Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 51:19
“De offeranden Gods zijn een verbroken geest”
Ps. 51:19
We treffen hier koning David aan in een volkomen ontredderde toestand. Zojuist is de man Gods, de profeet Nathan bij hem op bezoek geweest, die hem onverschrokken de waarheid heeft gezegd en zijn grote zonde heeft onthuld. De vinger van de profeet was als een vlammende pijl diep in zijn binnenste doorgedrongen. “Gij zijt die man”, zo had het woord Gods van zijn lippen geklonken. Dat woord was als een moker, die het hart van de koning verpulverde als onder een zware slag. Het was niet alleen dat woord, maar tegelijkertijd de Geest Gods, die David ontdeed van alle argumenten ter verdediging. Heel zijn diep zondige bestaan kwam in één moment levensgroot voor hem te staan. Niet alleen de zondige daad van overspel die hij had gepleegd. Niet alleen zijn huwelijksbreuk en het verraad aan zijn eigen vrouw. Niet alleen zijn falen als echtgenoot en als vader van zijn gezin. Niet alleen de lage daad van de moordaanslag op het leven van één van zijn generaals. Natuurlijk, dat óók! Maar de Geest van God onthulde aan David in een oogopslag niet alleen zijn verkeerde, zondige daden, maar zijn diepste wezen. David zag als met geestelijke ogen zijn eigen volstrekt hopeloze toestand, zoals hij was in Gods ogen. Er was niets goeds aan hem. Hij zag zijn diepe verdorvenheid. In vertwijfeling roept hij uit: "Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen"(:7).
Het is een werk van God in het leven van een mens als hij mag zien wáár het kwaad zit in zijn binnenste en hoe dat kwaad er uit ziet. Dat noemt de Schrift "overtuiging van zonde" (Joh.16:8).
We kunnen lang doorgaan op de weg van de zonde. We kunnen jarenlang onze zonden onder het vloerkleed wegstoppen en onszelf wijs maken dat we het zo wel hebben opgelost. We kunnen lange tijd van ons eigen gelijk overtuigd zijn en onszelf met krachtige argumenten verdedigen. We zijn geraffineerd en arglistig om onze zonde en schuld te verdoezelen. Maar als de Here Zijn vinger op de zere plek legt en ons aanwijst met een alles doordringend: "Gij zijt die man", dan vallen al onze argumenten weg en zien we het ordinaire van onze schuld. Net als bij Achan, die het gestolene in zijn tent had verborgen (Joz.7:21). Lang had hij gezwegen, ten koste van velen. Onze zonden kunnen anderen het leven grondig vergallen. We zien dat zo vaak in langdurige familieconflicten. We zien ook de ziekmakende gevolgen ervan, ook in de gemeente van Christus. Onbeleden zonden en dan maar gewoon doorgaan alsof er niets aan hand is, maakt de gemeente ziek, zwak en wegstervend (1 Cor. 11:30).
Daarom moet de Here er Zelf aan te pas komen om ons diep te overtuigen van de schuld. Zo ging het bij David. In verbrokenheid zit hij hier terneer. Hij staat met lege handen voor een heilig God. Niets heeft hij te bieden dan een verzondigd bestaan. In hem zien we onszelf daar staan en mogen we meebidden: "Schep mij een rein hart, o God". We mogen hem ons offer brengen: een verbroken geest.
Niets meer van hoogmoedige zelfhandhaving. Alleen nog Gods wonderbare genade. Zijn genade is zo groot, dat Hij elke zondaar vergeven kan. Daar hing onze Heiland voor aan het kruis om Zijn leven en bloed te geven.
Ga toch naar uw binnenkamer en zoek de Here. Stort uw hart uit voor Zijn aangezicht. Hij wil u witter maken dan sneeuw (:9). Hij vult uw hart dan met "de blijdschap over Zijn heil" (:14).
Maar u moet eerst komen! "De offeranden Gods zijn een verbroken geest, een verbroken en verbrijzeld hart".
