Hoe kijken wij naar tegenliggers en dwarsliggers?
Het was een prachtige herfstdag. Echt weer voor een wandelingetje! Geen vuiltje aan de lucht. Dacht ik. Toen werd ik geroepen: “Mevrouw? U loopt verkeerd!” Een andere wandelaarster legde me ijverig uit dat ik aan de verkeerde kant van de weg liep. Wat aardig, oog te hebben voor anderen, dacht ik nog en bedankte haar vriendelijk voor het meedenken.
Maar ik veranderde niet mijn koers en dat bleek een dingetje. Aardigheid verdween en uit de keurig uitziende mevrouw, kwam opeens een stuitende hoeveelheid lelijkheid. Ik zat vreselijk fout en dat moest ik weten ook. Na haar preek, liep ze verder, aan de goede kant van de weg, zonder me nog een blik waardig te keuren, mij verbluft achterlatend.
Hartkloppingen van narigheid
Op de weg naar Huis, ontmoeten wij reizigers, die niet allemaal in onze pas lopen of aan onze goede kant. En daar hebben we een mening over – die we met grote vrijmoedigheid uiten. Soms direct, vaker indirect. Soms met woorden, maar blikken en zuchten zijn ons ook niet vreemd. We hebben een grote ijver om elkaar op fouten te wijzen. Om een voorbeeld te nemen waar we allemaal mee te maken hebben: muziek. Welke liederen zijn goed en welke zijn fout? Zijn het alleen de Psalmen of mag Opwekking ook? En dacht je dat het daarmee geregeld was, dan komt de volgende angel: met welke muziekinstrumenten ondersteun je de gemeente en met welke help je ze de verkeerde kant op? Orgel en drum… ze geven beiden zegen én hartkloppingen van narigheid.
Op de weg naar Huis komen we ook mensen tégen. Waarom zijn ze van gedachten en koers veranderd? Is hun focus blijvend veranderd? Reden tot zorg –en terecht! Maar waar we een grote ijver en vrijmoedigheid hebben op het corrigeren van fouten, vallen we bij zónden vaak stil… Begroet je tegenliggers? Wil je ze nog kénnen? Of weet je er zelf zó geen raad mee dat je net doet of je niets ziet? Velen besluiten over échte zaken, waar we elkaar wél over moeten aanspreken, opeens dat we niet mogen oordelen, geen mening mogen hebben en vooral tolerant moeten zijn… En zo wordt één opmerking van John Piper waarin hij zich afvraagt of alleen Psalmen zingen niet eenzijdig is, brééd uitgemeten in nieuwsberichten, terwijl de oproep tot levensheiliging die klonk op de Zoeklichtdagen en de studiedag voor voorgangers en leiders, niet aan de orde komt.
Beestje bij de naam noemen
In mijn stille tijd las ik Ezechiël. Zo’n moeilijk Bijbelboek, vol met oordelen – de lastige kant van God voor velen. Ook in hoofdstuk 16. Op een pijnlijk open wijze verhaalt de Here God hoe fout Jeruzalem zit. Geen goedpraterij of gladstrijken, maar eerlijkheid. En ja, daden hebben gevolgen, er komt straf, heftig en bloederig. En dan vers 30 ’Wat moet uw hart verkommerd zijn – spreekt de Heere HEERE – bij het doen van dit alles’. Hier komt een enorme bewogenheid met de zondaar áchter de zonde tevoorschijn! Doet me denken aan de Here Jezus die bij het zien van dezelfde stad verzuchtte: “’Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten dood en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak hebt Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!’ (Mattheüs 23:37). Ook hier wordt het beestje bij de naam genoemd, wordt zonde niet gladgestreken of weggepraat. Maar in Zijn verzuchting is vooral de bewogen hartklop van liefde te horen.
