Hij droeg mij uit de put

Els ter Welle • 95 - 2019 • Uitgave: 9
‘Wie Mij vindt, vindt het leven. Allen die Mij haten hebben de dood lief’ (Spreuken 8:35-36).

Het pad van het leven is gemeenschap hebben met God de Vader door Zijn Zoon Jezus Christus. Dan haten we het kwade.

Maar misschien heeft de zonde u in de greep en weet u niet hoe u er vrij van moet komen. Luister dan eens naar dit duidelijke verhaal van D.L. Moody:

Een bekeerde Chinees vertelde mij eens het volgende:
“Ik zat op de bodem van een diepe put, half weggezonken in de modder. Toen ik omhoog keek, zag ik een eerbiedwaardige grijze man op mij neerkijken.
“Mijn zoon”, zei hij. “Dit is een verschrikkelijke plaats.”
“Ja”, antwoordde ik. “Ik ben erin gevallen, kunt u mij eruit helpen?”
“Mijn zoon, ik ben Confucius. Als je mijn boeken had gelezen en het onderwijs had gevolgd dat erin staat, dan was je nooit hierin terecht gekomen.”
”Ja vader, maar kunt u mij eruit helpen?” Opeens was hij verdwenen.

Verrukkelijke rust
Al gauw zag ik een andere man zich over mij heen buigen. Deze had zijn ogen gesloten en zijn armen gekruist. Toen hij zijn ogen opende, scheen hij naar een ver verwijderde plaats te staren.
“Mijn zoon”, zei Boeddha, toen ik hem om hulp vroeg. “Sluit alleen maar je ogen en doe je armen over elkaar en vergeet jezelf geheel. Kom tot een plaats van rust. Denk aan niets dat je rust zou kunnen verstoren. Word zo stil dat niets je in beweging kan brengen. Dan, mijn kind, zul je je in net zo’n verrukkelijke rust bevinden als waarin ik mij begeef. “Ja vader”, antwoordde ik. “Dat zal ik doen wanneer ik weer boven ben en op vaste grond sta. Kunt u mij hieruit helpen?” Maar ook Boeddha verdween.

Samen verder lopen
Ik begon juist in wanhoop te zinken toen zich weer een gedaante over mij boog. Er waren sporen van lijden op Zijn gezicht. Ik riep uit naar Hem: “O, vader, kunt U mij helpen?”
“Mijn kind”, zei Hij. “Wat is er aan de hand?” Voordat ik Hem kon antwoorden, stond Hij al naast mij in het slijk. Hij sloeg Zijn armen om mij heen en droeg mij uit de put. Toen voedde Hij mij en liet me bij Hem rusten.
Toen ik weer hersteld was, zei Hij niet: “Doe dat nooit weer”, maar Hij zei: “Vanaf nu gaan we samen verder lopen.” En we zijn samen voortgegaan tot deze dag.

Els ter Welle