Indien uw broeder zondigt…

Yme Horjus • 97 - 2021 • Uitgave: 6
Moeten en kunnen we nog wat met Mattheüs 18:15-18?

Wie maakt zich in onze tijd nog druk om zoiets als tucht in de kerk? Dat is toch niet meer van deze tijd? En helemaal, nu wij midden in een ernstige gezondheidscrisis zitten die grote gevolgen heeft? Dan is er wel wat anders om je druk over te maken. De vraag namelijk wat er van de gemeente van de Heere Jezus is overgebleven na de corona-storm die over ons heen is geraasd.

Normaal gesproken is het al een onderwerp waarmee je de mensen de kerk uit jaagt. Je moet juist inzetten op de positieve kanten van het Evangelie en niet aankomen met zoiets naargeestigs als tucht. Daar zit geen wervingskracht in. Het missionaire gehalte is miniem.
We lezen dat woord van de Heere Jezus over het bestraffen van de broeder die zondigt. Wij willen daarnaar luisteren en dat goed in ons opnemen, want het is een woord van de Heer. Hem willen wij volgen en dienen. Zijn woorden hebben gewicht en die kunnen we niet zomaar naast ons neerleggen.

Niet wegkijken
Toch heeft dit woord van de Heere Jezus voor ons iets ongemakkelijks. Oei, denken we dan, wat moeten we hiermee? ‘Indien uw broeder zondigt…’ Liever gaan we er met een grote boog omheen. Hebben we aan dit woord van de Heer in 2021 nog wel een boodschap? Als kinderen van onze tijd hechten we sterk aan onze privacy en vinden het ook belangrijk dat een ander dat doet. We noemen dat de geest van het postmodernisme waarin we allemaal gedrenkt zijn.
Deze tekst gaat dus over tucht in de gemeente. In het geval van zonde moeten we niet wegkijken, maar handelend optreden, zegt de Heere Jezus. In het Mattheüsevangelie wordt slechts twee maal over de gemeente gesproken en beide keren gaat het om situaties van tucht. In hoofdstuk 16 krijgt Petrus de sleutels van het Koninkrijk uit handen van de Heere Jezus en hier in hoofdstuk 18 volgt een beschrijving van een procedure als iemand het spoor van het Koninkrijk en de weg van de navolging is kwijtgeraakt. Ik ben ervan overtuigd dat het niet iets marginaals is, maar dat het wezenlijk behoort tot het gezonde functioneren van de gemeente.

Uit de oude doos
Daar ligt voor de meesten van ons wel een probleem. Het woord ‘zonde’ bezorgt ons een onplezierig gevoel. Het wordt ons koud om het hart. We hebben het in onze diensten het liefst over genade, over barmhartigheid, over ontferming. Daar worden we warm van, maar zonde…? Het woord zonde is niet meer zo populair. Dat was vroeger misschien wel anders. Er is een tijd geweest dat er gehamerd werd op de zondige staat van mensen, maar nu, afgezien van de gereformeerde gezindte, hoor je er nauwelijks meer een preek over. Ja, terloops nog wel, bij wijze van opstap naar de genade, maar zonde is niet een thema dat nog wordt uitgediept. Er is een boek, geschreven in 1994 door een aantal hoogleraren in de theologie, met als titel: De zonde uit beeld. Bijbels schuldbesef en modern levensgevoel. De eerste zin luidt: “Onze tijd heeft moeite met het begrip ‘zonde’.” Dat is de situatie waarin we verkeren! Zonde is een term uit de oude doos.

En dan zegt de Heere Jezus hier: ‘Indien uw broeder zondigt, ga heen en bestraf hem onder vier ogen’. Is dat werkelijk wat er staat? Bestraf hem? Wie ben ik dat ik iemand anders ga bestraffen? Daar heb ik de moed niet voor. Kan dat woord niet een verkeerde vertaling zijn? Kan het misschien nog ànders worden gelezen vanuit het Grieks? Sommige andere vertalingen geven ‘terechtwijzen’. Dat klinkt iets prettiger dan ‘bestraffen’, maar inhoudelijk schieten we er niet veel mee op. Er blijft staan dat wij als kinderen van de Heer de taak hebben om iemand op zijn of haar gedrag aan te spreken.

Met andere woorden: het terechtwijzen, bestraffen of elkaar aanspreken hóórt er gewoon bij. De Heere Jezus geeft ons daartoe de opdracht. Het zou in de gemeente net zo gewoon moeten zijn als het elkaar bemoedigen, elkaar vertroosten en elkaar opbouwen. Maar hier wringt toch ergens de schoen. Elkaar terechtwij¬zen is vandaag niet meer vanzelfsprekend. Het lijkt erop dat dit maar heel sporadisch gebeurt. We durven het eigenlijk niet meer. We durven het gewoonweg niet meer om tegen een ander te zeggen dat hij of zij een verkeerde keuze maakt of een weg inslaat die niet met het Evangelie in over¬eenstemming is.

