Israël en de kerk
DE LAATSTE JAREN IS DE DISCUSSIE OVER HET ONDERWERP 'ISRAËL EN DE KERK' STERK OPGELAAID. EN DAT IS EEN VERHEUGENDE ZAAK. WE KUNNEN VANDAAG NIET MEER OM ISRAËL HEEN. HET DAGELIJKSE NIEUWS DWINGT ONS TOT NADENKEN, BIJBELLEZEN EN CONCLUSIES TREKKEN. DAT LAATSTE IS HET MOEILIJKST.
De zaak heeft jarenlang muurvast gezeten. Voor Israël was geen oog onder christenen. Terwijl in Nederland over het algemeen een positief beeld van Israël bestond, bleef dat onder christenen heel vaak uit. Toch waren het christenen - en vooral de gereformeerden - die in de oorlogsjaren aan Joden onderdak en bescherming boden. Ik heb heel wat namen gelezen onder de voor hen geplante bomen in Yad Vashem te Jeruzalem. Niet alleen de boom van Corrie ten Boom, maar ook tal van anderen. Vaak dacht ik: misschien zat er heel diep van binnen toch een innerlijke overtuiging dat er wat aan de hand was met de Joden en hun vervolging; een diepverborgen gedachte: het is toch het bijzondere volk van God.
Ik ben geboren en getogen in de Gereformeerde kerk en heb nooit anders gehoord dan dat Israël had afgedaan. Op school leerden wij dat Israëls toekomstverwachting veel te 'aards gezind' was. Ze hadden 'hemelser' moeten denken en verwachten. Ik herinner me van mijn kinderjaren de gesprekken ten huize van opa en oma over de geleerde Dr. K. Dijk, die zo af en toe bij ons kwam preken. Zijn geleerdheid en zijn wijsheid waren dan vaak onderwerp van gesprek. Daarom zag ik dan ook met enig ontzag op naar de kansel als hij erop stond. De grote ontgoocheling kwam jaren later toen ik zijn boek las: "Het Rijk der Duizend Jaren". Recent gaven wij enige uitspraken uit dit boek in ons blad weer, die te maken hadden met Israël. Mensen konden het niet geloven en vroegen: "Hoe is zoiets mogelijk?" Hij schrijft:
"Israël heeft als volk opgehouden te bestaan". De Joden zijn als volk van het terrein der genade verdwenen".
"Zij zijn kinderen des duivels en voor hen is er niet een verwachting van een heerlijke toekomst, maar de horizont is in zwarte wolken gehuld".
"Zij zullen worden getroffen door het oordeel Gods".
“Voor de Joden is er geen toekomst meer”.
"Ziet, uw huis worde u woest gelaten. Van wederoprichting is dus geen sprake meer”.
Dit boek verscheen in de jaren '30 waarin ook Hitlers werk 'Mein Kampf' op de markt verscheen, waarin hij de vernietiging van de Joden alvast beschrijft om daar enkele jaren later uitvoering aan te geven in gaskamers van Auschwitz. Duivelse gedachten van een demonisch bezeten man (Hitler was spiritist optima forma) werden een afschuwelijke werkelijkheid in de zeven jaren van de 'Ausrotting der Juden'.
Door de eeuwen heen hebben deze opvattingen zoals die van Dr. K. Dijk een plaats gehad in de officiële theologie. Vandaag worden deze dingen nog maar zelden in ons land gehoord, vel in kerken buiten ons land. Met vreugde nam ik kennis van de opvattingen in "Beknopte Gereformeerde Dogmatiek" (van Van Genderen en Velema) die voor Israël een toekomst ziet. Het boek verzet zich tegen de gevestigde opvattingen, zoals die van Calvijn - zijn naam wordt met name genoemd - dat de Kerk in de plaats van Israël is gekomen. Het onderstreept daarentegen het feit dat Paulus in Romeinen 11 spreekt over het 'Joodse' volk, waartoe hij ook zelf behoort. Er wordt rekening mee gehouden dat de uiteindelijke vervulling van Rom. 11:26 "nog veel meer omvat". Verdere conclusies en consequenties zijn er helaas nog niet, maar dat biedt toch perspectief. Men durft Simeon niet na te spreken die zei: "Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw volk Israël" (Luc. 2:32). Die twee dingen - de heidenen en Israël - zullen we echter moeten onderscheiden en hieruit consequenties moeten trekken.
