In leven en in sterven Gods eigendom
Over voltooid leven
Deze heel sterke uitspraak boven dit artikel is een citaat van Paulus uit Romeinen 14:8. Wat er ook in het leven gebeurt, je bent in Gods hand. En niets of niemand kan je uit die hand roven. Paulus drukt dat heel nadrukkelijk uit door te zeggen: “dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer”.
We horen steeds meer geluiden in de samenleving dat het leven ook te lang kan duren. Dat je een gevoel kunt krijgen: het is genoeg! Als je ouder wordt, ja, dan kom je meer en meer in aanraking met de eindigheid van het leven, de kwetsbaarheid daarvan, het verlies, met de aftakeling en met het lijden. Een paar van de vragen, die urgent zijn in onze maatschappij: Hoe ga je daarmee om? Hoe reageer je daarop, hoe kijk je daarnaar? Hoe bereid je je daarop voor?
Naar geweten handelen
Maar waar het in dit hoofdstuk 14 van de Romeinenbrief over gaat, is de verdraagzaamheid die gelovigen naar elkaar toe aan de dag moeten leggen. Heel gauw kan een bepaalde levensstijl verabsoluteerd worden. Dan kunnen mensen tegenover elkaar komen te staan.
Je had in die gemeente in Rome mensen die vonden dat je alles moest kunnen eten wat er op de markt te koop was en je had mensen die vonden dat je daar vreselijk mee moest oppassen. Dat bracht spanningen met zich mee. Zo was er ook het punt van het in ere houden van feestdagen. Dat was ook een splijtzwam waarmee de onderlinge verdraagzaamheid onder druk kwam te staan. Paulus wil dat de gemeenteleden elkaar in hun waarde laten en elkaar de ruimte gunnen naar ieders geweten te handelen. ‘Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd’, zegt hij in vers 5. Dat zinnetje zit nog heel veel mensen in het hoofd.
Geen levenslust meer
Bij het leven hoort de gebrokenheid. En wij moeten als mensen leren dat te aanvaarden. Dat is niet eenvoudig. Mensen hebben soms de balans opgemaakt: mijn leven is voltooid en ik wil helemaal niet ziek worden en ik wil niet lijden. En voordat het komt, wil ik er liever uitstappen. Ze willen niet aanvaarden dat ze meer en meer alleen komen te staan, want met het ouder worden vallen geliefden weg, je kringetje wordt steeds kleiner. Mensen hebben vaak steeds minder contacten, omdat ze soms ook helemaal geen levenslust meer hebben. Geen zin om nieuwe mensen te leren kennen. Geen zin om gesprekken aan te gaan. Ze hebben ook angst om afhankelijk te worden. Dat je niet meer zelf de regie in handen hebt. Dat anderen je leven gaan bepalen. Wat jij moet doen en wat jij niet moet doen. Je bent niet meer vrij. Je moet je privacy inleveren, je baalt, omdat je zo sterk en zo onafhankelijk altijd was maar nu is dat voorbij.
Mensen, die hun leven voltooid achten, willen niet leven zonder perspectief. Er zijn geen plannen meer. Er is geen toekomst meer. Er is alleen nog maar een doelloos leven en de verveling. En ze zien er tegenop. Ze zien op tegen de schaamte van de aftakeling. Ze zien op tegen het verlies van fatsoen om zich in bepaalde omstandigheden te gedragen en het vervult hen met afgrijzen om achter een rollator te lopen. Je schaamt je voor je incontinentie of voor je impotentie of voor je dementie. Je kunt niet meer lezen, het eten smaakt niet meer lekker, je wordt doof, je hebt pijn. Eerst raak je je auto kwijt, daarna moet je je fiets inleveren en je leven wordt klein en je wordt bang te worden, wie je nooit was en wie je ook niet wilt zijn. Dan besluiten ze om hun leven voltooid te achten.
Verantwoording afleggen
Valt dit nu onder de verdraagzaamheid die Paulus propageert? Vindt Paulus dat dit ook zo’n punt is als het offervlees of de feestdagen? We kennen hem toch niet zo. Hij komt in zijn brieven altijd op voor Gods zaak en eer en soms bestrijdt hij opvattingen van mensen in zijn dagen in felle bewoordingen. Maar Paulus weet onderscheid aan te brengen in hoofd- en bijzaken. Op de hoofdzaken weet hij van geen wijken en is dan een militant verdediger van de christelijke leer en waarheid. Maar als het gaat om de adiafora, de zaken van middelmatig of ondergeschikt belang - die kwesties die in Rome spelen -, kan hij heel toegeeflijk en mild zijn en wil hij ruimte scheppen voor die verschillen in de gemeente.
