Hij bouwt Zijn Gemeente

ds. Theo Niemeijer • 93 - 2017 • Uitgave: 12
Geeft de Bijbel ons richtlijnen over de opzet en inhoud van onze erediensten? In onze gemeente hebben we veel leden die het willen houden zoals het altijd geweest is, maar er is ook een groep die meer ‘ruimte voor de geest’ wil hebben. Kunt u ons hierin helpen? ( J. de L. te @)

Antwoord:
Er zijn veel verschillende gemeenten en dat is minder erg dan vaak wordt beweerd. De ene gemeente legt meer de nadruk op de gemeenschap, de ander meer op onderwijs, de ene gemeente zet zich door middel van een voedselbank in voor de mensen aan de onderkant van de samenleving, de ander vindt het een plicht om zoveel mogelijk zendelingen uit te zenden. Je kunt ‘de gemeente’ niet vangen in één model. Gemeenten in Afrika zijn veel uitbundiger dan gemeenten in Nederland. Zo wordt de manier van samenkomen cultureel bepaald, maar ook maatschappelijk en sociaal. Er zijn gemeenten waar laag opgeleiden zich erg thuis voelen, maar er zijn ook gemeente waar juist hoog opgeleiden zich thuis voelen. Het zijn juist de vele kleurrijke bloemen die samen de bloementuin van God vormen.
De Bijbel geeft ons natuurlijk wel richtlijnen voor de inrichting van onze erediensten. In Hebreeën 13 wordt over een ‘feestelijke en plechtige’ samenkomst geschreven. Een goede balans tussen feestelijkheid en plechtigheid in de gemeente is een must! Sommige diensten zijn zo feestelijk dat van plechtigheid niets meer over blijft, terwijl ander diensten zo plechtig zijn dat van de feestelijkheid niets meer overblijft.
Wanneer er naar ‘meer van de geest’ verlangd wordt, moet je oppassen dat hier niet om een verlangen naar ‘meer van het vlees’ gaat. In deze ‘verlangens’ staan maar al te vaak egoïstische motieven op de achtergrond. De melodie is zo leuk, het ritme spreekt me aan, het moet een beetje vlotter en een beetje meer, zodat er bijna geen ruimte meer is voor een gedegen, Bijbels gefundeerde preek.
Het is de kunst om een goede balans te vinden, waarin zowel jongeren als ouderen aangesproken worden. Ouderen zullen begrip voor jongeren op moeten brengen en jongeren respect voor de ouderen. In de eredienst gaat het om het grootmaken van de Here in onze liederen en dankzegging. Samenzang en gemeenschappelijke dankzegging zijn daarin dan ook passend. Daarnaast zal in de eredienst voldoende ruimte gereserveerd moeten worden voor de verkondiging van Gods Woord.
Vele gelovigen hebben het idee dat de eredienst een dienst voor hen is. Komen wij wel aan onze trekken, vinden wij de liedjes wel leuk, is de preek wel boeiend genoeg, enz. De eredienst is echter gericht op de verheerlijking van de Here Zelf, zowel in de liederen die gezongen worden, de aanbidding, dankzegging en de verkondiging van het Woord. In sommige kerken wordt de Heer de lof toegezongen op hele noten, in andere gemeenschappen met een muziekteam, compleet met drumstel. In beide gevallen gaat het om het grootmaken van de Here en niet van onszelf!
Daarnaast is de keuze van de liederen sterk bepalend voor de identiteit van onze gemeente. Als het om thema's gaat zoals de persoon en het werk van de Heilige Geest, het koningschap van de Here Jezus nu al op aarde of straks bij zijn wederkomst, de gevoelstheologie en geestelijke oorlogvoering, dan ontdek je al gauw, dat elke bundel haar theologische 'kleur' heeft. Het valt me op dat de laatste tijd in veel gemeenten alleen nog maar uit de bundel Opwekking gezongen wordt en niet of nauwelijks meer uit de bundel van Johannes de Heer, Geestelijke liederen, Psalmen en Gezangenbundels – en daarmee in hun identiteit aan het veranderen zijn. Terwijl juist in bijvoorbeeld de Joh. de Heer-bundel zulke prachtige liederen over bekering, toewijding en de wederkomst te vinden zijn en in de Opwekkingsbundel juist weer veel mooie aanbiddingsliederen.
Naar de normen van de huidige maatschappij dient een gemeente groot, jong, snel, eigentijds, inspirerend, aanstekelijk, creatief, wervend en vernieuwend te zijn. De vraag blijft of dit de bedoeling van de Here Jezus was, toen Hij aankondigde Zijn gemeente te bouwen (Matteüs 16:18). Bestaat het gevaar dan niet dat we in al onze ‘grootheid’ en ‘eigentijdsheid’ zo met de vorm en verpakking bezig zijn, dat de inhoud dreigt te verdwijnen? Zoals bij de gemeente in Laodicea, waar ze aan niets gebrek hadden en alles volop aanwezig was, behalve de Here Jezus die buiten aan de deur van de gemeente aanklopte (Openbaring 3:17-20)!
Dan zou de gemeente Filadelfia, in het gedeelte voor Laodicea beschreven, voor ons nog veel meer inspirerend moeten zijn. De kenmerken van deze gemeente zijn: klein, maar Gods Woord bewaard, een open deur die niemand sluiten kan, geestelijk gezag, zodat zelfs leden van de synagoge van de satan zich voor hun voeten zullen neerwerpen en verwachtingsvol naar de komst van de Here Jezus uitzien.
Tot deze gemeente zei de Here Jezus: ‘Houdt vast, wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.’


