Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 11:3

Feike ter Velde • 76 - 2000/01 • Uitgave: 8
“Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?”
Ps. 11:3


Het kwaad grijpt om zich heen in onze wereld. Het is niet meer bedekt en verborgen, maar het is openlijk en het wordt bijna als normaal gezien. Het is voortgewoekerd en het heeft de fundamenten van onze samenleving aangetast. Zonde wordt publiekelijk bedreven, verdedigd en normaal genoemd en zelfs in wetgeving bestendigd. Zó ver is het gekomen.

De mens leeft in gemeenschap met alle anderen. Het groeiende kwaad kan ons daarom niet onberoerd laten. Het kwaad, de zonde, is ook niet iets anoniems. Het is een daad van de mens en van de mensheid. Het wordt geboren, diep in het binnenste van de mens, als gedachte en het groeit uit tot de daad, de zondedaad. Achter het kwaad staat echter een grote geestelijke macht: de duivel. Gods grote tegenstander. Hij is erop uit Gods schepping en elk mensenleven te verwoesten. Daartoe moet hij ook de fundamenten van de samenleving vernielen. Als dat is geschied dan hebben we letterlijk geen been meer om op te staan. Dan verwordt alles tot chaos.

Zijn we daar niet aangekomen: een samenleving die Gods wetten in eigen wetgeving actief ontkent? Dan zijn de fundamenten weggebroken. Voor Gods oorspronkelijke ordening van het leven in een geordende samenleving is geen oog meer. De dreiging voor elk mens kan nu van alle kanten komen. Die diepe verschrikking ligt opgesloten in de tekst. Daarom begint de psalm met: 'Bij de Here schuil ik" (:1).

Er is hier ook sprake van een wegvluchten, maar niet zo dat men de boel de boel moet laten. Na vers 3 met die indringende vraag: "Wat kan dan de rechtvaardige doen?" volgt een duidelijk antwoord. Je moet niet alleen kijken naar deze wereld, die in de macht van het kwaad ligt en waarin de fundamenten zijn weggebroken. Je moet kijken naar de levende God. Hij is op de troon!

Toen de eerste Gemeente werd vervolgd, gelovigen op de brandstapel werden gebracht en voor de leeuwen werden geworpen tot meerder vermaak van keizer Nero van Rome was Johannes op Patmos. De levende Heiland gaf hem een boodschap voor de wereldwijde Gemeente van alle tijden. Was er dan niets aan de hand in het 'hier en nu'? Was Johannes zelf ook niet verbannen "om het Woord Gods en het getuigenis van Jezus" (Openb.1:9)? Wist Jezus niet wat er speelde in die goddeloze wereld van het diep verrotte Romeinse rijk? Jawel. Hij had al gezegd: 'In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen' Joh. 16:33).

Dat komt ook naar voren in onze psalm. Wat kan de rechtvaardige doen? Opzien naar de hemel: God is op de troon (:4)! Dat is precies wat Johannes met verbazing mocht aanschouwen temidden van dood en verderf: "En zie, er stond een troon in de hemel" (Openb. 4:2).

De Here was op de troon, Hij regeert en Zijn verlossing breekt spoedig aan. Met kracht van beeld, woord en daad wordt dat in het laatste bijbelboek duidelijk. De machtige daden van de levende God in Zijn oordelen en verschrikkingen, maar ook in Zijn uitredding van de Gemeente en van Israël! Wat een beeld!

Wat kan de rechtvaardige doen? De rest van Psalm 11 zegt het ons. Zijn rechtvaardige oordelen zullen komen. En de rechtvaardigen? Dat zijn de ware gelovigen, de oprechten! "De oprechten zullen zijn aangezicht aanschouwen" (:7) Wat een uitzicht voor de Bruidsgemeente!

Feike ter Velde