Als Paulus hier een weg tekent in dit Bijbelgedeelte naar de verdraagzaamheid, dan zegt hij ook niet: “Het maakt allemaal niets uit wat je doet”. Maar dan bindt hij ons denken, doen en laten aan het staan voor de rechterstoel van God. Je moet in je eigen besef en geweten overtuigd zijn. Hij zegt tevens: “Maar er komt een moment in je leven dat je voor die rechterstoel van God staat (Romeinen 14:10-12) om verantwoording af te leggen. En kun je dan God recht in de ogen zien? Heb je de dingen in je leven gedaan tot lof en eer van God? Heb je in je doen en laten steeds Zijn glorie gezocht? Ook in die adiafora? In die dingen die eigenlijk maar bijkomstig zijn?” Dat is het punt dat Paulus wil maken.
Leven en sterven voor God
Want uiteindelijk is heel ons leven Gods eigendom. Zijn wij in leven en sterven Gods eigendom. Wij leven niet voor onszelf en sterven niet voor ons zelf. Alles staat in het teken van Gods Koninkrijk, Zijn gerechtigheid en Zijn heerlijkheid. Voor die rechterstoel van God zal Hij ons maar één ding vragen: “Hoeveel van de liefde van Mijn Zoon is in jouw leven zichtbaar geworden?” We mogen weten dat we door Christus’ offer ingaan in de vreugde van de Heer, maar het is ook belangrijk te mogen horen: ‘wel gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig ben jij getrouw geweest, over veel zal Ik je stellen…’
Vonne van der Meer schreef een roman over deze problematiek, over voltooid leven. Winter in Gloster Huis heet het boek. Het is een boek, waarin ze zich voorstelt, hoe het over een tiental jaren kan gaan in ons land als alle ontwikkelingen, die er nu zijn, gewoon doorgaan. Hoe is straks dan het plaatje? Nou, dan is er straks een huis, schrijft ze, en daar kun je heengaan, als je leven voltooid is en je niet meer wilt. Daar krijg je je laatste maaltijd en je mag nog wat zeggen, wat het ook is. Dan drink je nog je laatste glas wijn, er zijn lieve mensen, die je dan omringen, een drankje en dan, ja, dan sterf je. In dat boek is ook nog een ander huis. En daar kun je heengaan, als je twijfelt, als je niet zeker weet of je wel wilt sterven en daar is liefde, daar is zorg, daar is aandacht. Er is een vrouw, die wilde eigenlijk niet meer leven en toch twijfelde ze en ze komt in dat huis en knapt helemaal op. Ze gaat weer van het leven houden. Ik denk dat Vonne van der Meer er niet zover naast zit.
De kosten van oud worden
Als je leven is voltooid, hoef je helemaal niet aan voorwaarden te voldoen. Je vult gewoon een papier in en je prikt de datum. Dan kan het zomaar zijn, dat er tegen ons wordt gezegd: “Meneer, mevrouw, u bent al oud. Weet u, dat daar speciale huizen voor zijn? Dat daar oplossingen voor zijn?” Het kan zomaar zijn, dat we in een toekomst terechtkomen, dat er wordt gezegd: “Mevrouw, meneer, weet u wel, wat u kost? Weet u wel, wat de hulp aan u kost, wat u vraagt en hoe de zorg aan u op de samenleving drukt?” De waarde van een mens wordt uitgedrukt in geld.
Het hele leven raakt gemedicaliseerd. Dat begint al als je in het ziekenhuis komt en een van de eerste vragen is: “Mevrouw, meneer, als u hier in het ziekenhuis een hartstilstand krijgt, moeten we u nog reanimeren? Tot hoe ver moeten we gaan?” Heel vaak sterven mensen vandaag de dag, omdat de arts heeft gezegd: “Behandelen heeft verder geen zin meer. We hebben alles gedaan, meer is niet mogelijk.” En dan wordt er aan de kinderen gevraagd: “Wanneer moeten we stoppen? Want het kan niet meer. Zegt u maar: doen we dat vanavond of doen we het morgenochtend?”
Onze roeping tot de dood
Ons leven is pas voltooid, echt voltooid, als God vindt dat het voltooid is. Als Hij je roept, dan is het pas voorbij. En tot die tijd heb je een roeping van God. Paulus schrijft: ‘zolang we leven, leven we voor de Heer en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer, dus of wij nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer’. En tot die tijd is je leven waardevol. Ook al is het soms heel lastig en moeilijk voor ons om mee te maken. Maar God ziet het hart aan. Hij weet, wat er in iemand leeft, Hij kent de ziel. Ook in je gebrokenheid en in je ouderdom. In je kwetsbaarheid zijn we door God gekend en door Hem bemind.
