Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 27:4a

Feike ter Velde • 77 - 2001/02 • Uitgave: 24
"Eén ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren"
Ps. 27:4a


Na drie verzen met een zekere mate van heldendom, geloofsmoed en onverschrokkenheid, komt er in het vierde vers een zekere zachtheid, verrassende ootmoed en verwachtende afhankelijkheid. David schijnt te hebben ontdekt dat er maar één ding in het leven van belang is: te leven in de dichte tegenwoordigheid van de Here. Hij wil onderzoeken in Zijn Tempel en de lieflijkheid van de Here daar aanschouwen. We kunnen veel leren van deze psalm.

De tempel is vooreerst de plaats van de verzoening met God en van een leven ir- Zijn gemeenschap. De Gemeente is het huis Gods (1 Tim. 3:15). Daarom is het van zo'n groot belang dat we 's zondags naar de kerk gaan, om “samen met alle heiligen” de Here te loven en te prijzen, te eren en te aanbidden, te leren vertrouwen en te leren gehoorzamen, te buigen onder de macht van Zijn Woord en vol verwondering en eerbied Hem te zien in Zijn machtige schoonheid, heerlijke ontferming, vergevende genade. Dat en nog veel meer is waar David aan gedacht moet hebben toen hem deze dingen te binnen schoten en ze opschreef in dit lied.

We leven in een boze en gevaarlijke wereld, die ons in toenemende mate dreigt op te slokken en te verslinden. De vierentwintig-uurs-economie eist steeds meer haar tol in het aantal zieke, overspannen en opgebrande mensen in onze tijd. De verwoestende kracht van het moderne en mondaine leven heeft al heel wat opgeëist aan gebroken huwelijken, verwonde kinderen en allerlei vormen van blijvende schade.

Het is waar: het allerbelangrijkste is om tot stilstand te komen, tenminste toch die ene dag in de week, om dan naar de kerk te gaan. Je mag dan ook alles meenemen, de zorgen van je leven, je huwelijk, je kinderen, je pijn en moeite, je schijnbaar onoverwinbare zonden en ook de grote vragen en noden van de wereld, en ze dan in de kerk samen te leggen voor de troon van God. Er afstand van te doen, ermee op te houden, alles los te laten en de ware Sabbat te vieren. In zo'n moment houdt alles op, de zorgen, de gespannen verhoudingen, alles wat neerdrukt, beklemt en pijn doet. Samen de lofprijzing te beginnen in zang en gebed en samen te onderzoeken in de verborgenheden van Zijn Tempel en te aanschouwen de lieflijkheid van de Here in het luisteren naar de prediking. Want daar gaat het over mij, over mijn hart, over mijn zonden en falen voor God. Daar word ik ontdekt aan mijn mankeren om er dan ook doorheen te komen en om heel te worden in de kracht van Gods vergeving en genezing. Zo kom ik tot rust in een wereld van onrust, zonde en duisternis. In de kerk kom ik op de toonhoogte van de levende God!

"Eén ding heb ik van de Here begeerd" - begéérd, d.w.z. er sterk bij Hem op aangedrongen, dat éne ding, niet ook nog een heleboel andere dingen, nee, maar één ding. Meer heb ik eigenlijk niet nodig. "Zoek eerst het koninkrijk van God en al die andere dingen zullen bovendien geschonken worden" - daarin ligt dezelfde gedachte. Het hart dat zich helemaal op de Here richt en alles van Hem verwacht, vertrouwen kan, geloven kan, zelfs al is er niets te zien.

Wie dat doet komt niet om in weer en wind, maar staat vast op de Rots (:5). Zijn hoofd wordt opgeheven boven de vijanden, boven de omstandigheden naar de hoogte van Gods tegenwoordigheid.
Middenin de moeite en de strijd kan men dan verzuchten: "O, als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zien" (:13). Ja, wat dan? Dan was het slecht met mij afgelopen, lijkt hierin door te klinken.

Wat een diep aangrijpend lied van geloof en overwinning in Gods kracht bezingen we in deze psalm.

Feike ter Velde