Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 86:5

Feike ter Velde • 77 - 2001/02 • Uitgave: 21
“Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend”
Ps. 86:5


We vinden veel psalmen van de hand van David, met zijn gebeden om vergeving. Er was hem kennelijk heel wat te vergeven. Sommige van zijn zonden worden ons in de Schrift met naam en toenaam genoemd. Dingen, die men zou willen verbergen, schandelijke zonden op seksueel gebied, het falen van zijn vaderschap en als echtgenoot, niets wordt ons onthouden. Toch reikt de werkelijkheid van de zonde dieper dan alleen de zondige daden. Het is ons allen met de geboorte reeds meegegeven, zegt David (Ps. 51:7).

Er is van alles gebeurd in Davids leven en er zijn veel tegenstanders. Dat kan in ieders leven voorkomen. Er kan een vijandschap tegen je ontstaan, zonder dat je er weet van hebt. Als je er dan van hoort kan een verlammende schrik je omvangen. Je kunt er meestal niets tegen doen. Zo lijkt het ook bij David te zijn. Hij stort zijn hart uit in woorden, die tot 'Woord Gods' zijn geworden in het Boek der Psalmen. Wat we hier vinden zijn de noodkreten van een mensenziel, maar ook de geloofsbelijdenis van iemand die de Here echt kent. De Geest van God had hem onderwezen, al in zijn jongensjaren bij de kudde. In Psalm 23 schreef hij de psalm met eeuwigheidswaarde als hij onder woorden brengt wie de Here is en wat Hij voor zondige mensen wil zijn en doen.

In zijn machteloosheid vanwege die vijandschap vraagt hij om een gunst van de Here, een zichtbare zegen, zodat die vijanden zouden zien dat de Here hem niet verlaten heeft (:17).

Middenin het schilderij van een mens tegenover de levende God, de HERE Here, lezen we wie God is en wat Hij doet: Hij is "goed en gaarne vergevend" (:5). Zijn karakter ('goed') en zijn daden ('vergeving schenken') zijn bij uitstek de dingen die we van Hem moeten weten. Daartoe is immers de Here Jezus gekomen. Hij is die diepe weg gegaan van lijden en sterven, zodat deze karaktertrekken van de Here God zichtbaar zouden worden voor onze ogen. We kunnen het allen begrijpen en mogen het ook allen aangrijpen. Er is een beperking, let op! Hij is "rijk in goedertierenheid voor allen, die U aanroepen" (:5). Die beperking moeten we wel onderstrepen. We geven de Here gauw de schuld van alle ellende en misère in deze wereld, maar we vergeten Hem aan te roepen.

Wie dat doet, wordt ook door de Geest geleid tot nog een ander gebed: “Leer mij, Here, Uw weg, opdat ik in Uw waarheid wandele" (:11).

Wandelen in de waarheid, dat is een grote opdracht. De hulp van de Heilige Geest is daarbij onontbeerlijk. Hij wil ons leiden in alle waarheid, d.w.z. leiden tot de volheid van de Here Jezus Christus. Zijn licht (de Geest) en Zijn waarheid (het Woord) leiden ons naar de berg Sion, de heilige berg van God en naar Zijn woningen (Ps. 43:3) - het huis des Vaders, de Gemeente.

Deze God te kennen is mogelijk, want Hij heeft Zichzelf aan ons voorgesteld in de Here Jezus, de Zoon. Van deze God te leren dat Hij gaarne vergevend is. Dat Hij niets liever wil dan dat wij Hem aanroepen, onze schuld aan Hem belijden en een nieuw begin met Hem maken. Dat reikt dieper dan goede voornemens aan het begin van het jaar. Dat vraagt navolging van Christus. Wie dat doet mag ook weten dat de Here goed is en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die Hem aanroepen.

Feike ter Velde