Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 113:5
"Wie is als de HERE onze God”
Ps. 113:5
Deze psalm is de eerste van een groepje van zes psalmen (113 t/m 118) - als 't ware een boekje in het boek der psalmen - dat het 'Hallel' wordt genoemd. Ze worden gezongen rond Pesach - het Joodse paasfeest - dat de uittocht uit de slavernij van Egypte viert. Pesach is Israëls grote bevrijdingsdag. Het zegt ook dat ieder mens tot vrijheid is geroepen. Daarom is Israël verlost door de Eeuwige, om in vrijheid de Here te dienen. Iedere Joodse generatie viert het feest zó als ware 't dat zij zelf, in plaats van de voorouders, uit Egypte werd geroepen. Zo wordt Pesach een bron van inspiratie om zich te verzetten tegen onrecht en onderdrukking. Wie het 'brood der verdrukking' - de 'matse' -
heeft gegeten weet van de actualiteit en de noodzaak
van de verlossing en de bevrijding, die de Here heeft
bewerkt voor Zijn volk.
Pesach is 'voorbij gaan' - omdat de verderfengel aan elk Joods gezin voorbij ging in de nacht dat alle eerstgeborenen in Egypte, zowel van mens als van dier, moesten worden gedood. Israël werd gered door het bloed van het lam, dat in die nacht van verschrikking aan de deurpost was aangebracht.
Nu blijft er alleen nog maar- het loflied, het 'Halleluja' over om te zeggen en te zingen. Want de Here heeft wonderbare dingen gedaan aan Zijn volk. De machten der duisternis, de goden van Egypte, de Farao, zijn legermachten en zijn occulte wonderdoeners, niemand was in staat de Here te weerhouden van Zijn machtige uitredding uit de slavernij. Niet langer knechten van Farao, maar "knechten des Heren" (:1). Wat een vreugde! Daar moet op gezongen worden, dat kan niet anders. Veilig onder Zijn eeuwige vleugelen na zoveel smart en lijden. "Wie is als de Here, onze God".
Maar daar volgen gelijk nadere details op. Wie is zoals Hij? Hoe is Hij dan? Het antwoord is helder: "Die zeer hoog woont" (:5). Hij is niet als de goden der volkeren, ook niet als de goden van Egypte. Hij is niet de god van de menselijke religie, maar de God des hemels, Schepper van hemel en aarde. Voor een gewoon mens ongenaakbaar, ontoegankelijk, onbereikbaar… nee, toch niet!
Ja, Hij woont wel zeer hoog in de hemel, maar dat kenmerkt Hem niet alleen; er is nog iets, iets unieks in Hem, dat nergens anders wordt gevonden bij de goden en de religies der volkeren: "Hij die zeer laag neerziet, in de hemel en op de aarde" (:6). Een andere vertaling zegt: "Die Zichzelf vernedert… en ziet". We denken dan als vanzelf aan Filippenzen 2:6-8 waar de Here Jezus beschreven wordt als God, die afdaalde naar onze lage zondaarsstaat.
Hij wist als geen ander dat daar beneden, in de diepte, iets te zien was dat Zijn volle aandacht opeiste: een verloren mensheid. Verloren in zonde en schuld. Hij ziet ons in onze lage, ellendige staat, ten onder gaand in de drek van de zonde.
Niet omdat alleen maar te constateren en - met eerbied gesproken - over te gaan tot de orde van de dag. Zo lijken veel mensen wel te denken en te doen. Een gedétailleerde theologie over de zondestaat van de mens, zonder die grote genade te laten doorklinken die we hier horen: 'Die de geringe opricht uit het stof, de arme omhoog heft uit het slijk - de SV zegt: de nooddruftige uit de drek verhoogt -" (:7).
In dit halleluja klinkt groots en krachtig de genade van de Here God door in machtige lofprijzing. Laten we meezingen, want een ieder die de reddende hand des Heren vastgrijpt, mag delen in Zijn uitredding. wordt opgeheven tot het hoge niveau van edelen en prinsen. Het kindschap Gods maakt van ons paleisbewoners. Dat doet Hij! Wie is als de Here, onze God?
