Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 18:20

Feike ter Velde • 76 - 2000/01 • Uitgave: 18
“Hij leidde mij uit de ruimte”
Ps. 18:20


Dit is misschien wel één van de mooiste psalmen van David. Het is een lied over de verlossing uit doodsgevaren. Het gaat over Davids vlucht voor Saul, zijn strijd tegen de vijanden, zijn wonderbare overwinningen. Maar tussen de regels door leest men, dat het niet Davids overwinningen waren, maar die van zijn God. David werd dan ook "méér dan overwinnaar" (Rom. 8:37)!

Immers, David zelf moest vaak vluchten, omdat zijn vijanden machtiger waren dan hij. Zonder de wonderbare hulp van de Here was hij omgekomen (:18). Vaak had hij momenten gekend van grote angst en onzekerheid (:6.7). Maar Gods uitreddingen kwamen te juister tijd. Op onnavolgbare wijze beschrijft David nu de glorie en de majesteit van de levende God, waarbij hij het goddelijke en menselijke door elkaar heen weeft. Eigen ervaringen worden afgewisseld met goddelijke handelingen, maar dwars daar doorheen grijpt de tekst dieper.

Wie aandachtig leest ontwaart Gods heilshandelen in de Here Jezus Christus. Zelfs daar waar David over zichzelf spreekt klinken tonen mee, die verwijzen naar de Here Jezus en Zijn komende koningschap (:44). Maar ook naar het grote werk dat Hij op het kruis heeft verricht, toen Hij de zonde der wereld wegdroeg in het oordeel en de dood. Toen "beefde de aarde en scheurden de rotsen" (Matth.27:51). De Here was immers in toorn ontbrand over de verschrikking van de zonde (:8).

Door dat ontzagwekkende op Golgotha, toen het Licht der wereld werd gedoofd en de hele wereld donker werd, werd de zondaar gered. Dat is een uniek werk van Hem alleen. Daaraan kan een mens niets bijdragen. Dat deed Hij voor ons!

Toen leidde Hij ons uit in de ruimte (:20). Waarom? Omdat Hij een welgevallen aan ons heeft. Hij heeft ons lief. Hij heeft de wereld lief. Die liefde, die zelfopofferende liefde, dreef de Heiland uit naar Golgotha. En wij? We mogen Zijn hand vastgrijpen, die Hij reddend uitsteekt om ons op te trekken uit de kolkende watermassa's van zonde en verlorenheid. Hij offerde Zijn zondeloze en reine leven, werd daarin Zelf tot zonde gemaakt, om ons vrij te kopen. Geen enkele menselijke constructie, hoe knap ook bedacht, kan vervangen wat Hij in genade vóór ons - en daarom ook aan - ons wil doen.

Door een eenvoudige overgave aan de God van David, de Vader van onze Here Jezus Christus, komen we in de ruimte, de vrijheid terecht. Verlost van de macht der zonde, vrijgemaakt van een innerlijke dwangmatigheid om te zondigen (Rom.8:2). In de ruimte, in het open veld, in de "vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom. 8:21).

Die vrijheid wordt steeds weer aangevallen, moet ook steeds weer bevochten worden. We moeten steeds weer leren staan in de vrijheid Gods en ons geen slavenjuk meer laten opleggen (Gal. 5:1). Vele gelovigen leven vandaag nog steeds onder het slavenjuk van een 'christelijke' religie. Men moet voldoen aan allerlei wetten en wetjes van de eigen groep. Angst voor de eeuwige straf van God is als een zweep die over het leven ligt.

Laten we onze tekst nog eens goed overdenken: "Hij leidde mij uit in de ruimte. Hij redde mij, omdat Hij welgevallen aan mij had". Gods liefde, gestalte gekregen in Christus, zoekt de verloren zondaar, teneinde die te behouden.

Gelooft u dat?

Feike ter Velde