Fijngevoeligheid
Er is soms ook verlegenheid als het erom gaat hoe we het een ander moeten zeggen. Misschien menen we wel dat we iemand op het Evangelie moeten aanspreken, maar we weten gewoon niet op welke wijze we iemand moeten terechtwijzen, zonder dat de persoon in kwestie zich afgewezen voelt. Toch, bij alle gevoel van ongemakkelijkheid, is dit de opdracht van Jezus: elkaar bewaren bij het Evangelie, elkaar vermanen op de weg van de Heer te blijven. Bid daarbij om fijngevoeligheid en tact …én de geest van Galaten 6:1. Wat staat er dan in Galaten 6:1? Wel, daar schrijft de apostel Paulus dat als iemand op een overtreding is betrapt, wij die geestelijk zijn, hem in een geest van zachtmoedigheid moeten terechtwijzen. Maar Paulus zegt nog méér! Hij dwingt ons tot zelfreflectie, want hij voegt eraan toe: ‘ziende op uzelf, want u kon ook eens in verzoeking komen…’ Nou, dat liegt er niet om. Paulus zoekt dus niet naar mensen die er een soort genoegen aan beleven een ander tot de orde te roepen en de waarheid te zeggen. Nee, hij wil mensen naar voren laten treden, die met verdriet in hun hart, omdat ze zichzelf zo goed kennen, zich zo’n zware taak opleggen.

Waarom vraagt de Heere Jezus dit van ons en sluit Paulus zich bij Hem aan? Waarom zoiets lastigs in onze tijd? We vinden het eigenlijk best wel prima dat ieder in de gemeen¬te het samen met God moet uitmaken wat goed of fout is. We hebben geen behoefte aan een moraliserende kerk die overal z'n neus in steekt. Heeft de kerk in het verleden zich niet veel te vaak opgesteld als zedenmeester die altijd met het opgehe¬ven vingertje klaarstond? Is daar niet veel kwaad mee ge¬sticht?

De mantel van de liefde?
We zijn juist blij dat we daar van af zijn. We hebben geen betutteling en bevoogding van bovenaf of van elkaar nodig. We geven de ander de ruimte en claimen tegelijk ruimte voor ons¬zelf. Dus een situatie als in Mattheüs 18, waarin de ene broeder de andere broeder (m/v) vermaant en terechtwijst, zou wat ons betreft niet mogen voorkomen. We moeten respect opbrengen voor de gestalte die ieder op zich aan zijn chris¬ten-zijn geeft, zeggen we dan. Toch kunnen we bij al ons respect voor iemands privédomein soms moeite hebben met een bepaalde hou¬ding of een bepaald gedrag. In dat geval hebben we geleerd om dan maar een andere kant op te kijken. Want terechtwijzen, nee dat doe je toch maar niet.

De liefde scoort in het huidige kerkelijke klimaat veel hoger. Wij laten ons in alle zaken van gemeentelijk beleid liever leiden door de liefde, de barmhartigheid en de ontferming. Wij zijn vuurbang geworden voor dogmatisme en theologische scherpslijperijen. Inderdaad is daar ook veel kwaad mee aangericht. Maar is nu alles onder de mantel van de liefde te verbergen daar het juiste antwoord op? Is pastoraat nu alleen maar een arm om iemands schouder zonder hem of haar ook in liefde de waarheid te zeggen? Johannes zegt in het begin van zijn Evangelie dat liefde en waarheid bij elkaar horen: de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.

Toch komt de Bijbel met een speciale boodschap naar al die postmoderne westerse mensen die wij zijn. Die boodschap benadrukt nogmaals dat wij geen losse individuen zijn, die in de ge¬meente als knikkers in een knikkerzak zitten, zonder enig verband met elkaar dan alleen misschien dat we samen op zondag een fijne dienst beleven. Wij kunnen niet op onze allerindividueelste manier gelo¬ven. Het geloof is alleen te beleven in gemeenschap met andere gelovi¬gen. Geloven doe je niet op je eentje. Geloven is inclusief. Dat is wat het Nieuwe Testament zegt.

Onze opdracht
Als iemand ontmoedigd is, mogen anderen hem of haar bemoedi¬gen. Als iemand verdriet heeft, mogen anderen hem of haar troosten. Als iemand de weg van de zonde opgaat, is het de taak van de anderen hem of haar te bestraffen, te vermanen en terecht te wijzen. Moeilijk, moeilijk! Jawel, maar tegelijk onze opdracht!

Sommigen vragen zich misschien af welk belang er nu mee ge¬diend is om elkaar in de gemeente te vermanen en terecht te wijzen. Waarom laten we elkaar niet gewoon met rust en laten we ieder in z'n waarde? Waarom moeten we zo nodig elkaar terechtwijzen? Kortgezegd komt het hierop neer: als er zonde in ons leven is, vormt die een blokkade in onze geloofsgroei. En omwille van deze geloofsgroei, moeten wij elkaar op die zonde aanspre¬ken. Een broeder, die zondigt is te ‘winnen’ zegt de Heere Jezus. ‘Als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen!’ Is dat niet alles waard? Stap dan maar over je terughoudendheid heen! Stap in liefde op iemand af!

Yme Horjus