Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 32:5
"Ik zal de HERE mijn overtredingen belijden"
Ps. 32:5
Er is moed voor nodig: 't belijden van je overtredingen. Daar kan een mens soms lang over doen. Het is niet makkelijk toe te geven, dat je fout bent geweest en dat je daarom vergeving nodig hebt. Vaak klaagt het eigen geweten je aan. Je kunt proberen dat geweten het zwijgen op te leggen en soms lukt dat aardig goed. Maar nooit volledig. Als je je een kind van God weet, komt de herinnering aan onbeleden zonden steeds weer naar boven. Het knaagt aan je binnenste en je weet: het moet opgeruimd worden.
David had het zelf ondervonden. Hij kwijnde weg, zijn gebeente kwijnde weg. Met andere woorden: onbeleden zonden verzwakken ook het lichaam; er zet een versnelde veroudering in. Het geestelijk leven ebt weg. De Geest dooft uit. In dat kwijnende bestaan kon David geen andere kant uit dan naar de God van zijn ouders gaan, Die hij gediend had in zijn jonge jaren. Hij had grote overwinningen gekend, de kracht des Geestes ervaren, leeuwen, beren en wild gedierte bedwongen en… Goliath verslagen. Maar de macht van de zónde bleek hem sterker!
Hij had lang getracht om de zonde - en de schuld ervan(!) - in de stilte van zijn binnenste te bedwingen… in eigen kracht. Maar hij faalde. De hand des Heren drukte op zijn leven en hij voelde een innerlijke eenzaamheid. Hij wist dat hij eigenlijk een huichelaar was. Tot de dag kwam dat hij niet meer verder kon. De kastijdingen van de Here werden hem te veel. Hij moest gewoon terug en… belijden. Hij moest de zonde 'met naam en toenaam' uitspreken voor Gods aangezicht. Hij wist, als ik dat doe zal de Here mij vergeven en mag ik een nieuw start maken.
En zó ging het ook. "Gij vergaaft de schuld mijner zonden", jubelt hij uit. Wat een heerlijke dag. Hij gaat als op de wolken. Het worden zelfs jubelzangen van bevrijding (:7).
Nu kan hij ons onderwijzen met dit kostbare lied uit het boek der psalmen. Laten ook wij onze zonden concreet onder ogen zien. Laten we ze eerlijk opsommen voor het aangezicht van de levende God. Laten we geloven, dat Hij dán ook vergeven kan. Die vergeving mag je dan in het geloof aanvaarden, als geschenk van God.
De Bijbel zegt: "Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid" (1 Joh. 1:8.9).
Ik heb uit ervaring ontdekt dat, als er een onbeleden zonde in je leven is, je ook makkelijk tot andere zonden komt. Ik ontdekte dat ik veel makkelijker kon liegen. Ik betrapte mezelf erop. Ik vond dat heel erg. Ik had zo maar een leugen uitgesproken, die ik ook direct paraat had, om mezelf te verdedigen en me voor die ander te rechtvaardigen. Ik heb daar dagen mee geworsteld, maar ook een hele slapeloze nacht. Wáár kwam dat vandaan? Toen wist ik het. Er is een zonde, dat van vijfenveertig jaar(!) geleden, die je nooit hebt beleden, wel voor God, maar niet voor de mensen wie het betreft. Telkens weer kwam het boven. Telkens weer drukte ik het weg.
Het werd een zware gang. Nooit heb 't gedurfd, al die jaren niet. Hoogmoed had mij ervan weerhouden. Maar de Here kón mij niet vergeven als ik die lieve mensen ook niet om vergeving zou vragen en het met hen in orde zou maken. Zij konden me van harte vergeven. 't Werd allemaal goed. Nu mag ik ook zeggen: "Gij vergaaft de schuld mijner zonde"
Feike ter Velde
Ps. 32:5
Er is moed voor nodig: 't belijden van je overtredingen. Daar kan een mens soms lang over doen. Het is niet makkelijk toe te geven, dat je fout bent geweest en dat je daarom vergeving nodig hebt. Vaak klaagt het eigen geweten je aan. Je kunt proberen dat geweten het zwijgen op te leggen en soms lukt dat aardig goed. Maar nooit volledig. Als je je een kind van God weet, komt de herinnering aan onbeleden zonden steeds weer naar boven. Het knaagt aan je binnenste en je weet: het moet opgeruimd worden.
David had het zelf ondervonden. Hij kwijnde weg, zijn gebeente kwijnde weg. Met andere woorden: onbeleden zonden verzwakken ook het lichaam; er zet een versnelde veroudering in. Het geestelijk leven ebt weg. De Geest dooft uit. In dat kwijnende bestaan kon David geen andere kant uit dan naar de God van zijn ouders gaan, Die hij gediend had in zijn jonge jaren. Hij had grote overwinningen gekend, de kracht des Geestes ervaren, leeuwen, beren en wild gedierte bedwongen en… Goliath verslagen. Maar de macht van de zónde bleek hem sterker!
Hij had lang getracht om de zonde - en de schuld ervan(!) - in de stilte van zijn binnenste te bedwingen… in eigen kracht. Maar hij faalde. De hand des Heren drukte op zijn leven en hij voelde een innerlijke eenzaamheid. Hij wist dat hij eigenlijk een huichelaar was. Tot de dag kwam dat hij niet meer verder kon. De kastijdingen van de Here werden hem te veel. Hij moest gewoon terug en… belijden. Hij moest de zonde 'met naam en toenaam' uitspreken voor Gods aangezicht. Hij wist, als ik dat doe zal de Here mij vergeven en mag ik een nieuw start maken.
En zó ging het ook. "Gij vergaaft de schuld mijner zonden", jubelt hij uit. Wat een heerlijke dag. Hij gaat als op de wolken. Het worden zelfs jubelzangen van bevrijding (:7).
Nu kan hij ons onderwijzen met dit kostbare lied uit het boek der psalmen. Laten ook wij onze zonden concreet onder ogen zien. Laten we ze eerlijk opsommen voor het aangezicht van de levende God. Laten we geloven, dat Hij dán ook vergeven kan. Die vergeving mag je dan in het geloof aanvaarden, als geschenk van God.
De Bijbel zegt: "Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid" (1 Joh. 1:8.9).
Ik heb uit ervaring ontdekt dat, als er een onbeleden zonde in je leven is, je ook makkelijk tot andere zonden komt. Ik ontdekte dat ik veel makkelijker kon liegen. Ik betrapte mezelf erop. Ik vond dat heel erg. Ik had zo maar een leugen uitgesproken, die ik ook direct paraat had, om mezelf te verdedigen en me voor die ander te rechtvaardigen. Ik heb daar dagen mee geworsteld, maar ook een hele slapeloze nacht. Wáár kwam dat vandaan? Toen wist ik het. Er is een zonde, dat van vijfenveertig jaar(!) geleden, die je nooit hebt beleden, wel voor God, maar niet voor de mensen wie het betreft. Telkens weer kwam het boven. Telkens weer drukte ik het weg.
Het werd een zware gang. Nooit heb 't gedurfd, al die jaren niet. Hoogmoed had mij ervan weerhouden. Maar de Here kón mij niet vergeven als ik die lieve mensen ook niet om vergeving zou vragen en het met hen in orde zou maken. Zij konden me van harte vergeven. 't Werd allemaal goed. Nu mag ik ook zeggen: "Gij vergaaft de schuld mijner zonde"
Feike ter Velde