Feike ter Velde
Ps. 113:5
Deze psalm is de eerste van een groepje van zes psalmen (113 t/m 118) - als 't ware een boekje in het boek der psalmen - dat het 'Hallel' wordt genoemd. Ze worden gezongen rond Pesach - het Joodse paasfeest - dat de uittocht uit de slavernij van Egypte viert. Pesach is Israëls grote bevrijdingsdag. Het zegt ook dat ieder mens tot vrijheid is geroepen. Daarom is Israël verlost door de Eeuwige, om in vrijheid de Here te dienen. Iedere Joodse generatie viert het feest zó als ware 't dat zij zelf, in plaats van de voorouders, uit Egypte werd geroepen. Zo wordt Pesach een bron van inspiratie om zich te verzetten tegen onrecht en onderdrukking. Wie het 'brood der verdrukking' - de 'matse' -
heeft gegeten weet van de actualiteit en de noodzaak
van de verlossing en de bevrijding, die de Here heeft
bewerkt voor Zijn volk.
Pesach is 'voorbij gaan' - omdat de verderfengel aan elk Joods gezin voorbij ging in de nacht dat alle eerstgeborenen in Egypte, zowel van mens als van dier, moesten worden gedood. Israël werd gered door het bloed van het lam, dat in die nacht van verschrikking aan de deurpost was aangebracht.
Nu blijft er alleen nog maar- het loflied, het 'Halleluja' over om te zeggen en te zingen. Want de Here heeft wonderbare dingen gedaan aan Zijn volk. De machten der duisternis, de goden van Egypte, de Farao, zijn legermachten en zijn occulte wonderdoeners, niemand was in staat de Here te weerhouden van Zijn machtige uitredding uit de slavernij. Niet langer knechten van Farao, maar "knechten des Heren" (:1). Wat een vreugde! Daar moet op gezongen worden, dat kan niet anders. Veilig onder Zijn eeuwige vleugelen na zoveel smart en lijden. "Wie is als de Here, onze God".
Maar daar volgen gelijk nadere details op. Wie is zoals Hij? Hoe is Hij dan? Het antwoord is helder: "Die zeer hoog woont" (:5). Hij is niet als de goden der volkeren, ook niet als de goden van Egypte. Hij is niet de god van de menselijke religie, maar de God des hemels, Schepper van hemel en aarde. Voor een gewoon mens ongenaakbaar, ontoegankelijk, onbereikbaar… nee, toch niet!
Ja, Hij woont wel zeer hoog in de hemel, maar dat kenmerkt Hem niet alleen; er is nog iets, iets unieks in Hem, dat nergens anders wordt gevonden bij de goden en de religies der volkeren: "Hij die zeer laag neerziet, in de hemel en op de aarde" (:6). Een andere vertaling zegt: "Die Zichzelf vernedert… en ziet". We denken dan als vanzelf aan Filippenzen 2:6-8 waar de Here Jezus beschreven wordt als God, die afdaalde naar onze lage zondaarsstaat.
Hij wist als geen ander dat daar beneden, in de diepte, iets te zien was dat Zijn volle aandacht opeiste: een verloren mensheid. Verloren in zonde en schuld. Hij ziet ons in onze lage, ellendige staat, ten onder gaand in de drek van de zonde.
Niet omdat alleen maar te constateren en - met eerbied gesproken - over te gaan tot de orde van de dag. Zo lijken veel mensen wel te denken en te doen. Een gedétailleerde theologie over de zondestaat van de mens, zonder die grote genade te laten doorklinken die we hier horen: 'Die de geringe opricht uit het stof, de arme omhoog heft uit het slijk - de SV zegt: de nooddruftige uit de drek verhoogt -" (:7).
In dit halleluja klinkt groots en krachtig de genade van de Here God door in machtige lofprijzing. Laten we meezingen, want een ieder die de reddende hand des Heren vastgrijpt, mag delen in Zijn uitredding. wordt opgeheven tot het hoge niveau van edelen en prinsen. Het kindschap Gods maakt van ons paleisbewoners. Dat doet Hij! Wie is als de Here, onze God?
Feike ter Velde