Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 27:4

Feike ter Velde • 76 - 2000/01 • Uitgave: 5
“Één ding heb ik van de Here gevraagd”
Ps. 27:4


Dit is één van mijn 'lievelingspsalmen'. Middenin het drukke leven komt men bij het lezen van deze - en ook andere - psalmen innerlijk tot rust. Het begint met een geloofsverklaring in het heetst van de strijd. "Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen" (:3).

Er kan veel strijd in ons leven zijn. Niet op het militaire slagveld, maar in de geestelijke werkelijkheid waarin we leven, voelen, denken en reageren. Ons binnenste is het slagveld. De zorgen kunnen ons overmeesteren, de moeite die we hebben met onszelf, met anderen, of anderen met ons. Wat is er een strijd rondom en wat kunnen we moeilijk toegeven, loslaten, de onderste weg gaan en in liefde lijden. We strijden voor ons gelijk en vluchten in de argumenten om aan ons eigen binnenste te ontvluchten. Zo kunnen legermachten van boze motieven en overwegingen op ons aanstormen. Van binnenuit! Ze zullen echter onze vrede wegnemen en de strijd blijft; en wat is er veel strijd!

Maar deze psalm zegt: "De Here is mijn heil". Een mens die dàt zeggen kan heeft het meest kostbare geheim gevonden, dat de sleutel is tot het ware geluk. Je beseft dat het allemaal in Hem - in de God van je heil - is verborgen. Hèm te kennen in Wie al de schatten van kennis en wijsheid verborgen zijn (Col. 2:3). Daarom zegt deze tekst: "Eén ding heb gevraagd”.

Ons gebedslijstje is vaak erg lang. Heel vaak met vragen om dingen voor ons zelf en anderen. Vragen om oplossingen in problemen en in strijd. En dan hier: "Eén ding..." En wat is dat?

Te verblijven in het huis des Heren...om in de Tempel te onderzoeken. David wist alleen nog van de Tabernakel. De Tempel was er nog niet. In die Tabernakel is het hele heilsplan van God verborgen. Daarin worden geheimenissen geopenbaard, die met het blote oog niet zijn te zien. Want daarin ligt de weg der verlossing verborgen, die een genadig God bewerkstelligt voor een verloren zondaar. Gods verlangen is het om te wonen temidden van Zijn volk (Ex. 25:8). Hij heeft ze niet afgeschreven vanwege hun zonden en hun falen. Zijn reddende liefde overwint de ernst van de zonde. De heilige God temidden van een zondig volk.

In deze psalm leren we te zien op die liefelijkheid van de Here in die tempel. Dat eerst! Niet eerst zien op de ernst van de zonde, maar op Gods genade om zonde te vergeven en die zondemacht in ons te overwinnen.

Dáárom moeten we in het huis des Heren zijn, de Gemeente van de Here Jezus Christus. Daarom gaan we op zondag naar de kerk. Om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen. In de gezamenlijke lofprijzing - met psalmen, gezangen en geestelijke liederen (Ef. 5:19) - de God van ons heil groot te maken. We gaan zien dat Hij ons opheft bóven de vijanden (:5) van zonden en hoogmoed binnenin ons, die ons leven willen verwoesten.

De liefelijkheid des Heren in het midden van de Gemeente aanschouwen. In Hem vinden we de volheid "van genade en waarheid' (Joh. 1:14), die we verlangen te horen in de zondagse prediking, waardoor we ons ook laten gezeggen.

Daar moet een mens toe komen, aangedreven door de Here zelf. "Van Uwentwege..." Hij zelf legt dit verlangen en dit zoeken in ons hart. Onze zondige natuur wil een andere kant uit, maar Hij zegt: "Zoek Mijn aangezicht". Wie dat heeft ontdekt gaat zien: "Eén ding is maar nodig!" Alle andere dingen van ons lange gebedslijstje zullen ons "bovendien geschonken worden" (Matth. 6:33).

Feike ter Velde