Jakobus, Paulus en de vervangingsleer

Jan van Barneveld • 88 - 2012 • Uitgave: 3
De strijd om Israël is al zo’n 35 eeuwen aan de gang. Het begon toen Farao, geleid door de geest van de antichrist, probeerde Israël uit te roeien. De strijd tegen de boosaardige wereldmachten is Israëls geschiedenis geworden. Sinds 1948 wordt deze satanische vernietigingsoorlog tegen land en volk van Israël feller en gevaarlijker. Niet alleen gevaarlijk voor Israël, maar voor heel de wereld. Logisch dat wij, die op Bijbelse gronden achter Israël staan, ook niet buiten schot blijven. De eeuwenoude vervangingstheologie, steekt in verwarrend veel varianten de kop op.

Oorlogen, (zelfmoord)terrorisme, boycotacties, leugenpropaganda en haat zaaien, delegitimeren van Israël, antisemitisme en antizionisme, niets is te smerig, te dwaas of te gemeen om Israël te beschadigen. Alles volgens het plan van de antichrist. Bijna heel de wereld doet nu op een of andere manier mee.
Dit jaar dreigen de spanningen rond Israël te exploderen. Juist nu heeft Israël onze gebeden en de onvoorwaardelijke steun van de Gemeente van Christus (de Koning van de Joden!) hard nodig. Onze steun hoort bij de ‘kleine hulp’ die Israël volgens Daniël 11:34 in de eindtijd zal krijgen. Logisch dat wij, die op Bijbelse gronden achter Israël staan, ook niet buiten schot blijven. Onze visie op Gods plan met Israël zou een zondige leer zijn. Anderen noemen het een ‘gevaarlijke dwaalleer’. De eeuwenoude, door Bijbels-profetische gebeurtenissen achterhaalde vervangingstheologie, steekt in verwarrend veel varianten de kop op.

Grote verwarring
Hoe komt het toch dat die vervangingsleer zo hardnekkig is en veel verwarring veroorzaakt? Het is inderdaad tamelijk ingewikkeld om greep te krijgen op deze on-Bijbelse visie die in de loop der eeuwen zoveel leed over het Joodse volk heeft gebracht. Komt het door de Bijbelgedeeltes die als bewijs aangehaald worden? Opvallend is dat het meestal verwijten van de HERE over de ongehoorzaamheid van Zijn volk en oordeelsprofetieën over Israël zijn die men als bewijs aanvoert. Spreekt hun boodschap dat er een ‘geestelijk Israël’ is, dat de plaats in Gods heilshandelen van het ‘natuurlijke (vleselijke) Israël’ heeft overgenomen, wellicht ergens aan? Of de ’slagzin’ dat het ‘oude verbond’ met Israël vervallen is omdat het door het ‘nieuwe verbond’ is vervangen? Of het feit dat nadrukkelijk verkondigd wordt dat Israël de positie als Gods uitverkoren volk verloren heeft omdat Israël de Here Jezus niet erkend heeft als de gekomen en komende Messias? Of omdat Israël het verbond verbroken heeft? Of de visie dat alle heil na de hemelvaart en Pinksteren via Christus over alle volken is uitgespreid? Alleen al deze korte schets van kreten uit de vervangingsleer roept de gedachte bij sommigen van ons op dat “er toch wel wat in zit.” Paulus zou reageren: “Volstrekt niet!”

