Hoe deel je je geloof met kerst?

Robert Vroege • 95 - 2019 • Uitgave: 12
Algemene toerusting bij het evangelisatieboekje ‘True Love’

Een aangename geur verspreidt zich van de keuken naar de kamer. Buiten is het koud, maar binnen is het warm door de gezelligheid en de open haard. Het is al weer een hele tijd geleden dat de familie zo compleet was. Alles klopt. Maar toch, toch heb je wat spanning, want het is die ene kans per jaar…

Eén keer per jaar gaan je ongelovige ouders, broer, zus, vriend(in) en/of kennissen nog naar de kerk. Voor de gezelligheid, het verhaal, de muziek of gewoon ‘omdat het erbij hoort’. Bij jou daarentegen zijn de verwachtingen wat hoger gespannen. Je weet dat het Evangelie hun leven ingrijpend ten goede kan veranderen, maar tot nu toe kwam het nooit ‘binnen’. Vandaag komt het er (weer) op aan... hoe vonden ze het? Zijn ze dit keer misschien wel ergens aan het denken gezet of zelfs geraakt?

Een gevoelige zaak
Er zijn talloze manieren waarop je op zo’n moment je doel kunt missen. Religie is, net als politiek, een zaak van sterke persoonlijke overtuigingen. Een hele gevoelige zaak dus. Bovendien kunnen ongelovigen zich ook snel beoordeeld of zelfs veroordeeld voelen. Tenslotte speelt irritatie vaak een rol. Hoeveel goede intenties je ook hebt, jouw urgentie is hoog en dat voelen ongelovigen. Ze voelen je goedbedoelde vragen en verhalen al van kilometers aankomen en dat kan een beklemmend gevoel geven.

In het positiefste geval kom je terecht in een vruchteloze, theoretische discussie over abstracte concepten. Over het ‘begin’, het ‘bestaan’ of ‘goed’ en ‘kwaad’. Maar als het tegenzit zijn er mensen beledigd en gaat er (weer) een kerst de boeken in als een drama en een mislukte poging. Hoe kun je dit vermijden en toch je geloof delen, echter zonder afbreuk te doen aan de waarheid? Hieronder drie ‘tips’ die de kans op een opbouwende sfeer verhogen.

1. Zijn: een randvoorwaarde
Het belangrijkste gebod volgens Jezus was: ’Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand’ (Mattheüs 22:37). Het is belangrijk om hier te zien dat alle elementen even belangrijk zijn. God liefhebben betekent dat Hij het meest waardevolle is in ons hart (Mattheüs 6:21), en dat we met ons verstand volledig overtuigd zijn van Zijn waarheid (Johannes 14:6). Voor sommige ongelovigen zal het verstand het grootste obstakel zijn, terwijl andere ongelovigen meer moeite zullen hebben om de schatten van hun hart over te geven. Toch is er een belangrijke randvoorwaarde die vooral met hun hart te maken heeft.

Een bekende populaire uitspraak is: “mensen geven er niet om wat je weet, ze willen weten hoeveel je om ze geeft”. Of, voor je wat kunt zeggen, moet het hart van de ander openstaan voor je woorden. En dat hart opent zich door oprechte en liefdevolle daden en woorden. Niemand wil luisteren naar een hypocriet. Jezus was dan ook scherp veroordelend naar de hypocriete schriftgeleerden: ’Ze leggen de mensen enorme lasten op, maar steken zelf geen vinger uit om die te verlichten’ (Mattheüs 23:3). Bovendien doorzag Hij hun diepste, onzuivere motieven: ’Alles wat zij doen, is om op te vallen [...] Om heilig te lijken’ (Mattheüs 23:5).

De eerste valkuil is dan ook om over het geloof te willen praten, zonder het geloof te zijn. Eigenlijk bouw je dat het hele jaar door op, maar met kerst kun je je bijvoorbeeld simpelweg extra inzetten (dienstbare houding) en oprechte interesse tonen (liefdevolle houding). Wie weet ontstaat er vanuit die houding ruimte voor een mooi gesprek.

2. Zwijgen: spreken is zilver, zwijgen is goud
De christelijke filosoof C.S. Lewis schreef (vrij vertaald) in zijn klassieker ‘onversneden christendom’: “Een nederig persoon herken je niet aan zijn opzichtige nederigheid. Waarschijnlijk het enige dat je dacht is: wat een buitengewoon vreugdevol en geïnteresseerd persoon”. De tweede valkuil gaat over hoe mensen ons zullen herinneren als gesprekspartner.

