Is de Bijbel wel betrouwbaar?

dr. J.B.A. Kessler • 77 - 2001/02 • Uitgave: 10
Onlangs ontmoette ik een vooraanstaande historicus in verband met een proefschrift dat hij aan het schrijven is over iemand die ik persoonlijk heb meegemaakt. Plotseling zei deze historicus tegen mij: 'Laten wij het over iets anders hebben, namelijk het evangelie". Bijna direct kwam de vraag naar voren of het Nieuwe Testament betrouwbaar zou zijn, en toen maakte hij een opmerking die ik nooit zal vergeten: "Zou het waar zijn, dan is dit veruit het belangrijkste bericht dat de mensheid ook gekregen heeft!".

Hoe toetsen wij een verhaal? Door getuigen te raadplegen en vergelijkingen te doen met andere verhalen uit dezelfde tijd. Het probleem is dat in dit geval nagenoeg alle getuigen binnen het Nieuwe Testament staan en niet buiten. Wat andere verhalen betreft, behalve een paar losse en sumiere opmerkingen van Josefus, Tacitus, Suetonius en Plinius, bestaan ze niet. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de hele Bijbel. Als de Bijbel zo belangrijk is voor God, waarom heeft Hij dan niet gezorgd voor ondersteunende getuigen en bevestigende verhalen van buiten? Ik geloof dat het antwoord hierop is dat God niet wil dat wij zijn boek beoordelen door wat anderen zeggen, maar dat wij het zelf lezen en tot onze eigen conclusies komen.

Kortom, de betrouwbaarheid van de Bijbel valt niet wetenschappelijk te bewijzen. Zou de onbetrouwbaarheid van de Bijbel dan te bewijzen zijn? Nog minder!

En wel om minstens vijf redenen:

1. Mijn professor, de Nieuwtestamenticus W.C. van Unnik, zei eens tegen mij: "Vergeleken met andere geschriften uit de oudheid, is de eenheid van het Nieuwe Testament, en zelfs van de hele Bijbel opvallend". Aangezien de Bijbel door ongeveer 40 verschillende auteurs over een periode van bijna 1500 jaar is geschreven, kan ik deze eenheid niet anders dan als een wonder beschouwen.

2. Volgens de Engelse historicus Gibbon, in zijn beroemde 'Rise and Fall of the Roman Empire' was de ondergang van deze superpotentie vooral te wijten aan de invloed van het opkomende Christendom. Waar kwam dit Christendom vandaan? Het enige antwoord vinden wij in het Nieuwe Testament. In de wetenschap als er maar één antwoord is, moet dat antwoord op zijn minst serieus genomen worden.

3. Wij kennen het verhaal van Julius Cesar op basis van 7 of 8 oude documenten, maar de bijbeltekst wordt ons overgeleverd door minstens 4000 oude documenten. Niemand twijfelt aan het bestaan van Julius Cesar, maar waarom doet men dan zo moeilijk over het Nieuwe Testament? C.S. Lewis, de bekende Engelse auteur, was alles behalve een fundamentalist. Niettemin, als expert op het gebied van Middeleeuwse geschriften kwam hij in opstand tegen de vernietigende en onredelijke kritiek die verschillende collega's op het Nieuwe Testament leverden. Als gevolg ontpopte hij zich als één van de beste verdedigers van het evangelie in de vorige eeuw.

4. In mijn proefschrift, en ook elders, heb ik levens van zendingspioniers beschreven. Het waren grote figuren met indrukwekkende deugden, maar ook zwakheden en fouten. Zonder die zwakheden en fouten waren ze niet te verstaan. De vier evangelisten beschrijven iemand die foutloos was maar toch spontaan en volkomen natuurlijk overkomt. Als ik zoiets zou moeten schrijven, zou ik niet weten waar te beginnen. Voor mijn gevoel is de enige verklaring dat dit echt gebeurd is.

5. In mijn proefschrift moest ik een belangrijke gebeurtenis beschrijven die te Santiago, Chili, in 1909 plaatsvond. Het lukte mij om drie ooggetuigen, krantenknipsels en verschillende artikelen te vinden. Hoe meer ik verzamelde, hoe meer oneffenheden en zelfs kleine tegenstrijdigheden ik tegenkwam. Op een bepaald moment vroeg ik mij af wat er echt gebeurd was. Toen ging ik de probleempjes goed bestuderen en kwam snel tot de conclusie dat de getuigen op verschillende plaatsen hadden gestaan en op andere momenten hun waarnemingen hadden opgedaan. Er kon geen twijfel bestaan over de centrale gebeurtenis. Op dat moment dacht ik aan de opstandingsverhalen waar precies hetzelfde zich voordoet.

Deze redenen zijn een bewijs, maar ze maken het mij duidelijk dat we, met het Nieuwe Testament en ook de hele Bijbel, te maken hebben met een wonder. Dat denken andere mensen blijkbaar ook, want de verkoop van de Bijbel en bijbelgedeelten in de hele wereld stijgt jaar na jaar. Men vergeet in Nederland dat de Bijbel veruit de wereld bestseller is.

Maar, zeggen geleerden, is het niet mogelijk dat na de dood van Christus er allerlei legenden over Hem zijn ontstaan? Hebben we niet in het Nieuwe Testament te maken met het gemeentegeloof rondom het jaar honderd? Het probleem met deze gedachte is dat Marcus laat doorschemeren dat hij een ooggetuige is geweest, op zijn minst van de gevangenneming van Christus. Mattheus geeft de indruk dat hij er bij was. Lucas stelt dat hij van de oorspronkelijke bronnen is uitgegaan en Johannes stelt uitdrukkelijk dat hij een ooggetuige is geweest. Als het Nieuwe Testament de weergave is van het gemeentegeloof, dan hebben de schrijvers bedrog gepleegd. Is het waarschijnlijk dat, op één na, alle elf apostelen zijn gemarteld voor iets waarvan zij wisten dat het op bedrog berustte?

Ik ben zojuist in Assisi geweest. Er kan geen twijfel over bestaan dat Sint Franciscus echt heeft bestaan. Toch bekruipt mij het gevoel dat, naast ware berichten, verschillende verhalen over de heilige als legenden beschouwd moeten worden. Als ik de Bijbel lees dan overkomt mij de diepe overtuiging dat ik met iets anders te maken heb. De zakelijke nuchterheid van de bijbelse verhalen, gekoppeld met een objectieve kritiek op de fouten van al zijn helden behalve Christus, staat in schril contrast met veel geromantiseerde verhalen uit de oudheid.

dr. J.B.A. Kessler