Het probleem
Een van de grove fouten van de vervangingsleer is dat men eenzijdig oordeelsprofetieën en verwijten van de HERE over Israël aanhaalt en men daarop de theologie baseert. Als je uit een bak met gekleurde ballen alleen de zwarte ballen telt, dan is de conclusie makkelijk (maar onjuist): De bak zit vol zwarte ballen. Als men als uitgangspunt neemt de visie dat het volk Israël door hun ongehoorzaamheid verworpen is, komt het overal wel uit de Bijbel. Wat je erin stopt, komt er ook weer uit.
Wat is er dan fout? Men ziet bewust of onbewust over het hoofd dat er, nadat de HERE een hard oordeel over Israël heeft uitgesproken, er altijd beloften van genade en herstel komen. Een tweede fout heeft Paulus al profetisch gesignaleerd. Hij zegt tegen ons, gelovigen-uit-de-volken: “Wees niet hoogmoedig, maar vrees.” En: “Opdat gij niet eigenwijs zou zijn” (Romeinen 11:20,25). Een Joodse kennis zei eens: “Het Christendom is een vorm van hoogmoed.” Inderdaad, tot op heden waren en zijn we eigenwijs en hoogmoedig tegenover Israël. De vervangingsleer is een extreme uiting van deze eigenwijze hoogmoed. Kort lichten we dit toe met een paar voorbeelden waarbij we zien hoe Gods ‘barmhartigheid roemt tegen het oordeel’ (Jakobus 2:13).
1) Het ‘lo-ammi’ (niet-mijn-volk) van de HERE tegen Israël uit Hosea is een geliefkoosd thema van de vervangingsleer. De belofte van de HERE ‘gij zijt mijn volk’ (2:22) wordt dan op de kerk of stilletjes op zichzelf toegepast. Nog een uit Hosea: Na veel strenge, veroordelende woorden over Ephraïm (hoofdstukken 5 en 6) roept de HERE diep ontroerd: ‘Hoe zou IK u prijsgeven, Ephraïm, u overleveren, Israël?’ (11:8).
2) De volgende bewering: “Het oude verbond heeft afgedaan en daarmee ‘het vleselijke Israël’. Nu is het nieuwe verbond gekomen voor ‘het geestelijke Israël’, de gelovigen in Jezus Christus.” Klinkt prachtig, maar de HERE zegt: “Maar ook zelfs wanneer zij in het land van hun vijanden zijn (dus in ballingschap), versmaad IK hen niet en heb IK geen afkeer van hen (zoals de Christenheid eeuwenlang) zodat IK hen zou vernietigen (waar de wereld nu op uit is) en mijn verbond met hen verbreken (wat de vervangingstheologie leert) want IK ben de HERE hun God. Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met hun voorvaderen (wat wij de HERE nu zien doen) (Leviticus 26:44,45). Bovendien zegt Paulus van de Thora: ‘Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig, rechtvaardig en goed’ (Romeinen 7:12). En: De Here Jezus is niet ‘gekomen om de wet of de profeten te ontbinden… maar om te vervullen’ (Matteüs 5:17).
3) In Jeremia 30 spreekt de HERE over het herstel van Israël. Het gaat in dat hoofdstuk ‘om en om’ over Gods toorn over de ongerechtigheid van Israël, maar die loopt telkens over in ontferming, herstel, redding en genezing. Twee voorbeelden: ‘Dodelijk is uw breuk, ongeneeslijk uw wond’ (30:12). Maar: ‘IK zal u genezing schenken, u van uw wonden genezen’ (30:17). En: ‘Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden’ (30:7).
4) Let op hoe in de vervangingsleer gespeeld wordt met de termen ‘geestelijk Israël’ (een term die we in de Bijbel niet tegenkomen) en ‘natuurlijk, vleselijk Israël’. De laatste uitdrukking betreft in de Bijbel afstammelingen van Abraham, Isaäk en Jakob. In de vervangingsleer wordt deze opgevuld met ‘het zondige, afvallige Israël’. Door deze redeneerhandigheid wordt Israël afgeserveerd en worden aanhangers van de vervangingsleer tot in de hemel verheven.

Conclusie
Zo wordt de Schrift misbruikt. Voor Israël: Oordelen en uit het verbond gezet. Zegeningen en het nieuwe verbond zijn voor christenen. Zonder het te beseffen veroordelen zij met deze houding zichzelf. Want ze geven toe dat de Bijbel veel zegeningen voorzegt geadresseerd aan Israël. Maar men steelt de naam Israël en probeert zo Gods beloften aan zich te trekken. Maar er is inderdaad toorn van God. Tegen Babel zegt God: ‘IK ben tegen mijn volk toornig geweest… en het in uw macht gegeven; gij hebt het geen barmhartigheid bewezen’ (Jesaja 47:6). Van de instrumenten van Gods oordelen (Babel) verwacht God barmhartigheid. Nu toegepast op de vervangingstheologie. Tegen grote delen van de kerk zou God nu zeggen: ‘IK ben tegen mijn volk toornig geweest…’ en jullie hebt de vervangingsleer uitgevonden en daardoor veel leed over het Joodse volk gebracht.

