'Ik wilde alleen een veilige plek!'

Feike ter Velde • 90 - 2014 • Uitgave: 24
Hij was negentien jaar toen hij in Nederland kwam en wist niet waar hij door een vrachtwagenchauffeur was afgezet. Het was ongeveer drie uur in de nacht. In verte zag hij lichtjes en liep die richting uit. Kort daarna kwam hij in een asielzoekerscentrum.
Nu is hij net zesentwintig geworden, maar weet nog steeds niet of hij in ons land mag blijven. Hier vertelt hij, Al-Ubaidy, zijn verhaal.


Hier, in een vreemd land, ging ik op zoek naar de achtergrond van mijn familienaam: Al-Ubaidy. Ik kwam tot interessante ontdekkingen, zoals het feit dat ik afstam van de Soemeriërs, het volk en het land waar Abraham vandaan kwam: Mesopotamië. Ik ben zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van mijn land en ik heb ontdekt dat er ook veel over in de Bijbel staat.

De doodstraf
Het was 2003 en Saddam Hoessein was net weg. De Amerikanen kwamen de stad in. Ik zag ze als bevrijders. Het was een onderdrukte samenleving en de mensen waren bang hun eigen mening te geven. De regering van Saddam was een alles beheersende macht. In mijn eigen familie zijn mensen omgebracht, na eerst gemarteld te zijn in de gevangenis. Sommige familieleden zijn toen ook weggevlucht.
Mijn ouders waren gescheiden toen ik nog heel jong was. Mijn moeder was arts en werkte in het ziekenhuis in Bagdad. Mijn vader was chemicus. Ik zat toen op de middelbare school, zeg maar het VWO. Ik was van plan bouwkunde te gaan studeren aan de universiteit. Maar dat liep heel anders.
Ik sprak redelijk goed Engels. Ik zocht een baantje en kwam met het Amerikaanse leger in contact. Zij zaten op een basis net buiten de stad. Ik heb veel vertaalwerk gedaan tussen aannemers en Amerikaanse militairen, maar ook actief gewerkt op de basis met het aanleggen van elektrische bedrading en dat soort dingen. Je moest dit wel geheim houden, want werken voor de Amerikanen werd gezien als landverraad. Al Qaida was overal in het land en je wist niet wie jou verraden kon. Mijn vrienden en ik werden regelmatig bedreigd, bijvoorbeeld met kogelbrieven.
Op een avond kwamen we terug van het werk. Ik stapte uit de auto en de auto met mijn drie vrienden werd plotseling onder vuur genomen. Het was te donker om te zien wie dat deden. Mijn drie vrienden zijn toen omgekomen. Ik ben direct naar de Amerikaanse basis gevlucht, waar ik mij veiliger voelde. Daar kon ik blijven. Ik belde de volgende dag mijn moeder in het ziekenhuis om haar te vertellen wat er gebeurd was. Ik zei haar dat ik het land uit wilde vluchten, want in de dreigbrieven stond dat we de doodstraf hadden gekregen.

Op weg naar een veilige plek
Ik heb geen afscheid van haar kunnen nemen, omdat het niet veilig was naar de stad terug te keren. Ze drong erop aan terug te komen als de problemen voorbij zouden zijn. Van anderen hoorde ik dat ze op zoek naar me waren. Twee nachten ben ik op de basis gebleven. Ik kreeg mijn salaris van de Amerikanen en ze begrepen wel dat ik weg wilde.
Ik ben per vliegtuig naar Turkije gereisd met het geld dat ik bij de Amerikanen had verdiend. Ik had voor Turkije een toeristenvisum en moest dus snel weer weg. Ik was ook bang dat de Turken mij zouden uitleveren aan Irak. Ik zat in een hotel in Istanbul en ontmoette daar andere Irakezen met een soortgelijk verhaal als dat van mij. Via hen kwam ik met mensensmokkelaars in aanraking. Ik wilde alleen naar een veilige plek, waar dan ook. Ik had hen al mijn spaargeld gegeven en ook mijn mobiele telefoon en paspoort. Ze wilde alles van mij hebben. Binnen enkele dagen was er een vrachtwagen waarin ik mee kon. Het was donker toen ik vertrok.

Doodsbang en uitgeput
Ik zat tussen dozen en machines. Ik kreeg instructies om zo stil mogelijk te blijven. Ik kreeg een flesje water en een pakje koekjes. Ik was daar met drie andere vluchtelingen. In de vierde nacht verlieten deze drie in de nacht de vrachtauto. Ik weet niet waar dat was, maar ik vermoed dat we toen al in Duitsland waren. De vrachtauto ging verder. De volgende nacht moest ik uitstappen. Het was ongeveer drie uur. Het duurde nog een half uur voordat ik mocht uitstappen. Ik was doodsbang, wist niet waar ik was, het was aardedonker en de vrachtauto vertrok. Het was heel erg koud, eind februari en er lag sneeuw.
Ik had honger en dorst, was veel te dun gekleed. Ik had het erg koud. Ik besloot te gaan lopen naar de lichtjes in de verte. Ik denk dat ik ongeveer drie uur heb gelopen. Ik had het heel erg moeilijk en dacht dat ik dood zou gaan. Ik wist niet hoe lang ik moest lopen. Ik was totaal uitgeput en wist niet of ik de kracht had de noodzakelijke afstand te lopen.
Tegen de tijd dat het licht werd, kwam ik een stad. Er kwam meer verkeer, meer mensen op straat en ik vroeg iemand waar ik was. Die man keek mij raar aan en zei dat ik in Holland was. Ik dacht direct aan tulpen, klompen en aan voetballen. Ik vond een politiebureau. Daar vertelde ik mijn verhaal. Ik kreeg direct water en koek. Ik werd overgebracht naar Ter Apel.
Later hoorde ik van mijn tante dat ze mijn moeder hadden doodgeschoten. Het was een gewapende Al Qaida-groep die mij nog steeds naar mij op zoek was.

'Je bent niet alleen'
Het jarenlange proces om een verblijfsvergunning te krijgen duurt nog steeds voort. Ik ben hier met Irakezen meegegaan naar een kerk, hoewel ik moslim was. Door alles wat ik heb meegemaakt had ik angstdromen. Ik bad vaak tot God om hulp.
Een keer droomde ik dat ik mijn leven wilde beëindigen. Ik droomde over een spoorlijn en een aanstormende trein. Ik stond daar en toen pakte een lichtende gestalte mijn hand en zei: 'Ik help je, je bent niet alleen.' Toen werd ik wakker. Ik wist het: dat was Jezus, Hij had mij gered. Ik deed een Alpha-cursus in de kerk en later ben ik gedoopt. Jezus is mijn Redder, mijn Bevrijder. Ik hoef niet meer bang te zijn. Hij geeft mij ook een toekomst.

Feike ter Velde