Het trekken van die consequenties lijkt kerkelijk heel moeilijk te liggen. Gelukkig dat er ruimte komt in de theologie voor Israëls toekomst en voor de onvervulde beloften, zoals die er liggen. Gelukkig dat er onder ons geen dingen meer worden gehoord, zoals destijds van Dr. K. Dijk. Maar het trekken van theologische consequenties uit die nieuw geschapen ruimte is er (nog) niet. Als men dat wel zou doen dan is het geen waagstuk meer voor de theologie om Paulus na te zeggen, dat Israëls heerlijkheid pas komt als de volheid der heidenen is binnengegaan (Rom 11: 25,28).
Als men dat wel zou doen, als men profetische beloften concreet zou duiden in de vervulling in onze tijd, dan zou de Bijbel weer heel concreet worden. Als de prediking over de profetie en de plaats van Israël daarin zou gaan leven in de kerken dan zouden de kerken zelf ook tot nieuw leven komen. De woorden van die profetie zijn meer dan duidelijk. Laten we er enkele lezen; lezen zoals het er staat:
"Want zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer breng, zegt de Here en het terugbreng in het land dat Ik aan hun vaderen gegeven heb, zodat zij het zullen bezitten" (Jer.30:3).
"Vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal" (Jer. 30:8,9).
Over de dorre doodsbeenderen, die tot leven komen in het profetisch visioen van Ezechiël, zegt de Here: "Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Here, zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. En gij zult weten dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land...' (Ez. 37:11-14).
"Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten. Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds…" (Amos 9:11,12). Deze profetie wordt in Handelingen 15 herhaald en in een bijzonder licht gezet. De klemtoon valt op de Gemeente van Christus nu en daarna Israëls herstel.
“Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond, die Ik hun gegeven heb, zegt de Here, uw God" (Amos 9:15).
Er is geen enkele reden in de Schrift te vinden om deze beloften links te laten liggen en Israël gewoon te rekenen onder de volken alsof het om de Belgen of Fransen zou gaan. De kerk is geroepen Israël te zien als het volk van Gods verbond en dat ook helder te zeggen, tot Israël en tot de wereld, maar eerst tot zichzelf. Vervolgens dient zij daaruit de theologische consequenties te trekken.
Dat houdt ook in: spijt te betuigen over woorden als die van Dr. K. Dijk en in zijn gevolg van vele anderen. Niet over honderd jaar, maar vandaag. We hebben nog maar weinig tijd!
Feike ter Velde
De zaak heeft jarenlang muurvast gezeten. Voor Israël was geen oog onder christenen. Terwijl in Nederland over het algemeen een positief beeld van Israël bestond, bleef dat onder christenen heel vaak uit. Toch waren het christenen - en vooral de gereformeerden - die in de oorlogsjaren aan Joden onderdak en bescherming boden. Ik heb heel wat namen gelezen onder de voor hen geplante bomen in Yad Vashem te Jeruzalem. Niet alleen de boom van Corrie ten Boom, maar ook tal van anderen. Vaak dacht ik: misschien zat er heel diep van binnen toch een innerlijke overtuiging dat er wat aan de hand was met de Joden en hun vervolging; een diepverborgen gedachte: het is toch het bijzondere volk van God.
Ik ben geboren en getogen in de Gereformeerde kerk en heb nooit anders gehoord dan dat Israël had afgedaan. Op school leerden wij dat Israëls toekomstverwachting veel te 'aards gezind' was. Ze hadden 'hemelser' moeten denken en verwachten. Ik herinner me van mijn kinderjaren de gesprekken ten huize van opa en oma over de geleerde Dr. K. Dijk, die zo af en toe bij ons kwam preken. Zijn geleerdheid en zijn wijsheid waren dan vaak onderwerp van gesprek. Daarom zag ik dan ook met enig ontzag op naar de kansel als hij erop stond. De grote ontgoocheling kwam jaren later toen ik zijn boek las: "Het Rijk der Duizend Jaren". Recent gaven wij enige uitspraken uit dit boek in ons blad weer, die te maken hadden met Israël. Mensen konden het niet geloven en vroegen: "Hoe is zoiets mogelijk?" Hij schrijft:
"Israël heeft als volk opgehouden te bestaan". De Joden zijn als volk van het terrein der genade verdwenen".
"Zij zijn kinderen des duivels en voor hen is er niet een verwachting van een heerlijke toekomst, maar de horizont is in zwarte wolken gehuld".