Yme Horjus
Deze heel sterke uitspraak boven dit artikel is een citaat van Paulus uit Romeinen 14:8. Wat er ook in het leven gebeurt, je bent in Gods hand. En niets of niemand kan je uit die hand roven. Paulus drukt dat heel nadrukkelijk uit door te zeggen: “dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer”.
We horen steeds meer geluiden in de samenleving dat het leven ook te lang kan duren. Dat je een gevoel kunt krijgen: het is genoeg! Als je ouder wordt, ja, dan kom je meer en meer in aanraking met de eindigheid van het leven, de kwetsbaarheid daarvan, het verlies, met de aftakeling en met het lijden. Een paar van de vragen, die urgent zijn in onze maatschappij: Hoe ga je daarmee om? Hoe reageer je daarop, hoe kijk je daarnaar? Hoe bereid je je daarop voor?
Naar geweten handelen
Maar waar het in dit hoofdstuk 14 van de Romeinenbrief over gaat, is de verdraagzaamheid die gelovigen naar elkaar toe aan de dag moeten leggen. Heel gauw kan een bepaalde levensstijl verabsoluteerd worden. Dan kunnen mensen tegenover elkaar komen te staan.
Je had in die gemeente in Rome mensen die vonden dat je alles moest kunnen eten wat er op de markt te koop was en je had mensen die vonden dat je daar vreselijk mee moest oppassen. Dat bracht spanningen met zich mee. Zo was er ook het punt van het in ere houden van feestdagen. Dat was ook een splijtzwam waarmee de onderlinge verdraagzaamheid onder druk kwam te staan. Paulus wil dat de gemeenteleden elkaar in hun waarde laten en elkaar de ruimte gunnen naar ieders geweten te handelen. ‘Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd’, zegt hij in vers 5. Dat zinnetje zit nog heel veel mensen in het hoofd.
Geen levenslust meer
Bij het leven hoort de gebrokenheid. En wij moeten als mensen leren dat te aanvaarden. Dat is niet eenvoudig. Mensen hebben soms de balans opgemaakt: mijn leven is voltooid en ik wil helemaal niet ziek worden en ik wil niet lijden. En voordat het komt, wil ik er liever uitstappen. Ze willen niet aanvaarden dat ze meer en meer alleen komen te staan, want met het ouder worden vallen geliefden weg, je kringetje wordt steeds kleiner. Mensen hebben vaak steeds minder contacten, omdat ze soms ook helemaal geen levenslust meer hebben. Geen zin om nieuwe mensen te leren kennen. Geen zin om gesprekken aan te gaan. Ze hebben ook angst om afhankelijk te worden. Dat je niet meer zelf de regie in handen hebt. Dat anderen je leven gaan bepalen. Wat jij moet doen en wat jij niet moet doen. Je bent niet meer vrij. Je moet je privacy inleveren, je baalt, omdat je zo sterk en zo onafhankelijk altijd was maar nu is dat voorbij.
Mensen, die hun leven voltooid achten, willen niet leven zonder perspectief. Er zijn geen plannen meer. Er is geen toekomst meer. Er is alleen nog maar een doelloos leven en de verveling. En ze zien er tegenop. Ze zien op tegen de schaamte van de aftakeling. Ze zien op tegen het verlies van fatsoen om zich in bepaalde omstandigheden te gedragen en het vervult hen met afgrijzen om achter een rollator te lopen. Je schaamt je voor je incontinentie of voor je impotentie of voor je dementie. Je kunt niet meer lezen, het eten smaakt niet meer lekker, je wordt doof, je hebt pijn. Eerst raak je je auto kwijt, daarna moet je je fiets inleveren en je leven wordt klein en je wordt bang te worden, wie je nooit was en wie je ook niet wilt zijn. Dan besluiten ze om hun leven voltooid te achten.
Verantwoording afleggen
Valt dit nu onder de verdraagzaamheid die Paulus propageert? Vindt Paulus dat dit ook zo’n punt is als het offervlees of de feestdagen? We kennen hem toch niet zo. Hij komt in zijn brieven altijd op voor Gods zaak en eer en soms bestrijdt hij opvattingen van mensen in zijn dagen in felle bewoordingen. Maar Paulus weet onderscheid aan te brengen in hoofd- en bijzaken. Op de hoofdzaken weet hij van geen wijken en is dan een militant verdediger van de christelijke leer en waarheid. Maar als het gaat om de adiafora, de zaken van middelmatig of ondergeschikt belang - die kwesties die in Rome spelen -, kan hij heel toegeeflijk en mild zijn en wil hij ruimte scheppen voor die verschillen in de gemeente.