Jakobus en het eerste conflict
Toen Petrus de niet-Joodse hoofdman Cornelius had laten dopen, kreeg hij grote problemen met Joodse medegelovigen in Jeruzalem. Hij was bij heidenen binnengegaan en had met hen gegeten! Toen Petrus rustig had uitgelegd wat er gebeurd was, konden zij het accepteren (Handelingen 10 en 11:1-18). Maar toen in Antiochië door de bediening van Paulus en Barnabas zeer veel niet-Joden tot geloof kwamen, dreigde het mis te lopen. Een pittig conflict dreigde te escaleren. De kernvraag was: Moeten de gelovigen-uit-de-heidenen besneden worden of niet. Jakobus hakt de geestelijke knoop door: Het hoeft niet.
Dan ontvouwt Jakobus het scenario van Gods plan. Hij doet dit op grond van een herstelprofetie uit Amos 9:11-15. Eerst moet er een ‘volk voor Zijn naam uit de heidenen verzameld worden’ (15:14). Dat betekent zending onder de heidenen. Daarna herstelt God Israël (15:15 vanuit genoemde profetie uit Amos). Ten slotte Gods einddoel dat ‘het overige deel van de mensen de HERE gaat zoeken’ (15:17). Dit op grond van o.a. Psalm 67:3,8 en 102:16. ‘God zegent ons (=Israël) opdat alle einden van de aarde Hem vrezen.’ Jakobus besluit met de opmerking dat als die bekeerde heidenen meer van de Thora willen weten, ze elke sabbat naar de synagoge kunnen gaan (15:21). Dus er wordt niets vervangen.

Paulus en de vervangingsleer
In de jonge gemeentes bleven vragen rond de besnijdenis, de gemeente en het toevoegen van de gelovigen-uit-de-volken problemen veroorzaken. Vooral in Paulus’ brief aan de gemeenten in Galatië lezen we hierover. We moeten ons beperken tot Romeinen 9, 10 en 11. Eerst gaat Paulus in op het raadsel dat een deel van Israël de Here Jezus niet ziet als de gekomen Verlosser. Terwijl toch de verbonden, het zoonschap, de Thora, de heerlijkheid en de eredienst nog steeds voor hen zijn. Dan doet Paulus uitspraken die aanhangers van de vervangingsleer graag citeren: ‘Niet allen die van Israël afstammen zijn Israël’ (9:6). En: ‘Zij zijn ook niet kinderen omdat zij nageslacht van Abraham zijn… maar de kinderen van de belofte gelden voor nageslacht’ (9:7,8). Paulus gaat dan verder over de uitverkiezende genade van God en over de gerechtigheid door het geloof. Ook citeert hij de beroemde tekst uit Hosea, waar gelovigen-uit-de-heidenen van ‘niet-mijn-volk’ tot ‘mijn volk’ worden gepromoveerd.
Het lijkt wel of Paulus schrikt van wat hij schreef. Hij haast zich om alle gedachten dat Israël als verbondsvolk vervangen zou zijn, de kop in te drukken. Dat Gods ‘barmhartigheid roemt tegen het oordeel’. Daarom vraagt hij: ‘God heeft zijn volk toch niet verstoten?’ Antwoord: ‘Volstrekt niet!’ (Romeinen 11:1). In de eerste plaats zijn er veel Israëlieten die door Gods uitverkiezing wel het Heil, dus de Here Jezus, hebben ontvangen. Dan legt Paulus uitvoerig uit wat er met de rest van Israël aan de hand is. Hij noemt dat ‘Het geheimenis is van de gedeeltelijke verharding van Israël’ (11:25). Of: ‘De geest van diepe slaap’ waarin God hen gebracht heeft (11:8). Dat zij ‘vijanden van het Evangelie zijn om uwentwil’ (11:28). Maar dat zij geliefden zijn gebleven ‘Om der vaderen wil’, omdat de ‘genadegaven en de roeping van God onberouwelijk zijn’ (11:29). Dat uiteindelijk ‘heel Israël behouden zal worden’ (11:26). Precies zoals bij de profeten: Er is toorn van de HERE en oordeel, maar God geeft in Zijn grote trouw genade en herstel.

Keerpunt
Vaak wordt Handelingen 28:28 als een keerpunt in de heilsgeschiedenis genoemd. Paulus legt het Evangelie van de Here Jezus uit aan de Joden in Rome. Sommigen kwamen tot geloof maar anderen ‘bleven ongelovig’. Paulus haalt dan Jesaja 6 aan. Dat is het hoofdstuk waarin voorzegd wordt dat Israël ziende blind zou worden. Hij zegt dan dat ‘dit heil van God aan de heidenen gezonden is’ (28:28). ‘Dit Heil’ betreft het Koninkrijk van God ten opzichte van Jezus (28:23). Zo is het gebeurd. Zoals Jozef eerst naar Egypte ging en pas later aan zijn broers bekend werd gemaakt, zo zal het gaan. Als ‘gans Israël behouden wordt’ (Romeinen 11:26). Intussen, dringt Paulus aan, ‘aanvaardt elkaar’ (Romeinen 15:10) en schop door de vervangingsleer Israël niet op de vuilnisbelt van de verworpenen. Maar ‘verheug u, heidenen, met zijn volk’ (Romeinen 15:10).

Jan van Barneveld