Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 77:10

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 22
"Vergeet God genadig te zijn?"
Psalm 77:10


Wat een aangrijpende vraag wordt hier gesteld. Het is vanuit een diepe nood van een mensenziel uitgesproken; in de dagen van Asafs benauwdheid (:3). Het is hier een kreunen en zuchten in uitzichtloze ellende. Er is wel bidden en roepen tot God, maar Hij lijkt er niet te zijn. Er komt geen antwoord. In nachten van slapeloosheid maalt het maar door zijn hoofd. Hij zoekt naar antwoorden op talloze onmogelijke vragen. Hoe is het allemaal toch zo ver gekomen? Waarom moet mij dit overkomen? Is het allemaal een gevolg van mijn zonde? Here, wat heb ik fout gedaan? Waar ligt de oplossing en wat moet ik doen? Troostwoorden werken niets uit. God luistert misschien niet eens meer naar mij, is dan de conclusie. En dan komt die vreselijke vraag: "Vergeet God genadig te zijn?"
Ja, zover kan het komen in een mensenleven, als dingen stukbreken om je heen en duisternis en verdriet alom wordt gezien. Je wordt dan tot op het bot afgebroken en kijkt in de grondeloze diepte van uitzichtloosheid. Er is geen perspectief en dan grijpt de moedeloosheid diep aan. Over het hele leven kan dan de grauwe deken van de depressie neerdalen, zodat men zelfs twijfelt aan God en Zijn genade.

Asaf betrapt zichzelf op deze gedachte en verwerpt haar onmiddellijk. Want hij kent de levende God. De gedachte dat God zou zijn veranderd krenkt hem (:11). Immers, dat kan niet. De God van Israëls geschiedenis, waarover hij in andere psalmen jubelt (Ps. 75:2), is niet veranderd en zal niet veranderen. Hij besluit, te midden van de neerslachtigheid waarin hij zich bevindt, te bedenken wat de Here in het verleden heeft gedaan (:12). Hoe goed is het om dat te doen als het uitzicht is verduisterd door moeite en verdriet. Om dan te bedenken wat Hij eertijds in je leven heeft gedaan. Hoe je tot levend geloof mocht komen, hoe groot de vreugde was die Hij heeft gegeven in de jaren van geestelijke groei en vrucht dragen voor Zijn naam. Als je je zegeningen gaat tellen, één voor één, dan ga je weer zicht krijgen op Zijn genade en liefde. Dan ga je bedenken hoe liefdevol Zijn vaderhart was, toen Hij je in je zondeleven opzocht en je uitleidde uit de slavernij in de volle vrijheid van het kindschap Gods. Dan komt nieuwe vreugde over je en roep je uit: "Wie is een God, groot als God" (:14). Dan zie je niet langer alleen op jezelf en je omstandigheden, maar op Hem en Zijn wondere liefde voor jou. Dan gaat Hij opnieuw van Zijn hemelkoren, brood der engelen – brood der machtigen – op je laten regenen (Ps. 78:24) Panis Angelicus – brood der engelen – zoals een oud lied het bezingt.

Nee, de levende God is Zijn genade niet vergeten. Hij is ook ons, jou, niet vergeten. Hoe kan een moeder haar kind vergeten? Zo zal de Here ons niet vergeten. Maar Zijn weg is in de zee (:20). We zien Zijn voetsporen – Zijn leiding – niet altijd. We zien vaak wel de woelige baren en de woeste golven. Maar de Here leidt ons er dwars doorheen. "Uw volk als een kudde" (:21) leert ons dat Hij de Goede Herder is en wij de schapen die Hij weidt en leidt. Met Asaf mogen we zingen: "Wie heb ik nevens U in de hemel? Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig" (Ps. 73:25,26).Hê?

Feike ter Velde