Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 73:25

Feike ter Velde • 76 - 2000/01 • Uitgave: 21
“Wie heb ik nevens U in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde?”
Ps.73:25


Wat een heerlijk woord om het nieuwe jaar mee in te gaan. Niets méér te begeren dan de Here te kennen, Hem te dienen en Hem tot onderwerp van alle dingen in het leven te maken. Dat kan een mens niet zó maar zeggen. Dat is geen oppervlakkige opmerking, tussen de regels door gemaakt. Men beluistert er een diepe levenservaring in, een gelóófservaring. Daar moet iets aan vooraf zijn gegaan. Daar moet méér achter zitten. Dat kan niet anders!

Wie deze psalm van Asaf helemaal leest, ziet dat het gaat om een gelovig mens. Hij begint met een lofprijzing. Net als bij ons, als we tot levend geloof zijn gekomen. Dan hebben we ontdekt de goedheid en de onuitsprekelijke liefde van God. Daar raakt een mens dan gewoon niet meer over uitgepraat. Net als die predikant, die een opwekking in de kerk had meegemaakt. Tien zondagen achtereen preekte hij gloedvol, stralend en met grote geestelijke zeggingskracht over: God is liefde!

Iedere ware gelovige heeft daar in het leven met de Here wel iets van ervaren.

Maar dan komt Asaf als 't ware zichzelf tegen. Hij ontdekt afgunst bij zichzelf, jaloezie. Hij tobde over de voorspoed van de goddelozen, maar zag als in een spiegel zijn eigen falen. Dat doet Gods genade in ons leven. En dat is ook nodig willen we geestelijk groeien naar volwassenheid. De grote ommekeer komt bij Asaf toen hij 'Gods heiligdommen inging".

Dat grote moment veranderde op slag alles. Niet zijn omstandigheden, niet de mensen om hem heen, zeker niet die goddelozen, die het zo goed ging in de wereld, veranderden. Dat bleef allemaal hetzelfde. Nee, hijzelf veranderde van een verbitterd mens, een grote dwaas zonder verstand, een redeloos dier (:21,22), in iemand die zich helemaal aan de Here leerde toevertrouwen, zich aan Hem over te geven en alles te leggen in Vaders handen. Zijn bitterheid veranderde in aanbidding. "Ik zal bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad en mij daarna opnemen in heerlijkheid". Er is een heerlijke toekomst voor wie op de Here leert vertrouwen in alle dingen. Wie op zichzelf, op z'n geld en goed en op zijn weldoortimmerde huis vertrouwt zal weldra in het dodenrijk wegzinken. De ware gelovige, aan wie de Here een groot werk van innerlijke verandering heeft mogen doen, zal worden verlost van de macht van het dodenrijk; hij zal worden opgenomen in Zijn heerlijkheid (Ps. 49:16). De goddelozen verliezen alles en houden niets over.

Maar… de gelovige verliest ook alles. Hij weet ervan dat al zijn bezittingen, de grote dingen en de kleine dingen niet van hemzelf zijn, maar van de Here. Immers, alles wat we doen in woord en (dagelijks) werk, doen we als voor de Here. Maar mocht nu alles bezwijken, alle bezittingen verloren gaan, het hart en het vlees zelfs bezwijken - m.a.w. als het lichaam het laat afweten door ziekte of ouderom - "mijn harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig".

Er zit ook iets in deze psalm van een besliste keuze. Niet op die weg van de wereld doorgaan, niet langer op eigen inzichten vertrouwen, maar.. .de heiligdommen Gods binnengaan. Dat is: door Woord en Geest je laten gezeggen, je laten binnenleiden in de dingen des Heren en daar zièn wat anderen niet zien… niet kunnen zien.

Feike ter Velde