Is de rechterstoel van Christus een soort triage?

Yme Horjus • 96 - 2020 • Uitgave: 6
Wie heeft de beste kans op overleven?

Velen zullen zich de emotionele ontlading herinneren van een verpleegkundige in het Italiaanse Lombardije die in een zelf opgenomen filmpje vertelde over de dramatische taferelen die zich daar afspeelden. Bij het schrijnend tekort aan IC-bedden moesten de intensivisten kiezen aan wie zij een IC-bed zouden toekennen. Degenen die in die ‘triage’ afvielen, gingen een tragische dood tegemoet. Pas toen drong tot Europa en de rest van de wereld door hoe ernstig de situatie was. Het was de eerste keer dat ik van dat woord hoorde: ‘triage’. Een huiveringwekkend woord!

Er vindt bij een triage een selectie plaats: wie heeft medisch gezien de beste kans op overleven? Als je moet kiezen tussen twee mensen, dan is dat een duivels dilemma. In dit corona-drama was ook ‘het duivelse dilemma’ meerdere malen te horen. Premier Rutte noemde dat in het kader van de afwegingen wat de voorrang moest hebben. Als liberaal denkende politicus hoorde je hem een uiterst lastige keuze maken, die hem innerlijk verscheurde: belangen van volksgezondheid versus economische belangen. Nogmaals: een duivels dilemma! Een economisch gezond land gaat door allerlei maatregelen naar de knoppen! Dat alles als gevolg van een onbeheersbare uitbraak van een venijnig en dodelijk virus, dat vooral slachtoffers maakt onder oudere mensen met een enigszins gebrekkige gezondheid.

Selectie aan de poort?
De term ‘triage’ brengt mij op een spoor van gedachten. Dat woord intrigeert en beangstigt tegelijk. Ik kan het niet helpen dat ik moet denken aan zoiets als de rechterstoel van Christus waarvan op twee plaatsen in het Nieuwe Testament sprake is. We lezen daarover in 2 Korinthe 5:10 en Romeinen 14:10-12.
Paulus schrijft daar enorm krachtig over die ‘rechterstoel’ dat wij daar openbaar moeten worden.
Het gaat hierbij om een oordeel over ons leven als kind van God. Het gaat om onze navolging van Christus, de wijze waarop wij ons discipelschap hebben ingevuld. In de geschiedenis van de tekstuitleg hebben deze teksten dan ook veel huiver en angstgevoelens opgeleverd. Is dit nu een soort ‘triage’ die ons eenmaal wacht als kinderen van God? Is dit een selectie aan de poort? Moeten we het maar afwachten of het dubbeltje naar de goede kant valt?

Dat is schrikken
Wij beklemtonen als gelovigen liever de genade van Christus, die ons deel is door het geloof in het kruislijden en de verzoening door het bloed van Jezus. Maar dat er ons nog een rechterstoel wacht, daar willen we meestal niet zo aan of we gaan daar liever aan voorbij. Wat Paulus daarover schrijft in 2 Korinthe 5 volgt dadelijk op zijn woorden over de aardse tent die wordt afgebroken en dat wij dan een gebouw van God hebben – niet met handen gemaakt. En dan volgen ook die woorden over de rechterstoel van Christus. Dus, enerzijds een geweldige troost dat wij in Christus geborgen zijn, maar anderzijds een weten dat er ook nog een rechterstoel is, waarvoor wij moeten verschijnen.

Ik kan mij voorstellen dat het voor velen van ons misschien schrikken is. Wij dachten dat wij ruim baan hadden. Wij dach¬ten dat voor ons, die de Here Jezus toebehoren, na ons ster¬ven de rode loper wordt uitgelegd, waarover wij zomaar het hemel¬rijk kunnen binnenlopen. Wij meenden dat ons geen stro¬breed in de weg zou worden gelegd. Maar nu horen wij van een rech¬terstoel van Christus. We krijgen het er warm van, mis¬schien krijgen sommigen het wel Spaans benauwd. Maar waarom drong dat nou niet tot ons door? Het stond altijd al in de Bijbel. Waarom hebben wij over dit soort teksten altijd heen gelezen?

Ook je gedachten openbaar
Maar wàt gebeurt er dan vóór die rechterstoel? Wat moeten wij daar dan doen? Het antwoord is: wij moeten daar rekenschap geven van al ons doen en laten. Ja, zelfs nog iets meer. Het gaat niet alleen om onze daden, maar ook om onze gedachten! Er staat dat de Heer Jezus ‘ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken’. Dus niet alleen wat ik deed, wordt openbaar, maar ook nog eens een keer wat ik dacht.

