Het lichaam is een geschenk van God

ds. Theo Niemeijer • 92 - 2016 • Uitgave: 24
Hoe moeten we aankijken en omgaan met mensen die van geslacht willen veranderen of dit al zijn? Zijn het echt personen in een verkeerd lichaam of zijn het (niet bewuste) zondige ideeën? Noemt de Bijbel dit ergens? (G.S. te H.)

Antwoord:
De identiteitsstoornis ‘gender’ komt de laatste tijd steeds meer voor. Steeds meer mensen menen, dat ze in een ‘verkeerd lichaam’ zitten. Van jongs af aan menen meisjes dat ze eigenlijk meer jongen dan meisje zijn en jongens die zich als een meisje voelen. Vooral de maatschappij waarin we de laatste tijd leven, bevestigt vaak deze denkbeelden die jongeren van zichzelf hebben. Een geslachtsveranderende operatie en het gebruik van hormoontabletten behoren momenteel tot de mogelijkheden om het probleem op te lossen.
Er is veel kritiek vanuit de maatschappij tegen deze behandeling, waardoor in veel landen deze behandeling verboden is. Ook is er veel weerstand vanuit de verschillende geloofsoverwegingen. Laat het duidelijk zijn dat het hier niet gaat om homoseksuele gevoelens. Mensen met homoseksuele gevoelens hebben seksuele verlangens naar hetzelfde geslacht, maar willen over het algemeen niet zelf van geslacht veranderen.
Dit onderwerp maakt ons duidelijk dat we in een gebroken schepping leven. Op allerlei manieren probeert men aan deze gebrokenheid te ontkomen. De medische wetenschap gaat zo ver, dat het bijna op de uitspraak van God bij de torenbouw van Babel gaat lijken: ‘Dit is het begin van hun streven, nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar blijven’ (Genesis 11:6). Ook voor de medische wetenschap lijkt bijna niets meer onuitvoerbaar. Dit leidt tot situaties waarin de mensheid steeds meer zelf over dood en leven gaat heersen. Leeftijd, maatschappelijke waarde en geld, maar ook de sociale context gaan steeds meer bepalen of een behandeling plaatsvindt of niet. Mag het ook zo zijn, dat we met een aangeboren handicap nu eenmaal door het leven moeten gaan? Moet alles behandeld en genezen worden, ook al gaan we dan de ethische grenzen voorbij? Berusten in een onvolmaakte leefsituatie kom je nog maar zelden tegen. Tegenwoordig moet alles maakbaar en oplosbaar zijn, waarbij de mens God voorbij wil streven en Zijn plaats in wil nemen. Ik heb het gevoel dat we bij geslachtsveranderende operaties zo’n ethische grens passeren en hiermee de plaats van God innemen.
De vraag blijft hoe we met hen om zullen gaan die met deze genderstoornis te maken hebben. Het helpt hen niet om deze stoornis te ontkennen, want ze bestaat nu eenmaal. Veel meer dienen we hen te begrijpen en op een goede manier zowel psychisch als geestelijk te begeleiden en hen te bemoedigen hun lichaam te zien als een lichaam dat God hen heeft toevertrouwd. Ook voor hen geldt dat het lichaam een geschenk van God is en dat we niet zomaar van alles met dit lichaam mogen doen. Over het algemeen zijn maar weinig mensen tevreden met hun lichaam, maar als we dit lichaam als een levend offer de Here aanbieden (Romeinen 12:1), zal Hij dit lichaam als een uniek instrument in Zijn dienst gebruiken en worden we zelfs veranderd en vernieuwd in ons denken! Je gaat dan ook door Gods genade heel anders over je eigen lichaam denken en beseffen, dat Hij jouw handen, voeten, mond en ogen in zijn dienst wil gebruiken.


