Is Ezechiël 37 al in vervulling gegaan? (1)
Wellicht is Ezechiël 37:1-14 het bekendste gedeelte van het Bijbelboek: het intrigerende visioen van het dal met de dorre doodsbeenderen. Vele studies zijn er al over geschreven. Talloze woorden werden er al aan gewijd. Echter, de uitleggingen liggen – soms mijlenver – uit elkaar. Met een tweedelige studie willen we ons daarom in het ‘debat’ mengen, om hopelijk de betekenis van het visioen te (her)ontdekken. Wat wordt er bedoeld? Meer concreet: wat wordt er voorzegd? En niet minder belangrijk: wat is – mogelijk – al in vervulling gegaan?
Het betekende destijds ontegenzeglijk hét dieptepunt van de Joodse geschiedenis: de Babylonische ballingschap. Een tragedie zonder weerga. Een tragedie bestaande uit meerdere tragedies. Jeruzalem was verwoest, gereduceerd tot puinhopen. Haar muren waren afgebroken,1 haar poorten waren verbrand. 2 De Tempel was leeggeroofd3 en vervolgens met de grond gelijkgemaakt. 4 Een deel van de bevolking was gedood en een ander deel gedeporteerd. 5 Het Heilige Land hadden ze moeten verruilen voor een heidens land: Babel. De toestand leek troosteloos en hopeloos.
Hoop in de ballingschap
Echter, te midden van de ballingen bevond zich een profeet: Ezechiël. Daarom bleef er hoop: volgens Handelingen 3:21 hebben de profeten namelijk onder andere herstel aangekondigd. Herstel van bijvoorbeeld het koningshuis van David. Immers, Nebukadnezar verbrak indertijd de dynastie van David. Onder andere Amos 9:11 voorzegt echter het herstel ervan. Evenals overigens andere profeten, waaronder ook Ezechiël: ‘Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden’ (34:24b). Het koningschap van David wacht een heerlijk herstel.
Ezechiël 37 behoort tot het tweede gedeelte van het Bijbelboek. Ezechiëls profetie kan verdeeld worden in twee hoofddelen: 1) hoofdstuk 1 t/m 32, bestaande uit Godsspraken van voor de val van Jeruzalem; 2) hoofdstuk 33 t/m 48, bestaande uit Godsspraken van na de val van Jeruzalem. Het eerste hoofddeel bestaat voornamelijk uit allerlei oordeelsaankondigingen; het tweede hoofddeel voorzegt vooral het volledige en definitieve herstel van Israël. Tijdens de ballingschap heeft Ezechiël daarmee naast oordeel ook herstel aangekondigd. Te midden van de ellende is er hoop gegeven. Hoop die werkelijkheid zou gaan worden. Immers, zo vervolgt Ezechiël 34:24, hierboven al geciteerd: ‘Ík, de HEERE, heb gesproken’ (34:24c). Wie zal dan verijdelen?
Uitgangspositie van het visioen: de diaspora of verstrooiing
Ezechiëls profetie werd gegeven en geschreven in het tegenwoordige Irak. Volgens hoofdstuk 1:3b bevond Ezechiël zich namelijk ‘in het land van de Chaldeeën bij de rivier de Kebar.’ Zoals gezegd, heeft de profeet gesproken van herstel. Echter, daarbij denkt Ezechiël uitdrukkelijk aan het herstel vanuit de wereldwijde verstrooiing. Met andere woorden: de man Gods voorzegde blijkbaar niet de historische terugkeer en herstel vanuit Babel, in 539 v.Chr. mogelijk gemaakt via de Perzische koning Kores. Nee, integendeel: het betreft nadrukkelijk een terugkeer en herstel vanuit vele landen en heidenvolkeren. Daarbij worden noch Babel noch enig ander land met name genoemd.
We kennen de geschiedenis: vanaf 70 n.Chr. werd het Joodse volk, vanwege haar hardnekkig afwijzen en verwerpen van de Messias, weggerukt uit het land en over de wereld verstrooid… Gelukkig echter zouden deze dramatische ontwikkelingen niet in haar ondergang uitmonden: volgens de Bijbelse profetieën zou het volk uiteindelijk namelijk weer worden hersteld.
Daarvan nu spreekt Ezechiël 37: het herstel van Israël. De uitgangspositie is duidelijk – zoals nog bevestigd wordt – de diaspora of verstrooiing. Het intrigerende visioen begint met een zinnebeeldige voorstelling ervan: ‘…de HEERE bracht mij in de geest naar buiten en zette mij neer, midden in een vallei. Die lag vol beenderen. Hij deed mij er aan alle kanten omheen gaan. En zie, er lagen er zeer veel op de grond van de vallei, en zie, ze waren zeer dor’ (37:1b-2). Alleen deze zinnebeeldige voorstelling al getuigt duidelijk van een ontstellende tragiek. De troosteloosheid lijkt volkomen… Of bleef er nog perspectief bestaan?