Zien we ons daar al staan voor die rechterstoel van Christus? Ons leven als christen wordt daar doorgelicht. De dossiers komen op tafel. Het dossier van ons doen en laten en het dos¬sier van onze overleggingen en gedachten. ‘Opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.’ Wij zien het al gebeuren: de ordners met alle dingen uit het verleden worden binnengebracht. Alle papieren en documenten zijn keurig bewaard. Niets is verloren gegaan. Het hele archief van ons leven na onze bekering en overgave aan Jezus is intact gebleven. Ik laat hier buiten beschouwing dat God nog andere mogelijkheden van bewaring heeft. Als wij, levend in 2020, alles kunnen opslaan in de cloud met digitale bestanden die wij produceren op onze pc’s, hoeveel te meer heeft de Here God de beschikking over dit soort middelen – en nog geavanceerder - waarvan wij alleen maar kunnen dromen.

Geen evangelisatieboodschap
Wat Paulus hier schrijft, is niet gericht tegen ongelovigen, maar tegen de gemeente van de Heer. Tegen mensen die door het bloed van Jezus Christus zijn verlost, gekocht en betaald. Deze tekst is dus géén evangelisatieboodschap voor mensen van de wereld, voor mensen van de straat, maar een woord voor de gemeente! ‘Wij moeten allen voor de rechter¬stoel van Christus openbaar wor¬den.’

Daar moeten wij ‘wegdragen’ naar wij gedaan hebben. Wegdragen: dat bete¬kent zoveel als dat wij krijgen wat ons toekomt. Wat we gegeven hebben, krijgen wij terug. Dat is de betekenis van het Griekse woord ‘komisomai’. Wij krijgen dus ons hele leven als christen weer gepresenteerd met alles wat we niet en alles wat we wel gedaan hebben. En veel daarvan waren we al lang vergeten. Maar het komt allemaal weer terug. Misschien waren we toegewijde volgelingen van de Here Jezus. Hebben we getuigenis van ons geloof afgelegd, woorden van liefde gesproken, daden van barmhartigheid gedaan. Dat is het dubbele wat met dat werkwoord wordt bedoeld: je wordt overeenkomstig wat je hebt gedaan in die zelfde mate óf gestraft óf beloond.

Loon ontvangen
Wat je gedaan hebt of nagelaten, wat je gezegd hebt of alleen maar gedacht hebt, speelt wel degelijk een rol. Maar ten positieve is het zo dat het erom gaat dat God wil dat wij lof geworden! Hij wil dat wij loon ontvangen. Dát wil Hij het allerméést en allerliefst! Vele malen komen wij in het Nieuwe Testament het woordje ‘loon’ tegen. Kan Hij ons dat ook geven? Bij die rechterstoel gaat het niet alleen maar om tekortschieten en straf. Dat denken heel veel mensen wel. Ze rillen bij dat woord ‘rechterstoel’. Nee, het gaat om méér! Het gaat ook om lof en loon! De Here God verlangt ernaar ons te prijzen vanwege onze toewijding en ijver in ons leven als christen. Hij wil ons eren als wij ons hebben ingezet voor Zijn Zaak. Als wij daden van geloof en heiliging hebben tentoongespreid. Als wij gewandeld hebben in de voetstappen van Jezus. Als wij tegen de stroom in hebben geroeid. Als wij bagger over ons hoofd hebben gekregen ter wille van de naam van Jezus.

Paulus zegt daarbij: ‘dan zal aan elk zijn lof geworden van God’. De apostel heeft dus het positieve vooral op het oog. Bovenop het behoud, dat onvervreemd ons bezit mag zijn, keert God ons dan loon uit. Dat is wat God aan ons allen wil doen. God heeft ons al gered in Zijn Zoon Jezus Chris¬tus, maar daar bóvenop, bóven op die redding, keert God ons ook nog loon uit.

Geen plaatsgebrek
Die rechterstoel jaagt ons dus geen schrik aan. Ja, wij zullen daar eenmaal wel voor komen te staan. Voor ons is het geen kwestie meer van erop of eronder, van behouden te zijn of verloren te gaan. God haalt geen oude koeien meer uit de sloot. Hij zal onze zonden niet meer gedenken, staat er in Jeremia 31. En Micha zegt ergens dat God onze zonden geworpen heeft in de diepten der zee. Daar zal Hij niet meer op terug¬komen. Waar het wel om gaat is dit: als wij voor die rechter¬stoel staan, is God dan in ons teleurgesteld en zegt Hij tegen ons: ‘het was maar ternauwernood’, ‘het was een dubbeltje op z’n kant’. Of gaat God ons dan prijzen?

Krijgen wij dan lof te horen: ‘Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u stellen; ga in tot het feest van uw Heer’? Dat is het mooiste dat ons kan overkomen. Op grond van Gods genade in Christus! Hebben wij toegewijd geleefd en in grote en kleine dingen getuigenis afgelegd van ons geloof? Ja, eenmaal komt de onderste steen boven. Dan wordt alles openbaar. Maar hoe troostrijk: in het Vaderhuis is geen plaatsgebrek. Daar is géén triage waarbij tussen twee mensen gekozen moet worden. De één wel, de ander niet! In dat Vaderhuis zijn vele woningen, vele vertrekken. Alle discipelen van de Heer zijn welkom! Opdat wij zijn waar de Here Jezus is.

Yme Horjus