Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 19:15

Feike ter Velde • 77 - 2001/02 • Uitgave: 7
“Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn o Here”
Ps. 19:1


Deze psalm bezingt God als de Schepper en de HERE als de Redder. Aan het einde kan David niet anders dan - diep onder de indruk - bidden en vragen om hulp om voor die God te mogen leven.

In de eerste zeven verzen vinden we slechts één maal God vermeld, in het tweede vers. In de laatste acht verzen van de psalm vinden we zeven maal de naam HERE, die we eerder in de psalm in het geheel niet vonden. De eerste zeven verzen vertellen ons Gods openbaring in de schepping. In de schoonheid van de schepping kunnen we de Schepper vermoeden. Vooral het heelal, de zon, de maan en de sterren wekken altijd weer verbazing. Het moderne ruimte-onderzoek brengt een mens tot diep ontzag over wat daar is te zien. Er zit zelfs een prediking in (:5). De astronaut, Jim Erwin, kwam tot overgave en tot levend geloof toen hij op de maan wandelde. De Zuid-Afrikaanse geleerde, Dr. David Block, astronoom, kwam tot geloof door het fascinerende van de sterrenhemel, zichtbaar gemaakt dankzij de ruimtevaart. Hij zei: "Het universum is ons huis, ontworpen en gemaakt door de hand van God". In het voorwoord van zijn prachtige wetenschappelijke boek, "Star Watch", zegt deze voormalige atheïst: "In dit boek wil ik mijn geloof delen, want voor mij is het heelal gevuld met hoop en schoonheid, omdat het, evenals de mensheid, is geschapen met een doel".

Dit zijn woorden die geheel in het verlengde liggen van Davids openingswoorden in deze psalm: "het uitspansel verkondigt het werk zijner handen" (:2).

Vanaf vers acht komt er echter een wending. Niet alleen kunnen we de levende God kennen door het werk van Zijn handen (Rom. 1:20), maar Hij openbaart Zichzelf, als de HERE, in Zijn volmaakte wet, de 'wet des Heren'. Zijn wet - dat is: Zijn onderwijzing - is niet alleen volmaakt, maar ook betrouwbaar, waarachtig, louter, rein, bestendig, waarheid, rechtvaardig. Wat een opsomming van Gods onderwijzing! Daarbij wordt gezegd: zij bekeert de ziel, schenkt wijsheid aan de eenvoudigen, verheugt het hart, verlicht de ogen. Kostelijker zijn zij dan goud en zoeter dan honing.
In de wet komt de Here Zelf naar voren. Hij gunt de verloren zondaar bekering, wijsheid, vreugde en alles wat samenhangt met Zijn reddende liefde. In Christus worden deze dingen werkelijkheid. In Jezus, immers, Zijn naam staat voor 'Jaweh is heil'.

Wie dat gaat zien, de grootheid van God als de Schepper en de liefde van de Here als redder, valt Hem nederig te voet. God, de Schepper [vs. 1-7], de Here, de redder [vs. 8-11] en de mens als hulpbehoevende zondaar [vs 12 -151 komen hier tesamen. En de mens - hoe kan het ook anders - als nederige knecht, met nog maar één verlangen: mogen spreken en denken, d.w.z. mijn uiterlijk en mijn innerlijk leven, mijn Maker - mijn Rots en mijn Verlosser - welgevallig zijn. De Heilige Geest beweegt iedere ware gelovige tot die aanbiddende levenshouding. Een leven in verwondering, niet alleen voor de schoonheid van de schepping en grootheid van de Schepper, maar vooral(!) voor het wonder van de genade.

Een jongeman die liever ging wandelen op zondagmorgen zei tegen de dominee:
"Het ruime hemelrond,
vertelt met blijde mond,
Gods eer en heerlijkheid".


Toen zei de dominee:
"Maar… 's Heren wet nochtans,
verspreidt volmaakter glans
dewijl zij 't hart bekeert
en slechten wijsheid leert".


Feike ter Velde