Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 114:7
"Gij aarde, beef voor het aangezicht des Heren"
Ps. 114:7
Deze psalm beschrijft, evenals de voorafgaande, de uittocht uit Egypte. Het was niet zomaar een lokale gebeurtenis, toen Israël uittrok onder de machtige rechterhand van de levende God. De tien plagen van Egypte waren wereldwijde rampen, waardoor alle volkeren en alle culturen werden getroffen. Over de hele wereld, in oude culturen, vindt men in geschriften en inscripties verwijzingen naar de plagen. We moeten veel meer denken aan kosmische rampen, wellicht ook aan een geweldige komeet, die langs de aarde scheerde, de rotatie van de aarde verstoorde, de zon verduisterde tot een ondoordringbare duisternis en de aarde deed waggelen als een beschonkene. Gebouwen en paleizen stortten in tot puinhopen. Egypte werd tot een woestenij onder de toorn van de Allerhoogste, de God van Israël. In oude geschriften van de Maya's wordt een kosmische ramp beschreven, waarbij "de zee zich op het land stortte en een verschrikkelijke orkaan de aarde geselde. De orkaan verwoestte de steden en alle wouden werden meegesleept, vulkanen kwamen tot ongekend grote uitbarstingen en mens en dier werden uitgeroeid. De zon verscheen niet meer, er was een diepe duisternis, er viel een harsachtige stof uit de hemel en nam met vuur en water deel aan de vernietiging van de mensheid".
Ook in de Veda's van de Hindoes (India) en in oude geschriften van de Perzen worden dezelfde dingen gevonden. De echo van deze gebeurtenissen wordt overal gehoord. In een oud verhaal in Lapland wordt vermeld, dat "toen de boosheid onder de menselijke wezens toenam, het allerbinnenste van de aarde beefde van schrik, zodat de bovenlagen van de aarde wegvielen en velen van het volk neergeworpen werden in die ingezakte plaatsen en omkwamen…"
Deze citaten - en zeer vele meer - vindt men in het boek 'Werelden in botsing' van de Joodse geleerde Immanuel Velikovsky. Een indrukwekkend relaas van de plagen rond de Exodus, maar dan opgetekend uit de overleveringen van oude culturen.
Het leert ons dat de Exodus wereldomvattende gevolgen heeft gehad, toen de Here Zijn volk ging verlossen. Die verlossing moest plaatsvinden, omdat eens uit dit volk de Messias zou worden geboren, die de hele schepping zou ontrukken aan de klauwen van de vorst der duisternis, Lucifer, de Satan. Die was erop uit geweest het volk Israël in Egypte om te brengen door honger, uitputting en uitmoording door Farao. Toen strekte de machtige hand van God zich uit over Zijn volk, om het uit te leiden uit de slavernij. De Here ging beginnen met het werk der verlossing. De vorst der duisternis had het recht op de schepping verkregen door de zondeval van de mens. De mens had zich uitgeleverd aan Satan die zijn rechten opeiste, omdat de schuld niet kon worden voldaan. Daartoe moest God Zelf komen in de gestalte van een mens, om met Zijn reine leven te betalen. Toen Jezus stierf en de schuld voldeed "beefde de aarde en scheurden de rotsen" (Matth. 27:51). De laatste drie uur van Zijn lijden was heel de wereld in duisternis gehuld (:45 SV).
Deze psalm zegt: “Jezus is Overwinnaar!” De 'Here' in onze tekst is 'Adonai' - de naam van de Here Jezus in het Oude Testament. Hij is de Here op de troon, naast Jahweh, onderscheiden van en toch Eén met Hem, in Ps. 110:1. Voor het aangezicht van Deze, de Adonai, zal straks de aarde opnieuw beven, als Hij komt (Openb. 16:18). Dan zullen Israël en alle volkeren worden verlost en zal de Here Jezus koning worden. Halleluja!
Feike ter Velde
Ps. 114:7
Deze psalm beschrijft, evenals de voorafgaande, de uittocht uit Egypte. Het was niet zomaar een lokale gebeurtenis, toen Israël uittrok onder de machtige rechterhand van de levende God. De tien plagen van Egypte waren wereldwijde rampen, waardoor alle volkeren en alle culturen werden getroffen. Over de hele wereld, in oude culturen, vindt men in geschriften en inscripties verwijzingen naar de plagen. We moeten veel meer denken aan kosmische rampen, wellicht ook aan een geweldige komeet, die langs de aarde scheerde, de rotatie van de aarde verstoorde, de zon verduisterde tot een ondoordringbare duisternis en de aarde deed waggelen als een beschonkene. Gebouwen en paleizen stortten in tot puinhopen. Egypte werd tot een woestenij onder de toorn van de Allerhoogste, de God van Israël. In oude geschriften van de Maya's wordt een kosmische ramp beschreven, waarbij "de zee zich op het land stortte en een verschrikkelijke orkaan de aarde geselde. De orkaan verwoestte de steden en alle wouden werden meegesleept, vulkanen kwamen tot ongekend grote uitbarstingen en mens en dier werden uitgeroeid. De zon verscheen niet meer, er was een diepe duisternis, er viel een harsachtige stof uit de hemel en nam met vuur en water deel aan de vernietiging van de mensheid".
Ook in de Veda's van de Hindoes (India) en in oude geschriften van de Perzen worden dezelfde dingen gevonden. De echo van deze gebeurtenissen wordt overal gehoord. In een oud verhaal in Lapland wordt vermeld, dat "toen de boosheid onder de menselijke wezens toenam, het allerbinnenste van de aarde beefde van schrik, zodat de bovenlagen van de aarde wegvielen en velen van het volk neergeworpen werden in die ingezakte plaatsen en omkwamen…"
Deze citaten - en zeer vele meer - vindt men in het boek 'Werelden in botsing' van de Joodse geleerde Immanuel Velikovsky. Een indrukwekkend relaas van de plagen rond de Exodus, maar dan opgetekend uit de overleveringen van oude culturen.
Het leert ons dat de Exodus wereldomvattende gevolgen heeft gehad, toen de Here Zijn volk ging verlossen. Die verlossing moest plaatsvinden, omdat eens uit dit volk de Messias zou worden geboren, die de hele schepping zou ontrukken aan de klauwen van de vorst der duisternis, Lucifer, de Satan. Die was erop uit geweest het volk Israël in Egypte om te brengen door honger, uitputting en uitmoording door Farao. Toen strekte de machtige hand van God zich uit over Zijn volk, om het uit te leiden uit de slavernij. De Here ging beginnen met het werk der verlossing. De vorst der duisternis had het recht op de schepping verkregen door de zondeval van de mens. De mens had zich uitgeleverd aan Satan die zijn rechten opeiste, omdat de schuld niet kon worden voldaan. Daartoe moest God Zelf komen in de gestalte van een mens, om met Zijn reine leven te betalen. Toen Jezus stierf en de schuld voldeed "beefde de aarde en scheurden de rotsen" (Matth. 27:51). De laatste drie uur van Zijn lijden was heel de wereld in duisternis gehuld (:45 SV).
Deze psalm zegt: “Jezus is Overwinnaar!” De 'Here' in onze tekst is 'Adonai' - de naam van de Here Jezus in het Oude Testament. Hij is de Here op de troon, naast Jahweh, onderscheiden van en toch Eén met Hem, in Ps. 110:1. Voor het aangezicht van Deze, de Adonai, zal straks de aarde opnieuw beven, als Hij komt (Openb. 16:18). Dan zullen Israël en alle volkeren worden verlost en zal de Here Jezus koning worden. Halleluja!
Feike ter Velde