Jezus... de verheerlijkte Zoon van God

evg. Aart Haverkamp • 89 - 2013 • Uitgave: 7
In Johannes 17 beëindigt de Heiland Zijn onderwijs aan Zijn discipelen, voordat de weg van Zijn verzoenend lijden en sterven aan het Kruis op Golgotha gaat beginnen. Op ontroerende wijze spreekt Hij het langste gebed uit dat wij in de Bijbel van Hem kennen. Indrukwekkend dat we hier mee mogen luisteren naar een gesprek dat Jezus houdt met Zijn Vader. We staan daarbij als het ware op heilige grond.
Alleen al de manier waarop de Heiland Zijn Vader aanspreekt, houdt voor ons gelovigen al waardevolle lessen in: Vader, Heilige Vader en rechtvaardige Vader. Hoe prachtig wordt in deze gebruikte woorden niet de liefde van God zichtbaar voor de zondaar, van wie Hij niet wil dat er ook maar één van hen verloren zal gaan.


Wanneer we dit gebed eens aandachtig beschouwen dan zien we dat Jezus begint te stellen dat de ure is gekomen. Deze uitdrukking komen we in het Johannes-evangelie meerdere malen tegen. Nu duidt het op de tijd van Zijn lijden, sterven, opstanding, hemelvaart en troonsbestijging. Het uur is nu aangebroken dat alle profetieën daarover, die in het Oude Testament staan, nu in vervulling zullen gaan.
Nu komt voor Jezus het beslissende moment. Straks volgt die zware gebedsstrijd in Getsemané, de gevangenneming, enz. Menselijkerwijs zou je kunnen verwachten dat Jezus daarom in Zijn gebed tot Zijn Vader om de nodige kracht en aandacht vraagt. Zou het niet logisch zijn geweest, als Hij zou bidden: ‘Vader, bescherm nu uw Zoon!’, of ‘Geef Mij kracht om het komende lijden te kunnen dragen!’ o.i.d. Jezus zegt echter iets totaal anders, nl.: ‘Verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt.’

Verheerlijking
Alleen al in de eerste vijf verzen van Zijn gebed wordt vijf keer een vervoeging van het woord ‘heerlijk’ gebruikt. Het woord ‘heerlijk’ kan ook vertaald worden met ‘lof’. Twee keer - in vers 1 en 5 - vraagt Jezus aan Zijn Vader of Hij Hem wil verheerlijken. Anders gezegd: of Hij Hem de lofprijs en de hoedanigheid wil geven die Hij had voordat de wereld was. Jezus heeft zelf op aarde de Vader verheerlijkt. Bij alles wat Hij deed, was Hij volkomen gericht op de eer van de Vader. Die woorden uit vers 4 vertolken wat we ook in Lucas 22:42 aantreffen: ‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij, doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede!’
Jezus kijkt in dit gebed eerst terug op Zijn werk dat Hij in de afgelopen drie jaren in opdracht van Zijn Vader hier op aarde heeft gedaan. Daarin heeft Hij God de Vader verheerlijkt. Het voldoen aan Gods opdrachten is dus ook een manier om Gods naam te verheerlijken. Als gelovigen dienen we daar ook altijd bij stil te staan. In Matteüs 5:16 lezen we over die opdracht waarschuwende woorden: ‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en Uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’

Zelfonderzoek
Dit alles overdenkend doet de vraag rijzen: ‘Is dat in mijn leven voor Hem ook werkelijk het geval? Wordt door hetgeen ik in Zijn naam mag doen in de Gemeente God ook werkelijk verheerlijkt? Of ben ik in Zijn dienst alleen maar tot meerdere eer en glorie voor mezelf bezig?’ Alleen wat wij doen uit liefde voor Hem, houdt zijn waarde en blijft eeuwig bestaan. Zou het niet zinvol zijn om in deze dagen, waarin we opnieuw bepaald worden bij wat Jezus voor ons deed, ons leven eens grondig te onderzoeken of dat wel tot eer van God is?

Door te doen wat God de Vader Hem had opgedragen, heeft Jezus er voor gezorgd dat veel mensen God zijn gaan verheerlijken. Door Zijn woorden en Zijn wonderen openbaarde Jezus zich als de van God gezondene. Nu Hij Zijn aardse werk bijna heeft volbracht, kan Hij dan ook met voldoening terugzien op Zijn prediking en de wonderen die Hij deed in opdracht van Zijn hemelse Vader.

Vooruitkijken
Nu kijkt Jezus in Zijn gebed niet alleen terug, maar Hij kijkt ook vooruit. Dat blijkt uit vers 5 waar Hij bidt: ‘En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.’ Hij weet dat Zijn lijden en sterven wat nu gaat komen, uiteindelijk tot verheerlijking zal leiden van Hemzelf en van Zijn hemelse Vader. Na Zijn lijden en sterven aan het kruis zal Hij worden opgewekt door Zijn hemelse Vader. Dat alles heeft Hij Zijn discipelen voorzegd. Vervolgens zal Hij 40 dagen na Zijn opstanding teruggaan naar de hemelse heerlijkheid, die Hij reeds bezat eer de wereld er was.
Ook bij Jezus’ vooruitkijken kan het ons bevreemden dat Hij ook hier niet openlijk spreekt over Zijn lijdensweg die Hij in de komende nacht en dag zal moeten ondergaan. We zouden deze bede van Jezus om verheerlijking heel menselijk kunnen beoordelen. Nu vooral maar even nog niet denken aan het vreselijke lijden dat gaat komen! Nee, liever terugdenken aan wat is geweest en uitzien naar de verheerlijking die daarna volgt. Uitzien naar de overwinning op zonde en dood tot verheerlijking van God de Vader en van Hemzelf. Uitzien naar het heil wat Hij tot stand zal brengen voor allen, die door het geloof in Zijn volbrachte werk zullen bijdragen en deel krijgen aan die verheerlijking.

Bestand tegen het kwaad
Jezus heeft God niet verheerlijkt door Hem te prijzen en dank te zeggen zoals wij dat doen in onze lofprijzingsdiensten, maar Hij deed dat door Zijn werkzame aanwezigheid zichtbaar te maken in alles wat Hij zei en deed. Door het werk te doen dat God hem had opgedragen. God heeft Jezus verheerlijkt door de mensen te doen ervaren hoe Hij aan het werk was overal waar Zijn Zoon weldoende rondging.
Jezus heeft daarom ook met aandrang gebeden voor Zijn leerlingen. Ook voor Zijn volgelingen in de loop der geschiedenis. Alleen voor hen en niet voor de wereld. Dat klinkt zo op het eerste oog onbegrijpelijk hard. Begrijpelijk is het alleen in de taal van de evangelist. In zijn taal betekent ‘de wereld’ allen die niet geloven en vijandig of onverschillig staan tegenover het evangelie. ‘De wereld’ is het domein van het kwaad, van alles wat mensen verdeelt en door leugen tegen elkaar opzet in plaats van elkaar lief te hebben. Daarom bad Jezus dat God hen en ons bestand zou maken tegen het kwaad in een wereld die hen slecht gezind is, maar ook tegen het kwaad in hun eigen binnenste. ‘Heilig hen door de waarheid’, vroeg Hij, opdat zij en wij zich toewijden aan de waarheid en die waarheid in het leven van elke dag waarmaken.

Het is goed dat we God prijzen en Hem in onze samenkomsten verheerlijken. Hem danken voor Zijn grote heerlijkheid, maar dat is niet genoeg. Het voornaamste is dat we Zijn heerlijkheid voor anderen zichtbaar maken. Is dat in uw leven het geval?

Evg. Aart Haverkamp