Feike ter Velde
Ps. 51:19
We treffen hier koning David aan in een volkomen ontredderde toestand. Zojuist is de man Gods, de profeet Nathan bij hem op bezoek geweest, die hem onverschrokken de waarheid heeft gezegd en zijn grote zonde heeft onthuld. De vinger van de profeet was als een vlammende pijl diep in zijn binnenste doorgedrongen. “Gij zijt die man”, zo had het woord Gods van zijn lippen geklonken. Dat woord was als een moker, die het hart van de koning verpulverde als onder een zware slag. Het was niet alleen dat woord, maar tegelijkertijd de Geest Gods, die David ontdeed van alle argumenten ter verdediging. Heel zijn diep zondige bestaan kwam in één moment levensgroot voor hem te staan. Niet alleen de zondige daad van overspel die hij had gepleegd. Niet alleen zijn huwelijksbreuk en het verraad aan zijn eigen vrouw. Niet alleen zijn falen als echtgenoot en als vader van zijn gezin. Niet alleen de lage daad van de moordaanslag op het leven van één van zijn generaals. Natuurlijk, dat óók! Maar de Geest van God onthulde aan David in een oogopslag niet alleen zijn verkeerde, zondige daden, maar zijn diepste wezen. David zag als met geestelijke ogen zijn eigen volstrekt hopeloze toestand, zoals hij was in Gods ogen. Er was niets goeds aan hem. Hij zag zijn diepe verdorvenheid. In vertwijfeling roept hij uit: "Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen"(:7).
Het is een werk van God in het leven van een mens als hij mag zien wáár het kwaad zit in zijn binnenste en hoe dat kwaad er uit ziet. Dat noemt de Schrift "overtuiging van zonde" (Joh.16:8).
We kunnen lang doorgaan op de weg van de zonde. We kunnen jarenlang onze zonden onder het vloerkleed wegstoppen en onszelf wijs maken dat we het zo wel hebben opgelost. We kunnen lange tijd van ons eigen gelijk overtuigd zijn en onszelf met krachtige argumenten verdedigen. We zijn geraffineerd en arglistig om onze zonde en schuld te verdoezelen. Maar als de Here Zijn vinger op de zere plek legt en ons aanwijst met een alles doordringend: "Gij zijt die man", dan vallen al onze argumenten weg en zien we het ordinaire van onze schuld. Net als bij Achan, die het gestolene in zijn tent had verborgen (Joz.7:21). Lang had hij gezwegen, ten koste van velen. Onze zonden kunnen anderen het leven grondig vergallen. We zien dat zo vaak in langdurige familieconflicten. We zien ook de ziekmakende gevolgen ervan, ook in de gemeente van Christus. Onbeleden zonden en dan maar gewoon doorgaan alsof er niets aan hand is, maakt de gemeente ziek, zwak en wegstervend (1 Cor. 11:30).
Daarom moet de Here er Zelf aan te pas komen om ons diep te overtuigen van de schuld. Zo ging het bij David. In verbrokenheid zit hij hier terneer. Hij staat met lege handen voor een heilig God. Niets heeft hij te bieden dan een verzondigd bestaan. In hem zien we onszelf daar staan en mogen we meebidden: "Schep mij een rein hart, o God". We mogen hem ons offer brengen: een verbroken geest.
Niets meer van hoogmoedige zelfhandhaving. Alleen nog Gods wonderbare genade. Zijn genade is zo groot, dat Hij elke zondaar vergeven kan. Daar hing onze Heiland voor aan het kruis om Zijn leven en bloed te geven.
Ga toch naar uw binnenkamer en zoek de Here. Stort uw hart uit voor Zijn aangezicht. Hij wil u witter maken dan sneeuw (:9). Hij vult uw hart dan met "de blijdschap over Zijn heil" (:14).
Maar u moet eerst komen! "De offeranden Gods zijn een verbroken geest, een verbroken en verbrijzeld hart".
Feike ter Velde