Algemeen wordt aangenomen dat de opname van de gemeente voorafgaand aan de grote verdrukking zal plaatsvinden. Tijdens de eerste helft van de grote verdrukking zal er een soort schijnvrede heersen. In de tweede helft van de verdrukking zal de hel op aarde losbarsten. Het lijkt me dus logischer wanneer de opname in het midden van de grote verdrukking plaats zal vinden, vlak voor het losbarsten van de hel op aarde. Is deze opvatting Bijbels te onderbouwen? (G. v.d. B. te B.)

Antwoord:
Wanneer op grond van 1 Tessalonicenzen 5: ‘Terwijl zij zeggen; het is (alles) vrede en rust…’ (vers 3) aangenomen wordt dat het in het begin van de grote verdrukking relatief rustig op aarde zal zijn, dan vind ik dat deze aanname maar op een hele smalle basis gefundeerd is.
Het lijkt mij, dat de grote verdrukking begint met het verbreken van de zeven zegels, beschreven in Openbaring 6. Al direct wordt daar gesproken over vreselijke natuurrampen, zo zelfs, dat een vierde deel van de bewoners van de aarde omkomt.
Pas na de zevende bazuin in Openbaring 11:15 lezen we over het teken van de draak die de vrouw vervolgt (12:1-18) en begint de laatste drieënhalf jaar waarin de vrouw (Israël) door God verborgen en onderhouden zal worden (12:6 en:14). Pas in deze laatste drieënhalf jaar krijgen we te maken met de verschijning van de antichrist en de valse profeet (Openbaring 13). Deze laatste periode zal eindigen met de val van Babel en de oprichting van het Messiaanse Vrederijk.
Inderdaad, in het midden van de grote verdrukking van zeven jaar zal Israël het zeer moeilijk krijgen en zal de ‘gruwel van verwoesting’ in de tempel staan (Matteüs 24:15). Maar op dat moment zal Israël het verbond met de antichrist verbreken, vervolgd én door God beschermd worden.
Het eerste gedeelte van de grote verdrukking wordt met name gekenmerkt door vreselijke natuurverschijnselen, terwijl het tweede deel meer te maken krijgt met de regering van de antichrist, maar afsluitend ook met de zeven schalen van verderf die over de aarde uitgegoten worden. Samenvattend zie ik geen enkele reden waarom de opname naar het midden van de grote verdrukking verplaatst zou moeten worden. Dan zou de gemeente dus ook de vreselijke natuurrampen, die als Gods toorn over de aarde uitgegoten worden, mee moeten maken!

Theo Niemeijer