Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 36:6

Feike ter Velde • 77 - 2001/02 • Uitgave: 10
"HERE, hemelhoog is Uw goedertierenheid"
Ps. 36:6


Deze tekst in de psalm komt bijna letterlijk uit de hemel vallen. Het ging in die eerste vijf verzen namelijk over heel andere zaken, over de zonde en het denken en handelen van de goddeloze. Het wordt in de overpeinzing van David duidelijk: de zonde komt voort uit het feit dat men de vreze des Heren niet kent (:2). Kende men iets van de majesteit van de levende God dan zou men zo niet denken, spreken en handelen. Er is niet anders te verwachten van de goddeloze wereld waarin wij leven. Men bedenkt zelfs in nachtelijke overpeinzingen onheil en kwaad (:5). Verder komt men niet.

En dan is er die plotseling andere werkelijkheid. De Here in de hemel, op de troon waar vanaf Hij eens gericht zal oefenen. Hij is de lankmoedige God, die het kwaad nog steeds verdraagt, zich niet ergert, de mensenkinderen op aarde hulp, troost, bescherming, ja, genade biedt (:8.9). Hij wordt niet moe om goed te doen, zelfs in de werkelijkheid van een boze en God-vijandige
wereld. De stromen van Zijn heil en gerechtigheid zijn er nog steeds in grote overvloed.

De blik van David was in de eerste vijf verzen gericht op de wereld om hem heen, op de mensen en wellicht ook op zichzelf. Mensenkennis is vooral ook zelfkennis. Is hij ook voor zichzelf tot de slotsom gekomen dat zondige gedachten en bedenksels van onheil zo vaak ook in zijn eigen hart naar boven borrelen? Heeft David - en dat kan alleen door Gods genade(!) - iets gemerkt van wat er in zijn eigen hart leeft? Het kan bijna niet anders. Wijst men de vinger naar de ander dan wijzen altijd drie vingers naar jezelf. Dat zal ook hier zeker zo zijn.

Daarom dan ook ziet David, dat hij alleen maar leven kan in de wetenschap wie God is, naar Zijn aard, naar Zijn hart. Niet de veroordeling van de zondaar, maar Gods ontferming over de zondaar. Hij heeft verlossing aan te bieden aan een verzondigd leven. Hoe bestaat het! Dat brengt een mens tot de opperste verwondering. Daarom roept David het bijna uit: "HERE, hemelhoog is Uw goedertierenheid, Uw trouw reikt tot de wolken!"

Woorden schieten tekort. Hij roept heel de natuur erbij om Gods genade in menselijke woorden te benoemen: de hemel, de wolken, de bergen, de afgronden, de rivieren, het licht. Alles wat David bedenken kan en voor ogen ziet in Gods heerlijke schepping laat hij meezingen, als het gaat om Gods goedertierenheid, liefde en
trouw. Het gebergte Gods (:7) waar de Here Zijn heilige
wet gaf. Het gebergte Gods waar Elia een machtige openbaring ontving middenin zijn depressie (1 Kon.19:8). De bergen Gods tonen ons Zijn gerechtigheid. Wat heerlijk dat de Schrift spreekt in die schilderrijke taal, om Gods karakter aan ons duidelijk te maken. Gerechtigheid en trouw worden vaker samen genoemd in de Schrift. "Gerechtigheid en trouw ontmoeten elkaar (Ps. 85:11).

Het is daar waar hemel en aarde elkaar ontmoeten. De heilige God in de hemel en de zondige mens op de aarde. Ze ontmoeten elkaar als ze elkaar naderen over de diepe kloof die ooit scheiding bracht; de zonde. In de Here Jezus wordt de kloof overbrugd. "Hoe kostelijk is Uw goedertierenheid, o God, daarom schuilen de mensenkinderen in de schaduw Uwer vleugelen" (:6).

Zo groot is de goedertierenheid van God, die onze hemelse Vader wil zijn. Door de zonde leven we in de dood, maar de bron van het leven is Hijzelf. Hij heeft gesproken: "Daar zij licht!" en er was licht. Zo wil Hij ook Zijn licht in ons hart doen schijnen (2 Cor. 4:6), opdat wij de heerlijkheid van Zijn goedertierenheid zouden kennen.

Feike ter Velde