Het verloren Paradijs

Feike ter Velde • 93 - 2017 • Uitgave: 16
In het collectieve geheugen van de mensheid lijkt wel iets achter te zijn gebleven dat doet denken aan het Paradijs. Een werkelijkheid die er niet meer is, maar waarnaar men weer verlangt. Men droomt er soms van, schrijft er gedichten en boeken over. Ook films en tv-programma’s worden aan dit thema gewijd.
Het christelijke beeld, ontleend aan de Bijbel, staat meestal centraal. Toch worden ook thema’s als oorlog en vrede, haat en liefde, vergeving en wraak ermee aan de man gebracht. Het blijft boeien!


Het beroemdste literaire werk over dit thema is natuurlijk Paradise Lost – het Verloren Paradijs – van de Britse dichter John Milton (1608-1674). Het ‘gedicht’ omvat tienduizend versregels en is uitgegeven in tien boeken, later in twaalf boeken. De toen al blind geworden Milton schreef Paradise Lost tussen 1658 en 1663. Het behandelt de hoofdlijnen van de Bijbel, zoals de opstand van satan tegen God, de slang die Eva verleidt en de val van Adam, gevolgd door de verdrijving uit het Paradijs. Milton bedoelde bij dit alles te zeggen dat Gods handelen met de zondige mens geheel is te rechtvaardigen.
Wij hebben in onze Nederlandse geschiedenis natuurlijk het werk van Joost van den Vondel: Lucifer (1654), dat door de Amsterdamse kerkenraad destijds werd verboden! Nu heeft dit werk van Vondel een prominente plaats in de wereldliteratuur.

Ook bij ons
Harry Mulisch (1927-2010) moet misschien ook wel gerekend worden onder de literaire hemelbestormers, vooral met zijn boek De ontdekking van de hemel. Het wordt het beste Nederlandse boek aller tijden genoemd. Maar hij eindigt zijn ‘ontdekkingsreis’ in volstrekte leegheid: “Er is geen hemel,” zegt hij.
De ongelovige mensheid ziet zichzelf als heelal-bewoner. Maar in een volstrekt donker en leeg heelal. Een grote, onmeetbare werkelijkheid, een wonderbare wereld, maar toch… geen God, geen Schepper van hemel en aarde. En dan toch een eindeloze heimwee naar het verloren Paradijs.
Sommigen zoeken de beleving van het paradijs in een nudistenkamp, waar men geheel naakt kan rondlopen. We hebben er tegenwoordig ook een tv-programma over: Adam en Eva. Dat mag toch wel schokkend genoemd worden: geheel naakt op televisie, gefilmd op een onbewoond eiland. Dat was twintig jaar geleden ondenkbaar. Nu wordt het normaal. Als we uitgaan van weldenkende mensen, afgezien van de grote geldgraaiers achter de schermen – kijkcijfers, reclame-inkomsten etc. – is dit mede een bewijs van het verlangen naar het verloren gegane Paradijs. Achter de naakte mensen in het programma ligt de verbeelding – dat vermoed ik althans – van het Paradijs en hoe het daar eens moet zijn geweest.

Kunst
Kunst met christelijke motieven als hemel en paradijs tonen ons ook die verbeelding. Die reikt verder dan ons ‘nuchtere’ verstand. Dat zijn twee onderscheiden werkelijkheden in ons leven: ons verstand en onze verbeelding.
Voor de veiligheid blijven veel christenen – we worden aangeduid als ‘calvinisten’ – bij het ‘gezonde verstand’. Maar met de verbeelding komen we bij de kunst! De bekende christen-wetenschapper, C.S. Lewis, schreef ergens: ‘Het verstand is het natuurlijke orgaan voor de waarheid, maar de verbeelding is het orgaan voor betekenis ervan.’ Met ons verstand hebben we niet veel idee van de hemel. Met onze verbeelding wel. Daarom moeten we niet vijandig staan tegenover de kunst, zoals Johan Sebastiaan Bach van ons zei: “Das Kalvinismus ist kunstfeindlich.” (“Het Calvinisme is vijandig jegens de kunst.”)

Muziek
In de Bijbel wordt al vroeg naar de kunst verwezen. Niet alleen bij de bouw van het huis van God, de Tabernakel. Zeker, daar ook! Maar in Genesis 4:21 zien we Jubal, de eerste muzikant in de Bijbel! Als je zijn naam vertaalt in het Duits heet hij Bach! Bach is het Duitse woord voor beek. De muziek van Johann Sebastian Bach is een Godsgeschenk aan de wereld van na de Reformatie.
Net als Vondel had ook Bach voortdurend moeilijkheden met kerkbesturen. Mede daardoor is hij onder zijn tijdgenoten minder bekend geweest dan bij ons vandaag, vier eeuwen later. In kunst en muziek heeft de Here God ons een zekere mate van paradijselijk leven meegegeven. In ons land staat al jaren lang de Mattheus Passion op de eerste plaats als het gaat om de beste klassieke muziek. Dat monumentale Bijbelse muziekstuk zou onbekend gebleven zijn als de christelijk-joodse componist Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) dit honderd jaar na de dood van Bach niet tot nieuw leven zou hebben verwekt; hij had het stuk tussen een heleboel andere dingen gevonden.
De kunst in het algemeen en de grote kunst van na de Reformatie in het bijzonder is een paradijselijke gave van God aan de mensheid. Bach neemt daarin de eerste plaats in. Zijn vocale muziek is bijna geheel Bijbelse muziek, de Passionen, de Cantates – meer dan twee honderd schreef hij er – aria’s en duetten – hebben bijna allemaal christelijke teksten. Toch heeft hij als Lutheraan ook een Roomse mis geschreven. Deze mis wordt vaak zijn grootste muzikale werk genoemd – Mis in b-mineur, oftewel de Hohe Messe. Daarnaast schreef hij nog een viertal kleinere missen en heel veel instrumentale en orkestrale muziek.

De eer van God
In de wereld meent men het verloren Paradijs te vinden in naaktheid, pornografie – in onze Bijbels meestal vertaald met hoererij, maar er staat vaak porneia; pornografie ligt daar dus vlak naast – en in allerlei dubbelzinnige programma’s en teksten. Wat een armoede! De mens werd verdreven uit het paradijs vanwege zonde en ongehoorzaamheid.
Maar de Here heeft heel veel schoonheid meegegeven, van wat Hij zelf heeft geschapen! Muziek, schilderkunst, beeldende kunst, allerlei handwerken en noem maar op komen van de grote Creator, die alles maakte. De zingende vogels in het voorjaar, de ontluikende bloemen in onze tuinen… we leven nog middenin het paradijs! Hoe ongelofelijk mooi moet dan het echte paradijs zijn!
Volgens Bach moet de kunst twee doelen dienen: de eer van God en zielsverrukking (‘Gemüthsergötzung’). Zoals de Here de zon laat opgaan over goeden en kwaden, zo heeft Hij ons ook de kunst gegeven in deze boze wereld. Via mooie muziek kan ook het reddende Evangelie meekomen. Zoals destijds in het Bach-jaar (1985), toen de mensen in Japan vroegen waar die teksten uit de Mattheus Passie vandaan kwamen. Toen dat de Bijbel bleek te zijn, kon men de Bijbels in de Japanse taal niet aanslepen. Honderdduizenden Bijbels gingen het land in. Niet de kunst zelf, maar de kunst in dienst van Gods Woord, kan grote zegen betekenen!

Feike ter Velde