Het is begonnen…!
Overal is het werk in de gemeente, of in de kerk zeggen anderen, weer begonnen! Er staat een nieuw seizoen voor de deur. We kunnen ons allemaal inzetten voor de eigen gemeente, maar in veel gemeenten ontbreekt bij velen de animo daartoe. Men zegt het te druk te hebben. Geen tijd voor de eigen gemeente. Het werk wordt meestal gedaan door mensen die toch ook al veel andere dingen te doen hebben.
Hoe komt het toch dat er zo weinig mensen de handen uit de mouwen willen steken? Ligt daar een geestelijke nood aan ten grondslag?
De Gemeente is het ‘Huis van God’, zegt de Bijbel (Hebreeën 3:6). Ieder lid van de Gemeente is een bouwsteen van dat geestelijke huis dat door de Heilige Geest gebouwd wordt. 1 Petrus 2:5 zegt: ‘…laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen…’ Dit huis is klaar op de dag dat de Gemeente wordt opgenomen in heerlijkheid. Dat gebeurt als de bazuin van God zal klinken. De apostel Paulus zegt het met grote nadruk.
Hij noemt speciaal het feit dat dit – de Opname van de Gemeente – door hem aan ons een Woord van de Here zelf is (1 Tessalonicenzen 4:15). Daarbij worden nog enige specifieke gebeurtenissen door hem genoemd: 1) Er zal een teken zijn in de hemel, waarop de Here Jezus weet dat de tijd is gekomen, neer te dalen uit de hemel naar de aarde; 2) een aartsengel zal roepen – er staat niet bij wát hij zal roepen en welke aartsengel het is; 3) iemand zal op de bazuin Gods blazen (1 Tessalonicenzen 4:16).
Zal dit niet dezelfde bazuin zijn als die in 1 Korintiërs 15:52? Dat lijkt er wel op! Want op het geluid van die bazuin zullen de gelovigen die ‘in Christus gestorven zijn’ opstaan uit de dood. De gelovigen die dan leven, zullen veranderd worden. Allen zullen zij ‘onsterfelijkheid’ aandoen. En allen worden dan weggevoerd. In een oogwenk zal het zijn gedaan. De hele Gemeente van Christus, geboren op de Pinksterdag, zal dan verheerlijkt bij de Here Jezus zijn in de hemel!
Wat een dag zal dat zijn! Dat is het uitzicht van de Gemeente. Kijk zondagmorgen eens om u heen? Zullen zij er allen bij zijn? Daar mag je toch van uitgaan? Die Gemeente, die door de Here Jezus zo bijzonder wordt geliefd, is nu op aarde Zijn Lichaam, Zijn huis, waarin Hij woont… door de Heilige Geest. De vreugde van de Here Jezus zal groot zijn als Hij het roepen van de engel zal horen en die bazuin van God zal klinken. Met vreugde gaat Hij uit om Zijn Bruid op te halen en haar te brengen in het huis van Zijn Vader!
Hetzelfde verlangen als Jezus
Als we dit allemaal bedenken, hoe kan het dan zijn dat de liefde tot elkaar en de liefde tot de hele Gemeente vaak afwezig lijkt te zijn? Dat er geen animo is om die Gemeente te helpen opbouwen? Dan klopt er toch iets niet onder ons? Misschien moeten we er allemaal een ogenblik bij stilstaan om deze dingen voor onszelf te overdenken.
We zingen soms in de kerk Psalm 84: ‘Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot, o Heer, der legerscharen God, zijn mij Uw huis en tempelzangen.’ En dan komt het: ‘Hoe branden mijn genegenheên(!), om ’s Heren voorhof in te treên, mijn ziel bezwijkt(!) van sterk verlangen; mijn hart roept uit tot God die leeft, en aan mijn ziel het leven geeft.’
Dit gaat over het huis van God… dus over de Gemeente van Christus, waarvan Tabernakel en Tempel een beeld geven! De Tabernakel werd gebouwd omdat de God van Israël een sterk verlangen had om onder Zijn volk te wonen (Exodus 25:8). Hij wilde bij hen zijn. Wat is ons antwoord op dat ontroerende verlangen van God, ingegeven door Zijn diepe liefde voor Zijn volk, op datzelfde verlangen dat de Here Jezus heeft om bij de vrijgekochten des Heren te zijn?
