodlot! Zo redeneren mensen die het voor Judas opnemen. Ik denk, dat wij bij deze redenering vandaan moeten. Als we alles op een rij zetten en we letten op alle spelers in het drama, dan valt één ding geweldig op. Alle mensen bij het kruis van Jezus vallen tegen. Petrus verloochent Jezus, Judas verraadt hem. De vriendenkring van Jezus laat Hem vallen, ze vluchten her en der. Zo moest het wel gaan. Omdat God het zo had gewild?
Ja, maar vooral, omdat het de realiteit van het leven is, want zo gaat het in de wereld en zo gaat het onder de mensen, dat ook de eigen discipelen van Jezus tenslotte niet betrouwbaar zijn. Dat is niet alleen maar de wil van God, maar ook de realiteit van het leven. Dan zijn er mensen als Petrus en Judas.
Als het er werkelijk op aankomt in de grote worsteling tussen God en de duivel, als het evangelie van het Koninkrijk moet doorbreken en mensen moeten standhouden, dan kan het niet anders dan dat er tenslotte maar Eén is, die zonder te aarzelen en zonder te bezwijken verdergaat. Jezus blijft alléén over, want ze laten allemaal verstek gaan, de bekeerden en onbekeerden, de gelovigen en ongelovigen… Dat is dan ook het hart van het drama: Jezus, die alléén verder moet. De Ene is waardoor de wereld behouden wordt, de Ene die Gods wil heeft volbracht. ‘Het Lam’, zegt de Bijbel, ‘dat de zonde der wereld heeft weggedragen’.

Berouw
Toch had het met Judas nog goed kunnen komen. In het evangelie lezen we: ‘toen kreeg Judas berouw…’ Dan is er toch weer een weg terug? Dan is er toch weer een nieuw begin mogelijk? Als er berouw is…? Op het berouw volgen ook aansprekende daden. Judas keert terug naar de overpriesters en de oudsten en bekent zijn schuld: ‘Ik heb een zonde begaan, door een onschuldige uit te leveren. Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden!’ En hij smijt de dertig zilverlingen, die hij voor zijn verraad gekregen had, in de tempel over de grond.
Je zou toch zeggen, dat er tussen hem en Petrus geen verschil is. Petrus kreeg ook eindeloze spijt over zijn verloochening van Jezus. Toen de haan driemaal kraaide sneed dat als een mes door zijn ziel. ‘Hij weende bitter’ staat er in het evangelie.
Toch is er een levensgroot verschil tussen Petrus en Judas. Judas heeft berouw over zijn zonde, maar vlucht daarmee niet naar God. En dat heeft Petrus wel gedaan. Petrus is bij de discipelkring gebleven en op de dag van Jezus’ opstanding is hij ’s morgens naar het graf gegaan. En aan het meer van Tiberias heeft de opgestane Here met Petrus dat indringende gesprek: ‘Simon, zoon van Johannes, hebt gij mij waarlijk lief?’
Wat is het toch afgrijselijk, dat Judas deze weg niet heeft gevonden. Die weg was er voor Judas immers óók geweest! Wat klinkt er een geweldige wanhoop door in die woorden: ‘daarop ging hij heen en verhing zich’. Het probleem van Judas is, dat hij wel berouw heeft en het gemene, het immorele van zijn daad voelt, maar daarmee niet naar God vlucht. Voor Petrus was er een deur naar God. Zou die er ook niet geweest zijn voor Judas?

Ds. Yme Horjus