Het verhaal van David Sawayfa

Feike ter Velde • 89 - 2013 • Uitgave: 18
Een Palestijn op de Westbank

Op een dag wordt er een jongetje geboren in het gezin van Abdel Halim en Nawal Sawayfa in het plaatsje Idna, niet ver van de stad Hebron op Westelijke Jordaanoever. Hij was de negende in dit islamitische gezin. Zijn ouders waren dus ervaringsdeskundigen op het gebied van kinderen en hun geboorte. Maar toch betreft het hier wel een heel bijzonder kind. Ik denk, dat niemand die hem die dag zag, ooit eerder zoiets gezien had.
David vertelt.


Mijn buikje lag open vanaf de plaats waar de navelstreng zat tot onderaan toe. Iedereen die mij zag dacht en zei: “Dat kind zal niet lang meer leven.” Mijn vader wilde toch onderzoeken of er een mogelijkheid was om mij te redden. Hij nam me mee naar een ziekenhuis in Khalil (Hebron). De artsen daar keken ernaar en zeiden meteen dat zij er niets aan konden doen.
In Bethlehem, in het Caritas Babyhospitaal, stuurde men mijn vader door naar het Hadassa Mount Scopus Ziekenhuis in Jeruzalem. Daar was een chirurg, dr. Jehuda, en hij redde mijn leven door mijn darmpjes te sluiten en een stoma te maken. Daarna werd de huid boven de opening opgerekt en over het bovenste gedeelte van de buik bevestigd. Maar een groot probleem bleef onopgelost. De urine die vanuit de ene grote nier kwam, liep gewoon in de buikholte en tenslotte tussen de darmen door uit de opening die nog steeds in de onderbuik bestond. Dit probleem kon toch nog mijn leven bedreigen, want infecties konden makkelijk ontstaan. De beenderen van het bekken waren aan de voorkant niet gesloten en dat veroorzaakte dat mijn benen zijwaarts stonden. Er was echter geen specialist in Jeruzalem die ervaring had op dit gebied, dus zo bleef het probleem bestaan.
Mijn ouders zagen dat ik toch bleef leven en ze gaven mij de naam Hilmi. Toen de situatie wat gestabiliseerd was, werd ik overgebracht naar Caritas Babyhospitaal in Bethlehem.
In Caritas waren vooral dr. Eling en zr. Renata veel bij mij betrokken. De lichamelijke zorg voor mij was erg intensief. Drinken en later eten ontwikkelden zich normaal. De natte luier moest regelmatig verschoond worden. Daarbij kwam ook altijd de dunne ontlasting mee. Er werd geen gebruik gemaakt van stoma-materiaal, want dat was onbetaalbaar. Dat betekende, dat de huid rond de stoma continu gesmet werd en dus kapotging. Het verschonen werd daardoor elke keer een pijnlijke ervaring. Bovendien was de ontlasting steeds te ruiken en daarom werd ik niet vaak uit bed gehaald en geknuffeld. Als er een verpleegster kwam om mij te verschonen, begon ik al te huilen bij het vooruitzicht van de pijn. Dit hebben ze mij allemaal naderhand verteld, natuurlijk.
In de ongeveer anderhalf jaar dat ik in Caritas was, heb ik meerdere malen infecties in mijn buikholte gehad. Dat ging gepaard gingen met hoge koortsen. Het bleek echter, dat ik een vechtertje was. Iedere keer kwam ik er weer bovenop.

In september 1989 kwamen Ed en Heleen Vollbehr op bezoek in Caritas. Zij gaven leiding aan het huis Jemima in Beit Jala, bij Bethlehem, een huis voor gehandicapte kinderen en jongvolwassenen. Dr. Eling vertelde hen over mij en dat ik niet verder medisch behandeld kon worden. Hoewel ik al anderhalf jaar oud was, was ik zelfs nog niet gaan zitten. Ik lag op mijn rug in bed, deed niets met mijn handen dan alleen duimen. Ik probeerde zelfs nog niet wat te praten. Ze vroeg of zij mij misschien in hun tehuis konden opnemen.

Openbloeien
Heleen onderging in die periode een nabehandeling met bestraling tegen borstkanker. Na iedere behandeling was ze erg moe. Daarom was het onmogelijk mij onmiddellijk te laten komen. Besloten werd dat ik na beëindiging van haar therapie verhuizen zou naar Jemima. In de tussenliggende maand bezochten Ed en Heleen mij dagelijks om een relatie op te bouwen. Opvallend was hoe ik mij plotseling begon te ontwikkelen. Ik ging zitten, pakte dingen op en begon te keuvelen. Het bleek opeens dat ik een levendig kind was. Nog voordat ik in Jemima kwam wonen zei ik al: “aunte Herleen”. Het personeel in het ziekenhuis was helemaal enthousiast. Ik leek wel een bloem die gekoesterd door de zon openbloeit!
Na overleg met mijn ouders werd ik op 21 oktober 1989 overgebracht naar Jemima. Ik groeide in dit christelijke huis op en werd later zelf overtuigd christen. David is nu mijn naam. Ik ben verbonden aan de Presbyteriaanse kerk in Bethlehem en kreeg mijn geestelijke en theologische vorming aan de Bethlehem Universiteit.

Liefde en zorg
Al ruim 30 jaar staat huis Jemima in Beit Jala en vangt daar gehandicapte kinderen en jongvolwassenen op. Onder de Arabische bevolking op de Israëlische Westbank is verzorging van gehandicapte kinderen niet vanzelfsprekend. Uit onmacht of schaamte houden ouders hun gehandicapte kinderen verborgen, waardoor onder meer emotionele verwaarlozing ontstaat, doorgaans gepaard met intellectuele achterstand. In deze Arabische, overwegend islamitische samenleving wil Jemima een thuis bieden waarin liefde en zorg centraal staan. In 1989 kwam ik als baby in Jemima. Mijn hele leven heeft zich hier afgespeeld. Ik heb veel vrijwilligers uit Nederland zien komen en gaan. Ik heb gezien dat er steeds meer Palestijnen kwamen werken en er kwam een nieuw gebouw bij zodat er ook dagbesteding gegeven kon worden. Er werd voor een groeiend aantal bewoners gezorgd. Ik heb ook vaak meegemaakt dat het spannend was of er wel voldoende geld was om de zorg te betalen. Dat geld kwam altijd van donateurs, voornamelijk uit Nederland. In al die jaren heb ik gezien dat God voor mij en voor Jemima zorgde. Als er zorgen waren over het geld waren er altijd wonderlijke wegen waarop het weer goed kwam.
Maar nu gaat het niet goed. Er zijn verschillende bewoners naar huis gestuurd omdat er geen geld is om de zorg te betalen. Omdat ik en met mij veel andere bewoners al ons hele leven in Jemima wonen, voelt het alsof er broers en zussen zijn weggestuurd. Dat is moeilijk, maar ik begrijp ook heel goed dat de zorg duur is. Alleen al mijn medische zorg kost jaarlijks zo’n tienduizend euro en ik ben niet de enige. We hebben dus veel mensen nodig die daarvan een stukje willen meebetalen.
Maar ik heb leren vertrouwen op de Here Jezus. Onze God, dat is de God van de Bijbel, de God van Israël, zorgt voor ons, ook in deze moeilijke dagen.

Feike ter Velde
Met dank aan Ed Vollbehr