In Genesis 4:15 lezen we dat de Here een teken aan Kaïn stelde, waarbij de Here de belofte deed dat niemand Kaïn zou verslaan. Wat voor teken zou dit geweest zijn? (Een vraag van iemand tijdens mijn laatste Bijbelstudie-weekend in Het Brandpunt.)

Antwoord:
Geen enkele Bijbeluitlegger durft te beweren om welk teken het hier gaat. Natuurlijk wordt hierover gesuggereerd, maar met zekerheid weten we het niet. Zou het een soort brandmerk zijn of een ander uiterlijk teken? Of gaat het hier om een onzichtbaar teken dat aan Kaïn gegeven werd?
Verschillende vertalingen spreken ook over een teken dat de Here Kaïn gaf om zijn belofte te bevestigen, net zoals Hij aan Mozes tekenen gaf, of aan de ouders van Simson. We moeten hierbij denken aan een wonderverschijnsel, waarmee de Here Zijn belofte bevestigde.
Typisch is het dat hier gesproken wordt over een zevenvoudig boeten voor wie Kaïn iets aandoet, terwijl in het Nieuwe Testament zeven maal zeventig maal vergeving aangeboden wordt.


In Lucas 16:1-9 lezen we over de onrechtvaardige rentmeester. Ondanks zijn onrechtvaardige daden werd deze rentmeester door zijn heer geprezen. Kunt u ons dit uitleggen? (B. W. te 't H)

Antwoord:
Deze gelijkenis volgt op de gelijkenissen uit Lucas 15, waar in de derde gelijkenis over de jongste zoon gesproken wordt die het bezit van zijn vader in een leven van overdaad verkwistte (15:13). Ook in Lucas 16 gaat het over ditzelfde thema: wat doen we met ons geld of met ons bezit. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus. Augustinus vatte deze gelijkenis samen met de woorden: “Wil je een verstandige rentmeester zijn, geef dan wat je niet kunt vasthouden weg, opdat je zult ontvangen wat je nooit meer verliezen kunt.”
Het gaat in dit gedeelte om een moeilijk uit te leggen gelijkenis. Hoe kan een onrechtvaardig rentmeester toch zo door zijn heer geprezen worden? Is deze rentmeester een soort pachtmeester, die voor zijn heer de pachtopbrengst van zijn landerijen in moest zamelen? Heeft hij de pachtcontracten veranderd en naar beneden bijgesteld? Of hebben we hier eenvoudig te maken met schuldbrieven die met instemming van de rentmeester verlaagd werden? We weten het niet zeker. Wat we wel weten is, dat de rentemeester zijn situatie goed inschatte. We onderscheiden hier drie fasen:
1. Hij begrijpt heel goed de situatie waarin hij terecht gekomen is en weet dat hij ontslagen zal worden.
2. Hij weet dat hij de situatie door spitten en bedelen niet op kan lossen.
3. Hij bedenkt de oplossing, waardoor hij ook na zijn ontslag op een goede manier verder kan leven.
Het gaat in de verschillende gelijkenissen van Lucas 15 en 16 over het omgaan met de onrechtvaardige ‘Mammom’, een vergriekst Aramees woord dat weelde en rijkdom betekent (16:9,11,13-14). In vers 14 kunt u lezen dat met name de Farizeeën geldzuchtig waren en verkeerd omgingen met de Mammon.
In deze gelijkenis zien we niet dat de Heer de onrechtvaardige rentmeester prees om het verkwisten van zijn bezit, maar wel om het feit dat hij met overleg gehandeld had. De strekking van deze gelijkenis gaat om de manier waarop wij met toevertrouwd bezit omgaan. Doen we zoals de rijke man die zijn bezit omzette in het houden van dagelijks schitterende feesten, maar uiteindelijk zonder enig bezit in het dodenrijk terechtkwam, terwijl de arme Lazarus in de schoot van Abraham vertroost werd? Gaan we met overleg te werk en zetten we ons geld en bezit in voor de eeuwigheid, waarbij we opgenomen worden in de eeuwige tenten?

Theo Niemeijer