Zijn we bereid om op Gods manier naar ‘tegenliggers’ en ‘dwarsliggers’ te kijken? Niet met het rode potloodje het scorebord invullen en daarna door marcheren, maar met compassie, de zondaar liefhebbend, wijzen op zonde én laten zien hoe het dan wel kan. Dat vraagt naast waarheid weten, vooral oog voor de ander willen hebben, verbinding willen leggen in nederigheid en liefde.
Corine Daane
Maar ik veranderde niet mijn koers en dat bleek een dingetje. Aardigheid verdween en uit de keurig uitziende mevrouw, kwam opeens een stuitende hoeveelheid lelijkheid. Ik zat vreselijk fout en dat moest ik weten ook. Na haar preek, liep ze verder, aan de goede kant van de weg, zonder me nog een blik waardig te keuren, mij verbluft achterlatend.
Hartkloppingen van narigheid
Op de weg naar Huis, ontmoeten wij reizigers, die niet allemaal in onze pas lopen of aan onze goede kant. En daar hebben we een mening over – die we met grote vrijmoedigheid uiten. Soms direct, vaker indirect. Soms met woorden, maar blikken en zuchten zijn ons ook niet vreemd. We hebben een grote ijver om elkaar op fouten te wijzen. Om een voorbeeld te nemen waar we allemaal mee te maken hebben: muziek. Welke liederen zijn goed en welke zijn fout? Zijn het alleen de Psalmen of mag Opwekking ook? En dacht je dat het daarmee geregeld was, dan komt de volgende angel: met welke muziekinstrumenten ondersteun je de gemeente en met welke help je ze de verkeerde kant op? Orgel en drum… ze geven beiden zegen én hartkloppingen van narigheid.
Op de weg naar Huis komen we ook mensen tégen. Waarom zijn ze van gedachten en koers veranderd? Is hun focus blijvend veranderd? Reden tot zorg –en terecht! Maar waar we een grote ijver en vrijmoedigheid hebben op het corrigeren van fouten, vallen we bij zónden vaak stil… Begroet je tegenliggers? Wil je ze nog kénnen? Of weet je er zelf zó geen raad mee dat je net doet of je niets ziet? Velen besluiten over échte zaken, waar we elkaar wél over moeten aanspreken, opeens dat we niet mogen oordelen, geen mening mogen hebben en vooral tolerant moeten zijn… En zo wordt één opmerking van John Piper waarin hij zich afvraagt of alleen Psalmen zingen niet eenzijdig is, brééd uitgemeten in nieuwsberichten, terwijl de oproep tot levensheiliging die klonk op de Zoeklichtdagen en de studiedag voor voorgangers en leiders, niet aan de orde komt.
Beestje bij de naam noemen
In mijn stille tijd las ik Ezechiël. Zo’n moeilijk Bijbelboek, vol met oordelen – de lastige kant van God voor velen. Ook in hoofdstuk 16. Op een pijnlijk open wijze verhaalt de Here God hoe fout Jeruzalem zit. Geen goedpraterij of gladstrijken, maar eerlijkheid. En ja, daden hebben gevolgen, er komt straf, heftig en bloederig. En dan vers 30 ’Wat moet uw hart verkommerd zijn – spreekt de Heere HEERE – bij het doen van dit alles’. Hier komt een enorme bewogenheid met de zondaar áchter de zonde tevoorschijn! Doet me denken aan de Here Jezus die bij het zien van dezelfde stad verzuchtte: “’Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten dood en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak hebt Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!’ (Mattheüs 23:37). Ook hier wordt het beestje bij de naam genoemd, wordt zonde niet gladgestreken of weggepraat. Maar in Zijn verzuchting is vooral de bewogen hartklop van liefde te horen.
Zijn we bereid om op Gods manier naar ‘tegenliggers’ en ‘dwarsliggers’ te kijken? Niet met het rode potloodje het scorebord invullen en daarna door marcheren, maar met compassie, de zondaar liefhebbend, wijzen op zonde én laten zien hoe het dan wel kan. Dat vraagt naast waarheid weten, vooral oog voor de ander willen hebben, verbinding willen leggen in nederigheid en liefde.
Corine Daane