Christelijke psycholoog Larry Crabb legt in het boekje ‘recht uit je ziel’ uit hoe er vaak een ‘hemelse nieuwsgierigheid’ ontbreekt naar de werkelijke strijd die zich in anderen afspeelt, een geestelijke strijd. Dat komt vooral doordat we bezig zijn met oprecht bedoelde, maar eigen theorieën en adviezen, die daardoor hun doel missen. Het volgende principe is daarom volgens hem onmisbaar: "wat ik zonder de Geest kan doen is de taal van het eigen ik, wat ik alleen met de Geest kan doen is de taal van de ziel". Het spreken van de taal van de ziel vergt een volledig afhankelijke opstelling, een verlangen naar de zuiverste motieven bij jezelf en de grootste geestelijke gevoeligheid om de ander te kunnen 'doorzien'. Zoals Galaten 5:25 zegt: ’Als de Geest ons nieuw leven heeft gegeven, moeten wij ons ook in alle opzichten door de Geest laten leiden’. Een cruciale basishouding.

Daarnaast nog wat praktisch advies. 1 Petrus 3:15-16 roept op om altijd een liefdevolle uitleg paraat te hebben van wat u gelooft: ’Wees altijd bereid verantwoording af te leggen van de verwachting waaruit u leeft, als daarom gevraagd wordt. Maar doe het wel vriendelijk en met het nodige respect’. Dat wil zeggen dat we niet alleen inhoudelijk voorbereid moeten zijn, maar ook qua vorm. Veel discussies over geloof eindigen namelijk met een negatieve nasmaak en dat heeft zeker ook vaak te maken met de manier waarop het gesprek verliep. Je kunt daarom dit soort gesprekken gaan vermijden, maar het kan ook anders.

Greg Koukl geeft in het boekje ‘Tactics’ een cruciale tip: gebruik ‘onschuldige’ vragen. Volgens Koukl zijn er twee vragen die je altijd kunt stellen: 1) Wat bedoel je daarmee? 2) Hoe ben je tot die conclusie gekomen? Het stellen van die vragen voorkomt dat je de ander verliest door vooral je eigen punten te willen maken, het verlegt de bewijslast naar de ongelovige en geeft bovendien de ander de ruimte om zelf tot inzicht te komen. Veel ongelovigen hebben namelijk slechts oppervlakkige overtuigingen en zullen hier niet uitkomen. Op dat moment ontstaat er misschien wel ruimte voor woorden van waarheid.

Spreken is dus zilver, maar eerst zwijgen is goud. Zwijgend onder leiding van de Heilige Geest zul je eerder herinnerd worden als een ‘buitengewoon vreugdevol en geïnteresseerd persoon’ en geef je zo gehoor aan de oproep van Petrus om liefdevol je geloof te delen.

3. Zaaien: niet gelijk oogsten, maar zaaien
In de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13) valt het meeste zaad op verkeerde plekken en sterft het. Maar zelfs al valt het zaad in de goede aarde, dan is het nog steeds maar zaad, wat normaal gesproken niet sneller kan groeien dan wat biologisch mogelijk is. Iedere gelovige kent verhalen van mensen die jarenlang niets van God moesten hebben (misschien ben je zelf wel zo iemand) ondanks allerlei openbaringen. Het werk dat we in Gods koninkrijk mogen doen is zelden een sprint en meestal een marathon. Daarom moeten we er niet op uit zijn om snel te willen oogsten, maar vooral erop uit zijn om te zaaien. Dat wil zeker niet zeggen dat je de waarheid achterwege moet laten of moet verbloemen, maar dat de waarheid ook over meerdere keren gebracht mag worden als dat beter is. Misschien is deze kerst het 'zijn' bijvoorbeeld belangrijker dan het 'zeggen'. Een lange termijn 'strategie' dus, in het vertrouwen dat God uiteindelijk de leiding heeft (Spreuken 16:3) en alleen Hij de zekerheid van het geloof kan bewerkstelligen (Hebreeën 11:1) op Zijn tijd (Prediker 3:1).

Probeer deze kerst te zijn, te zwijgen en te zaaien
Christenen hebben een groot verlangen dat hun dierbaren de Heere Jezus leren kennen. Ongelovigen echter zijn verblind voor die waarheid (1 Korinthe 1:18-19). Hierdoor ontstaan spanning, vruchteloze discussies en beledigingen als er niet heel zorgvuldig met hen wordt omgegaan. Deze kerst echter kan anders worden door te zijn, te zwijgen en te zaaien.

Robert Vroege