Ik wil het goede wel doen… - Spreuken 9:1-18 (II)

Els ter Welle • 91 - 2015 • Uitgave: 12
De uitnodiging van de Wijsheid en de Dwaasheid (Spreuken 9:1-18).

Kiezen we voor het feestmaal van het Leven, of voor het feestmaal van de dood. Dat is de grote vraag van dit hoofdstuk. Maar… kunnen we eigenlijk wel voor het goede kiezen?

Dit is een eeuwenoude vraag waarover hete discussies zijn gevoerd. Er is dan ook niet een eenvoudig antwoord op te geven. Niet alleen in de theologie, maar ook in de wetenschap komt men tot tegenstrijdige conclusies.
Hoogleraar Neurowetenschap Victor Lamme zegt: “Het zijn geen bewuste gedachten, maar onbewuste hersenprocessen die onze beslissingen aansturen. Ik bepaal niet wat ik doe, maar mijn hersenen.”
Een andere wetenschapper, Herman Philipse, bestrijdt Lamme. Hij zegt: “Hersenen hebben geen intenties, maken geen voorstellingen en doen geen beloften. Mensen doen dat. Het is onzinnig om gedachten en redenen te beschrijven in termen van neuronen.”
Zuivere wetenschap begint echter bij het kennen van God de Hoogheilige die spreekt in Zijn Woord (vers 10). En dat Woord zegt dat beslissingen niet in onze hersenen plaatsvinden, maar in ons hart! ‘Behoedt uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen van het leven’ (Spreuken 4:23). Ons hart is onze innerlijke, maar wel bewuste mens. Het is de persoon die in ons lichaam woont met al zijn voelen, willen en denken. Het is de zetel van onze beweegredenen en verlangens. En daar worden de beslissingen genomen. Als niemand van ons bewust zou handelen, zijn we dan nog wel verantwoordelijk voor onze daden?
Wij kunnen bewust kiezen. Daartoe worden we in de Bijbel steeds weer opgeroepen. Maar onze aanleg, opvoeding, achtergrond en leefomstandigheid beïnvloeden zeker onze keuze. En last but not least: vooral ons zondige ik voert strijd met ons! Paulus zegt: ‘Mijn daden zijn in strijd met wat ik wil. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet.’ In deze zin heeft niemand een echte vrije wil. Gelukkig eindigt Paulus hier niet mee. Dat zou ons in wanhoop achter laten. Hij laat het probleem zien, maar geeft ook de oplossing en zegt: ‘Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? God zij dank, door Jezus Christus onze Heer!’ (Romeinen 7:15-25).

De oproep van ons hoofdstuk is om voor het Leven te kiezen en niet voor de dood. Dat is een hele worsteling. Maar ga de strijd niet alleen aan. Vlucht naar de Here Jezus. Alles wat u niet kunt, kan Hij!
Wordt vervolgd.

Els ter Welle