Herstel in twee stadia
‘Mensenkind,’ vraagt de HEERE vervolgens aan Ezechiël, ‘zullen deze beenderen tot leven komen?’ (37:3a). Zal Israël uit deze toestand ontwaken? Zal het volk herstellen? Ezechiël antwoordt bedachtzaam en voorzichtig: ‘Heere HEERE, Ú weet het!’ (37:3b). Inderdaad, de HEERE weet het en geeft Ezechiël inzicht: Israël zal herstellen en haar herstel valt uiteen in twee stadia. Daartoe ontvangt de profeet tweemaal de opdracht te profeteren. Tweemaal klinkt het: ‘Profeteer…’ (37:4a, 9a). Tweemaal wordt er vervolgens een stadium van herstel beschreven.
Eerst het natuurlijke, daarna het geestelijke
Tijdens het eerste stadium gebeurt het volgende: de beenderen worden bij elkaar gebracht, er worden achtereenvolgens pezen en vlees op gelegd en daarna nog huid overheen getrokken. Het is duidelijk: er ontstaat een lichaam. Echter, één ding ontbreekt: ‘…er was geen geest in hen’ (37:8c). Het lichaam is levenloos. Tijdens het tweede stadium wordt het levenloze lichaam tot leven gewekt: ‘Toen kwam de geest in hen en zij kwamen tot leven. Zij gingen op hun voeten staan, een zeer, zeer groot leger’ (37:10bc).
Wellicht heeft u een Bijbels patroon herkend dat enkele keren in de Schrift wordt gevonden: eerst het natuurlijke/uiterlijke, daarna het geestelijke/innerlijke. Neem bijvoorbeeld de schepping van Adam: ‘…toen (1) vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en (2) blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen’ (Genesis 2:7). De parallellen zijn onmiskenbaar: eerst wordt er een lichaam gevormd – een levenloos lichaam, en daarna wordt het leven er ingeblazen. Tijdens het nachtelijke gesprek van Jezus met Nikodemus wordt hetzelfde patroon verondersteld: de geestelijke geboorte kan pas plaatsvinden na de natuurlijke geboorte (Johannes 3:1-21).
Telkens hetzelfde patroon is – zeker in de Bijbel – natuurlijk niet toevallig of zonder betekenis. Nee, integendeel: volgens 1 Korintiërs 15:46 is het een Bijbels principe: ‘Het geestelijke is echter niet eerst, maar het natuurlijke en daarna komt het geestelijke.’ Ezechiël 37 leert dat Israël volgens dat principe zou herstellen. Daarvan spreekt Ezechiëls visioen: volledig herstel van Israël, uiterlijk en vervolgens innerlijk.
Anton van de Haar
1 2 Kronieken 36:19a; Jeremia 52:14
2 Nehemia 1:3b
3 2 Kronieken 36:18; Daniël 1:2
4 2 Kronieken 36:19a; Jeremia 52:13a
5 2 Kronieken 36:20
Het betekende destijds ontegenzeglijk hét dieptepunt van de Joodse geschiedenis: de Babylonische ballingschap. Een tragedie zonder weerga. Een tragedie bestaande uit meerdere tragedies. Jeruzalem was verwoest, gereduceerd tot puinhopen. Haar muren waren afgebroken,1 haar poorten waren verbrand. 2 De Tempel was leeggeroofd3 en vervolgens met de grond gelijkgemaakt. 4 Een deel van de bevolking was gedood en een ander deel gedeporteerd. 5 Het Heilige Land hadden ze moeten verruilen voor een heidens land: Babel. De toestand leek troosteloos en hopeloos.
Hoop in de ballingschap
Echter, te midden van de ballingen bevond zich een profeet: Ezechiël. Daarom bleef er hoop: volgens Handelingen 3:21 hebben de profeten namelijk onder andere herstel aangekondigd. Herstel van bijvoorbeeld het koningshuis van David. Immers, Nebukadnezar verbrak indertijd de dynastie van David. Onder andere Amos 9:11 voorzegt echter het herstel ervan. Evenals overigens andere profeten, waaronder ook Ezechiël: ‘Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden’ (34:24b). Het koningschap van David wacht een heerlijk herstel.
Ezechiël 37 behoort tot het tweede gedeelte van het Bijbelboek. Ezechiëls profetie kan verdeeld worden in twee hoofddelen: 1) hoofdstuk 1 t/m 32, bestaande uit Godsspraken van voor de val van Jeruzalem; 2) hoofdstuk 33 t/m 48, bestaande uit Godsspraken van na de val van Jeruzalem. Het eerste hoofddeel bestaat voornamelijk uit allerlei oordeelsaankondigingen; het tweede hoofddeel voorzegt vooral het volledige en definitieve herstel van Israël. Tijdens de ballingschap heeft Ezechiël daarmee naast oordeel ook herstel aangekondigd. Te midden van de ellende is er hoop gegeven. Hoop die werkelijkheid zou gaan worden. Immers, zo vervolgt Ezechiël 34:24, hierboven al geciteerd: ‘Ík, de HEERE, heb gesproken’ (34:24c). Wie zal dan verijdelen?