Als Paulus hier een weg tekent in dit Bijbelgedeelte naar de verdraagzaamheid, dan zegt hij ook niet: “Het maakt allemaal niets uit wat je doet”. Maar dan bindt hij ons denken, doen en laten aan het staan voor de rechterstoel van God. Je moet in je eigen besef en geweten overtuigd zijn. Hij zegt tevens: “Maar er komt een moment in je leven dat je voor die rechterstoel van God staat (Romeinen 14:10-12) om verantwoording af te leggen. En kun je dan God recht in de ogen zien? Heb je de dingen in je leven gedaan tot lof en eer van God? Heb je in je doen en laten steeds Zijn glorie gezocht? Ook in die adiafora? In die dingen die eigenlijk maar bijkomstig zijn?” Dat is het punt dat Paulus wil maken.
Leven en sterven voor God
Want uiteindelijk is heel ons leven Gods eigendom. Zijn wij in leven en sterven Gods eigendom. Wij leven niet voor onszelf en sterven niet voor ons zelf. Alles staat in het teken van Gods Koninkrijk, Zijn gerechtigheid en Zijn heerlijkheid. Voor die rechterstoel van God zal Hij ons maar één ding vragen: “Hoeveel van de liefde van Mijn Zoon is in jouw leven zichtbaar geworden?” We mogen weten dat we door Christus’ offer ingaan in de vreugde van de Heer, maar het is ook belangrijk te mogen horen: ‘wel gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig ben jij getrouw geweest, over veel zal Ik je stellen…’
Vonne van der Meer schreef een roman over deze problematiek, over voltooid leven. Winter in Gloster Huis heet het boek. Het is een boek, waarin ze zich voorstelt, hoe het over een tiental jaren kan gaan in ons land als alle ontwikkelingen, die er nu zijn, gewoon doorgaan. Hoe is straks dan het plaatje? Nou, dan is er straks een huis, schrijft ze, en daar kun je heengaan, als je leven voltooid is en je niet meer wilt. Daar krijg je je laatste maaltijd en je mag nog wat zeggen, wat het ook is. Dan drink je nog je laatste glas wijn, er zijn lieve mensen, die je dan omringen, een drankje en dan, ja, dan sterf je. In dat boek is ook nog een ander huis. En daar kun je heengaan, als je twijfelt, als je niet zeker weet of je wel wilt sterven en daar is liefde, daar is zorg, daar is aandacht. Er is een vrouw, die wilde eigenlijk niet meer leven en toch twijfelde ze en ze komt in dat huis en knapt helemaal op. Ze gaat weer van het leven houden. Ik denk dat Vonne van der Meer er niet zover naast zit.
De kosten van oud worden
Als je leven is voltooid, hoef je helemaal niet aan voorwaarden te voldoen. Je vult gewoon een papier in en je prikt de datum. Dan kan het zomaar zijn, dat er tegen ons wordt gezegd: “Meneer, mevrouw, u bent al oud. Weet u, dat daar speciale huizen voor zijn? Dat daar oplossingen voor zijn?” Het kan zomaar zijn, dat we in een toekomst terechtkomen, dat er wordt gezegd: “Mevrouw, meneer, weet u wel, wat u kost? Weet u wel, wat de hulp aan u kost, wat u vraagt en hoe de zorg aan u op de samenleving drukt?” De waarde van een mens wordt uitgedrukt in geld.
Het hele leven raakt gemedicaliseerd. Dat begint al als je in het ziekenhuis komt en een van de eerste vragen is: “Mevrouw, meneer, als u hier in het ziekenhuis een hartstilstand krijgt, moeten we u nog reanimeren? Tot hoe ver moeten we gaan?” Heel vaak sterven mensen vandaag de dag, omdat de arts heeft gezegd: “Behandelen heeft verder geen zin meer. We hebben alles gedaan, meer is niet mogelijk.” En dan wordt er aan de kinderen gevraagd: “Wanneer moeten we stoppen? Want het kan niet meer. Zegt u maar: doen we dat vanavond of doen we het morgenochtend?”
Onze roeping tot de dood
Ons leven is pas voltooid, echt voltooid, als God vindt dat het voltooid is. Als Hij je roept, dan is het pas voorbij. En tot die tijd heb je een roeping van God. Paulus schrijft: ‘zolang we leven, leven we voor de Heer en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer, dus of wij nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer’. En tot die tijd is je leven waardevol. Ook al is het soms heel lastig en moeilijk voor ons om mee te maken. Maar God ziet het hart aan. Hij weet, wat er in iemand leeft, Hij kent de ziel. Ook in je gebrokenheid en in je ouderdom. In je kwetsbaarheid zijn we door God gekend en door Hem bemind.
Yme Horjus