"Zij zullen worden getroffen door het oordeel Gods".
“Voor de Joden is er geen toekomst meer”.
"Ziet, uw huis worde u woest gelaten. Van wederoprichting is dus geen sprake meer”.
Dit boek verscheen in de jaren '30 waarin ook Hitlers werk 'Mein Kampf' op de markt verscheen, waarin hij de vernietiging van de Joden alvast beschrijft om daar enkele jaren later uitvoering aan te geven in gaskamers van Auschwitz. Duivelse gedachten van een demonisch bezeten man (Hitler was spiritist optima forma) werden een afschuwelijke werkelijkheid in de zeven jaren van de 'Ausrotting der Juden'.
Door de eeuwen heen hebben deze opvattingen zoals die van Dr. K. Dijk een plaats gehad in de officiële theologie. Vandaag worden deze dingen nog maar zelden in ons land gehoord, vel in kerken buiten ons land. Met vreugde nam ik kennis van de opvattingen in "Beknopte Gereformeerde Dogmatiek" (van Van Genderen en Velema) die voor Israël een toekomst ziet. Het boek verzet zich tegen de gevestigde opvattingen, zoals die van Calvijn - zijn naam wordt met name genoemd - dat de Kerk in de plaats van Israël is gekomen. Het onderstreept daarentegen het feit dat Paulus in Romeinen 11 spreekt over het 'Joodse' volk, waartoe hij ook zelf behoort. Er wordt rekening mee gehouden dat de uiteindelijke vervulling van Rom. 11:26 "nog veel meer omvat". Verdere conclusies en consequenties zijn er helaas nog niet, maar dat biedt toch perspectief. Men durft Simeon niet na te spreken die zei: "Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw volk Israël" (Luc. 2:32). Die twee dingen - de heidenen en Israël - zullen we echter moeten onderscheiden en hieruit consequenties moeten trekken.
Het trekken van die consequenties lijkt kerkelijk heel moeilijk te liggen. Gelukkig dat er ruimte komt in de theologie voor Israëls toekomst en voor de onvervulde beloften, zoals die er liggen. Gelukkig dat er onder ons geen dingen meer worden gehoord, zoals destijds van Dr. K. Dijk. Maar het trekken van theologische consequenties uit die nieuw geschapen ruimte is er (nog) niet. Als men dat wel zou doen dan is het geen waagstuk meer voor de theologie om Paulus na te zeggen, dat Israëls heerlijkheid pas komt als de volheid der heidenen is binnengegaan (Rom 11: 25,28).
Als men dat wel zou doen, als men profetische beloften concreet zou duiden in de vervulling in onze tijd, dan zou de Bijbel weer heel concreet worden. Als de prediking over de profetie en de plaats van Israël daarin zou gaan leven in de kerken dan zouden de kerken zelf ook tot nieuw leven komen. De woorden van die profetie zijn meer dan duidelijk. Laten we er enkele lezen; lezen zoals het er staat:
"Want zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer breng, zegt de Here en het terugbreng in het land dat Ik aan hun vaderen gegeven heb, zodat zij het zullen bezitten" (Jer.30:3).
"Vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal" (Jer. 30:8,9).
Over de dorre doodsbeenderen, die tot leven komen in het profetisch visioen van Ezechiël, zegt de Here: "Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Here, zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. En gij zult weten dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land...' (Ez. 37:11-14).
"Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten. Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds…" (Amos 9:11,12). Deze profetie wordt in Handelingen 15 herhaald en in een bijzonder licht gezet. De klemtoon valt op de Gemeente van Christus nu en daarna Israëls herstel.
“Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond, die Ik hun gegeven heb, zegt de Here, uw God" (Amos 9:15).
Er is geen enkele reden in de Schrift te vinden om deze beloften links te laten liggen en Israël gewoon te rekenen onder de volken alsof het om de Belgen of Fransen zou gaan. De kerk is geroepen Israël te zien als het volk van Gods verbond en dat ook helder te zeggen, tot Israël en tot de wereld, maar eerst tot zichzelf. Vervolgens dient zij daaruit de theologische consequenties te trekken.
Dat houdt ook in: spijt te betuigen over woorden als die van Dr. K. Dijk en in zijn gevolg van vele anderen. Niet over honderd jaar, maar vandaag. We hebben nog maar weinig tijd!
Feike ter Velde