Uitgangspositie van het visioen: de diaspora of verstrooiing
Ezechiëls profetie werd gegeven en geschreven in het tegenwoordige Irak. Volgens hoofdstuk 1:3b bevond Ezechiël zich namelijk ‘in het land van de Chaldeeën bij de rivier de Kebar.’ Zoals gezegd, heeft de profeet gesproken van herstel. Echter, daarbij denkt Ezechiël uitdrukkelijk aan het herstel vanuit de wereldwijde verstrooiing. Met andere woorden: de man Gods voorzegde blijkbaar niet de historische terugkeer en herstel vanuit Babel, in 539 v.Chr. mogelijk gemaakt via de Perzische koning Kores. Nee, integendeel: het betreft nadrukkelijk een terugkeer en herstel vanuit vele landen en heidenvolkeren. Daarbij worden noch Babel noch enig ander land met name genoemd.
We kennen de geschiedenis: vanaf 70 n.Chr. werd het Joodse volk, vanwege haar hardnekkig afwijzen en verwerpen van de Messias, weggerukt uit het land en over de wereld verstrooid… Gelukkig echter zouden deze dramatische ontwikkelingen niet in haar ondergang uitmonden: volgens de Bijbelse profetieën zou het volk uiteindelijk namelijk weer worden hersteld.
Daarvan nu spreekt Ezechiël 37: het herstel van Israël. De uitgangspositie is duidelijk – zoals nog bevestigd wordt – de diaspora of verstrooiing. Het intrigerende visioen begint met een zinnebeeldige voorstelling ervan: ‘…de HEERE bracht mij in de geest naar buiten en zette mij neer, midden in een vallei. Die lag vol beenderen. Hij deed mij er aan alle kanten omheen gaan. En zie, er lagen er zeer veel op de grond van de vallei, en zie, ze waren zeer dor’ (37:1b-2). Alleen deze zinnebeeldige voorstelling al getuigt duidelijk van een ontstellende tragiek. De troosteloosheid lijkt volkomen… Of bleef er nog perspectief bestaan?
Herstel in twee stadia
‘Mensenkind,’ vraagt de HEERE vervolgens aan Ezechiël, ‘zullen deze beenderen tot leven komen?’ (37:3a). Zal Israël uit deze toestand ontwaken? Zal het volk herstellen? Ezechiël antwoordt bedachtzaam en voorzichtig: ‘Heere HEERE, Ú weet het!’ (37:3b). Inderdaad, de HEERE weet het en geeft Ezechiël inzicht: Israël zal herstellen en haar herstel valt uiteen in twee stadia. Daartoe ontvangt de profeet tweemaal de opdracht te profeteren. Tweemaal klinkt het: ‘Profeteer…’ (37:4a, 9a). Tweemaal wordt er vervolgens een stadium van herstel beschreven.
Eerst het natuurlijke, daarna het geestelijke
Tijdens het eerste stadium gebeurt het volgende: de beenderen worden bij elkaar gebracht, er worden achtereenvolgens pezen en vlees op gelegd en daarna nog huid overheen getrokken. Het is duidelijk: er ontstaat een lichaam. Echter, één ding ontbreekt: ‘…er was geen geest in hen’ (37:8c). Het lichaam is levenloos. Tijdens het tweede stadium wordt het levenloze lichaam tot leven gewekt: ‘Toen kwam de geest in hen en zij kwamen tot leven. Zij gingen op hun voeten staan, een zeer, zeer groot leger’ (37:10bc).
Wellicht heeft u een Bijbels patroon herkend dat enkele keren in de Schrift wordt gevonden: eerst het natuurlijke/uiterlijke, daarna het geestelijke/innerlijke. Neem bijvoorbeeld de schepping van Adam: ‘…toen (1) vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en (2) blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen’ (Genesis 2:7). De parallellen zijn onmiskenbaar: eerst wordt er een lichaam gevormd – een levenloos lichaam, en daarna wordt het leven er ingeblazen. Tijdens het nachtelijke gesprek van Jezus met Nikodemus wordt hetzelfde patroon verondersteld: de geestelijke geboorte kan pas plaatsvinden na de natuurlijke geboorte (Johannes 3:1-21).
Telkens hetzelfde patroon is – zeker in de Bijbel – natuurlijk niet toevallig of zonder betekenis. Nee, integendeel: volgens 1 Korintiërs 15:46 is het een Bijbels principe: ‘Het geestelijke is echter niet eerst, maar het natuurlijke en daarna komt het geestelijke.’ Ezechiël 37 leert dat Israël volgens dat principe zou herstellen. Daarvan spreekt Ezechiëls visioen: volledig herstel van Israël, uiterlijk en vervolgens innerlijk.
Anton van de Haar
1 2 Kronieken 36:19a; Jeremia 52:14
2 Nehemia 1:3b
3 2 Kronieken 36:18; Daniël 1:2
4 2 Kronieken 36:19a; Jeremia 52:13a
5 2 Kronieken 36:20