In de tekst van Psalm 84 staat: ‘Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des Heren.’ Dit behoort bij het normale christenleven! Datzelfde verlangen om bij de broeders en de zusters van de Gemeente te zijn, niet alleen in de zondagse kerkdienst, maar ook op de gemeenteavonden, Bijbelstudieavonden en bidstonden door de week heen. We weten allemaal wel hoe slecht het er voor staat als het om deze dingen in de Gemeente gaat. Onlangs vertelde een oudste in een gemeente – waar toch zo’n honderd mensen bij elkaar waren – dat er op de bidstond afgelopen woensdagavond niemand was gekomen… alleen de twee oudsten waren daar.
Sela!
Het verlangen naar de voorhoven des Heren (vers 3) – daar waar het volk bijeen komt. Niet het heiligdom zelf, daar mochten alleen de priesters komen. In die voorhoven… daar waren Gods kinderen. In de Gemeente, als we samenkomen op zondagmorgen, zijn Gods kinderen bijeen. En wij mogen daar te midden van zijn! Hebt u al bedacht wat een vreugde dat mag betekenen? ‘Welzalig – de Statenvertaling zegt: Welgelukzalig, dat is ‘vol van geluk’ – zij die in Uw huis wonen, zij loven u gestadig’ (vers 5).
Sela… staat er dan achter. Dat betekent voor ons: “Even stilstaan en even overdenken voordat je verdergaat.” We gaan aan dat woordje meestal aan voorbij, ook in Bijbelcommentaren. Dat is jammer, want het staat wel in de oorspronkelijke tekst vermeld. Ook na vers 9 staat er Sela! Deze twee Sela’s verdelen de psalm in feite in drie coupletten. Elk van de drie coupletten heeft zijn eigen nadruk en geestelijke betekenis voor ons.
Wie deze dingen tot zich heeft genomen en zelf vol is van Gods heerlijkheid in de Gemeente, heeft krachtige invloed op zijn of haar omgeving. Vers 7 wijst ons daarop: ‘Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen…’ We kunnen daar lezen voor balsemstruiken – in allerlei vertalingen worden weer andere namen gebruikt, omdat men het moeilijk kan benoemen – tranenstruiken. Het gaat hier om een tranendal! Zo wordt ook vaak onze wereld genoemd en niet ten onrechte.
De Gemeente van Christus en elke individuele gelovige mag in dat tranendal het verschil maken. Het wordt tot een oord van bronnen(!). Zo mogen we het nieuwe seizoen beginnen… met die intentie en die verwachting! God kan grote dingen doen in onze Gemeente… het is begonnen!
Feike ter Velde
Hoe komt het toch dat er zo weinig mensen de handen uit de mouwen willen steken? Ligt daar een geestelijke nood aan ten grondslag?
De Gemeente is het ‘Huis van God’, zegt de Bijbel (Hebreeën 3:6). Ieder lid van de Gemeente is een bouwsteen van dat geestelijke huis dat door de Heilige Geest gebouwd wordt. 1 Petrus 2:5 zegt: ‘…laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen…’ Dit huis is klaar op de dag dat de Gemeente wordt opgenomen in heerlijkheid. Dat gebeurt als de bazuin van God zal klinken. De apostel Paulus zegt het met grote nadruk.
Hij noemt speciaal het feit dat dit – de Opname van de Gemeente – door hem aan ons een Woord van de Here zelf is (1 Tessalonicenzen 4:15). Daarbij worden nog enige specifieke gebeurtenissen door hem genoemd: 1) Er zal een teken zijn in de hemel, waarop de Here Jezus weet dat de tijd is gekomen, neer te dalen uit de hemel naar de aarde; 2) een aartsengel zal roepen – er staat niet bij wát hij zal roepen en welke aartsengel het is; 3) iemand zal op de bazuin Gods blazen (1 Tessalonicenzen 4:16).
Zal dit niet dezelfde bazuin zijn als die in 1 Korintiërs 15:52? Dat lijkt er wel op! Want op het geluid van die bazuin zullen de gelovigen die ‘in Christus gestorven zijn’ opstaan uit de dood. De gelovigen die dan leven, zullen veranderd worden. Allen zullen zij ‘onsterfelijkheid’ aandoen. En allen worden dan weggevoerd. In een oogwenk zal het zijn gedaan. De hele Gemeente van Christus, geboren op de Pinksterdag, zal dan verheerlijkt bij de Here Jezus zijn in de hemel!
