‘Het Z-woord als nieuw christelijk taboe...’

ds. Yme Horjus • 88 - 2012 • Uitgave: 24
Rustte lange tijd een taboe op het H-woord in de samenleving, nu kun je rustig zeggen dat in de kerkelijke wereld het Z-woord eigenlijk niet meer mag worden uitgesproken. Iedereen mag nu frank en vrij spreken over de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zonder dat hij een emmer drek over zich heen krijgt, maar ik merk wel dat de zonde een item is dat heel impopulair is geworden. Een Z-woord dus!

Niet alleen gruwen mensen buiten de kerk ervan, maar ook christenen voelen zich er ongemakkelijk bij dat het christelijke geloof zo’n sombere kijk op het leven heeft en mensen zonder omhaal tot zondaren stempelt. Want daar gaat het toch heel vaak in de Bijbel over: dat mensen zondaren zijn. Zondaren tegenover een heilige God, die de zonde haat. Zondaren voor wie de ontmoeting met de levende God een onbereikbaar doel is.

Ja, dat het in de Bijbel zo vaak over de zonde gaat, strijkt heel veel mensen tegen de haren in. Dat wij, mensen, zó zondig zouden zijn voor God, zo helemaal mis en verkeerd, dat we alleen maar door genade en vergeving nog kans op overleven maken… Dat wij, mensen, voor God zó verloren zouden zijn, dat we alleen door bekering en levensvernieuwing gered kunnen worden voor God en de eeuwigheid… Dát vinden steeds meer mensen nogal onverteerbaar. Natuurlijk zijn er slechte mensen en natuurlijk staan heel wat mensen helemaal verkeerd in het leven, maar om zo nu iedereen over één kam te scheren, om ze nu zo alle mensen op één hoop te gooien als zondige en voor God verloren mensen, dat gaat velen te ver.

Het kost ons niet zoveel moeite een indrukwekkende opsomming te maken van allerlei positieve punten en karaktertrekken. “We geven ieder het zijne, we leven fatsoenlijk, we zijn goed voor onze medemensen, we doen ons best…” en ga zo maar door. We zien totaal geen aanleiding te veronderstellen dat God daarmee niet tevreden zou zijn. We zijn weliswaar niet onberispelijk, maar het kan er wel mee door. Voor ons gevoel heeft de balans van ons leven een batig saldo.

Maar dat is het nu juist. We staan niet tegenover elkaar (dan willen we nog al eens toegeeflijk zijn!), maar tegenover God in de hemel. De God, die de Schepper is van al wat leeft. De God, die ons het leven heeft gegeven. En het is deze God, de heilige God van hemel en aarde, die ons rekenschap komt vragen van wat we in ons leven ervan hebben gemaakt. Wat we ermee gedaan hebben voor onszelf, voor een ander, maar Die ons ook zal vragen, wat we van ons leven hebben gemaakt voor Hem, die ons dat leven gegeven heeft. En dan? Wel, dan zal het erg weinig interessant zijn, wat we van onszelf denken. Dan zal het weinig interessant zijn, wat anderen van ons zeggen. Dan staan we voor God, de Heilige en Zijn oordeel is beslissend. Voorgoed, voor eeuwig. En dan?

Dit is de werkelijkheid, die staat tegenover onze gevoelens! Maar dat is ook onze fout. Onze fout is, dat wij willen afgaan op onze gevoelens. En juist die bedriegen ons. Die leiden ons om de tuin. Dat zien we dikwijls ook op andere terreinen. Zo kan een mens zich fit voelen, terwijl hij een ernstige ziekte onder de leden heeft. En iemand kan zich doodziek voelen, terwijl zijn toestand allerminst kritiek is. Om een voorbeeld te geven: een arts maakt zich niet bezorgd over iemand die zeeziek is, die zich allerbelabberdst kan voelen, maar wel over een hartpatiënt, die opgewekt beweert nergens last van te hebben. Zo misleidend zijn onze gevoelens ook ten aanzien van onze geestelijke gezondheidstoestand. Ons gevoel voelt geen zonde. Ons gevoel bindt ons een blinddoek voor, voor wat de werkelijkheid van Gods oordeel over ons leven betreft.

Waar in de christelijke wereld nog wél over gesproken wordt, is de gebrokenheid van de schepping. In allerlei toonaarden wordt naar voren gebracht dat wij met onze pijn, verdriet en ellende naar Jezus toe mogen gaan. Dat voelt in onze tijd beter dan te zeggen dat mensen zondaren zijn. Want bij het woord zondaar is de mens ‘dader’ en is aanspreekbaar op zijn daden en beslissingen, maar als het gaat om onze pijn zijn we van dader ineens ‘slachtoffer’ geworden. Toch vindt dit plaats: een sluipend proces om het woord zonde in te ruilen voor gebrokenheid van de schepping! Opmerkelijk is dat wij in Opw. 430 zingen: ‘Van de stal naar het kruis droeg U mijn pijn’, waar in de originele versie nog stond: ‘My debt to pay…’ Is dat bewust anders vertaald? Nee, misschien niet, maar het is wel veelbetekenend!

Het Z-woord moet klinken, wil het evangelie niet flets worden. De kerk moet blijven spreken over de zonde voordat zij ook over de genade begint. Natuurlijk mag je ook over de genade beginnen, maar je moet dan niet vergeten het ook over de zonde te hebben. Een juwelier presenteert in zijn etalage zijn diamanten tegen een zwart fluwelen achtergrond. Die diamanten komen dan nog beter uit. Zo krijgt ook de genade zijn schitterende glans tegen de achtergrond van de zonde. Ik hoop dat wij als kerken ons daarvoor niet generen en er een Z-woord van maken… Het zou de dood in de pot zijn.

Ds. Yme Horjus