Wat een dag zal dat zijn! Dat is het uitzicht van de Gemeente. Kijk zondagmorgen eens om u heen? Zullen zij er allen bij zijn? Daar mag je toch van uitgaan? Die Gemeente, die door de Here Jezus zo bijzonder wordt geliefd, is nu op aarde Zijn Lichaam, Zijn huis, waarin Hij woont… door de Heilige Geest. De vreugde van de Here Jezus zal groot zijn als Hij het roepen van de engel zal horen en die bazuin van God zal klinken. Met vreugde gaat Hij uit om Zijn Bruid op te halen en haar te brengen in het huis van Zijn Vader!
Hetzelfde verlangen als Jezus
Als we dit allemaal bedenken, hoe kan het dan zijn dat de liefde tot elkaar en de liefde tot de hele Gemeente vaak afwezig lijkt te zijn? Dat er geen animo is om die Gemeente te helpen opbouwen? Dan klopt er toch iets niet onder ons? Misschien moeten we er allemaal een ogenblik bij stilstaan om deze dingen voor onszelf te overdenken.
We zingen soms in de kerk Psalm 84: ‘Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot, o Heer, der legerscharen God, zijn mij Uw huis en tempelzangen.’ En dan komt het: ‘Hoe branden mijn genegenheên(!), om ’s Heren voorhof in te treên, mijn ziel bezwijkt(!) van sterk verlangen; mijn hart roept uit tot God die leeft, en aan mijn ziel het leven geeft.’
Dit gaat over het huis van God… dus over de Gemeente van Christus, waarvan Tabernakel en Tempel een beeld geven! De Tabernakel werd gebouwd omdat de God van Israël een sterk verlangen had om onder Zijn volk te wonen (Exodus 25:8). Hij wilde bij hen zijn. Wat is ons antwoord op dat ontroerende verlangen van God, ingegeven door Zijn diepe liefde voor Zijn volk, op datzelfde verlangen dat de Here Jezus heeft om bij de vrijgekochten des Heren te zijn?
In de tekst van Psalm 84 staat: ‘Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des Heren.’ Dit behoort bij het normale christenleven! Datzelfde verlangen om bij de broeders en de zusters van de Gemeente te zijn, niet alleen in de zondagse kerkdienst, maar ook op de gemeenteavonden, Bijbelstudieavonden en bidstonden door de week heen. We weten allemaal wel hoe slecht het er voor staat als het om deze dingen in de Gemeente gaat. Onlangs vertelde een oudste in een gemeente – waar toch zo’n honderd mensen bij elkaar waren – dat er op de bidstond afgelopen woensdagavond niemand was gekomen… alleen de twee oudsten waren daar.
Sela!
Het verlangen naar de voorhoven des Heren (vers 3) – daar waar het volk bijeen komt. Niet het heiligdom zelf, daar mochten alleen de priesters komen. In die voorhoven… daar waren Gods kinderen. In de Gemeente, als we samenkomen op zondagmorgen, zijn Gods kinderen bijeen. En wij mogen daar te midden van zijn! Hebt u al bedacht wat een vreugde dat mag betekenen? ‘Welzalig – de Statenvertaling zegt: Welgelukzalig, dat is ‘vol van geluk’ – zij die in Uw huis wonen, zij loven u gestadig’ (vers 5).
Sela… staat er dan achter. Dat betekent voor ons: “Even stilstaan en even overdenken voordat je verdergaat.” We gaan aan dat woordje meestal aan voorbij, ook in Bijbelcommentaren. Dat is jammer, want het staat wel in de oorspronkelijke tekst vermeld. Ook na vers 9 staat er Sela! Deze twee Sela’s verdelen de psalm in feite in drie coupletten. Elk van de drie coupletten heeft zijn eigen nadruk en geestelijke betekenis voor ons.
Wie deze dingen tot zich heeft genomen en zelf vol is van Gods heerlijkheid in de Gemeente, heeft krachtige invloed op zijn of haar omgeving. Vers 7 wijst ons daarop: ‘Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen…’ We kunnen daar lezen voor balsemstruiken – in allerlei vertalingen worden weer andere namen gebruikt, omdat men het moeilijk kan benoemen – tranenstruiken. Het gaat hier om een tranendal! Zo wordt ook vaak onze wereld genoemd en niet ten onrechte.
De Gemeente van Christus en elke individuele gelovige mag in dat tranendal het verschil maken. Het wordt tot een oord van bronnen(!). Zo mogen we het nieuwe seizoen beginnen… met die intentie en die verwachting! God kan grote dingen doen in onze Gemeente… het is begonnen!
Feike ter Velde