Het geloofsvertrouwen in de Psalmen - Ps. 10:17
“De begeerte der ootmoediging hebt Gij, Here, gehoord: Gij sterkt hun hart, Uw oor merkt op”
Ps. 10:17
Sinds Kaïn en Abel zijn er twee typen mensen op aarde: de geestelijke mens, de gelovige, en de vleselijke mens, de ongelovige. Er is altijd strijd tussen die twee. De lange geschiedenis van de mens op aarde laat heel veel lijden zien. Christenvervolging tot op vandaag in tal van landen spreekt boekdelen. Vele naamloze martelaren, vooral in de moslimlanden, kunnen er vandaag over meepraten. Maar is het ook niet de ervaring van iedere gelovige? In deze psalm vinden we de twee, de geestelijke en de vleselijke mens, scherp getekend. De ervaring van velen is: Waarom doet God niets? Waarom moet ik dit ondergaan temidden van de ongelovigen op mijn werk, die mij sarren en dwarszitten met hun steken onder water, die vaak zo'n pijn doen. Soms die cynische opmerking van je eigen kind dat God verliet en kennelijk in ongeloof wil leven. Waar is Hij in mijn nood? En dan toch blijven vertrouwen, soms tegen beter weten in. Dat vinden we hier ook.
Maar dan mogen we uit deze psalm toch ook een heel diepe les leren. Want: die trotse ongelovige maakt drie vergissingen:
1) "Al zijn gedachten zijn: Er is geen God" (:4). De eerste Russische ruimtevaarder zei vanuit de ruimte: 'Boga njet', geen God. Het communistische rijk stortte daarna ineen en straks komt hun stuurloze ruimtestation 'Mir' denderend de dampkring binnen en niemand weet wat er nog gebeuren kan.
2) "Hij zegt in zijn hart: God vergeet het" (:11). Hij lijkt het eerste argument niet te kunnen volhouden. Dan maar op een andere toer: God is vergeetachtig. Hij is tè ver weg. Ja, zegt men vandaag, 'er is wel iets, maar dat heeft niets met je eigen leven te maken'.
3) "God vraagt geen rekenschap" (:13). Als de eerste twee argumenten geen houvast bieden voor de ongelovige, dan maar dit: God vraagt geen rekenschap. Soms denken gelovigen ook dat dit zo is. Want zo begint deze psalm immers ook. Maar 't is een misrekening. Soms biedt de levende God direct de afrekening aan.
Diep in China werden enkele jaren geleden twee Chinese evangelisten gearresteerd en in de cel geworpen. Een politie-officier kwam ze elke dag persoonlijk vernederen en bespotten ten aanhoren van de andere gevangenen. De twee zwegen en baden in stilte, vooral voor de bekering van deze atheïstische politieman. Op een dag, toen de politieman weer aan 't spotten en schelden was en de heilige God diep krenkte, verlamde plotseling zijn hele onderkaak. Hij kon zijn mond niet meer dichtdoen en het speeksel liep eruit. Met de hand moest hij zijn onderkaak ophouden. Dokters wisten niet wat er was gebeurd en konden hem niet helpen. Na enkele weken - op advies van een collega - ging hij opnieuw naar de cel van de twee evangelisten.
Zij vertelden hem dat de machtige God, de Schepper van hemel en aarde, een einde had gemaakt aan zijn grove bespotting en belediging van Hemzelf en Zijn twee dienstknechten.
Hij kreeg het advies zelf te bidden om vergeving en genezing. De man vroeg, al kwijlende, om hun voorbede. De twee evangelisten legden hem eerst het Evangelie van Gods genade uit. Ze vertelden hem over het lijden, het sterven en de opstanding van de Here Jezus en nodigden hem uit zijn leven aan Hem over te geven. Ze baden voor hem en met hem en hij stamelde zelf een eenvoudig gebed van overgave en van vergeving. De man kwam tot Christus en werd ter plekke genezen. De twee evangelisten werden vrijgelaten.
De strijd tussen geloof en ongeloof is er altijd geweest. Vaak huilt de gelovige en lacht de ongelovige. Maar dwars daar doorheen doet de levende God ook wonderen om Zijn heilige Naam bekend te maken. 'Hij hoort de begeerte van de ootmoedigen". Zij hoeven niet zichzelf te verdedigen. Zij mogen leren om Hem te vertrouwen juist middenin die moeiten. "Hij sterkt hun hart", zegt de psalm. Israël moest leren te vertrouwen in de diepste nood: "De Here zal voor u strijden en gij zult stil zijn” (Ex.14:14).
Feike ter Velde
Ps. 10:17
Sinds Kaïn en Abel zijn er twee typen mensen op aarde: de geestelijke mens, de gelovige, en de vleselijke mens, de ongelovige. Er is altijd strijd tussen die twee. De lange geschiedenis van de mens op aarde laat heel veel lijden zien. Christenvervolging tot op vandaag in tal van landen spreekt boekdelen. Vele naamloze martelaren, vooral in de moslimlanden, kunnen er vandaag over meepraten. Maar is het ook niet de ervaring van iedere gelovige? In deze psalm vinden we de twee, de geestelijke en de vleselijke mens, scherp getekend. De ervaring van velen is: Waarom doet God niets? Waarom moet ik dit ondergaan temidden van de ongelovigen op mijn werk, die mij sarren en dwarszitten met hun steken onder water, die vaak zo'n pijn doen. Soms die cynische opmerking van je eigen kind dat God verliet en kennelijk in ongeloof wil leven. Waar is Hij in mijn nood? En dan toch blijven vertrouwen, soms tegen beter weten in. Dat vinden we hier ook.
Maar dan mogen we uit deze psalm toch ook een heel diepe les leren. Want: die trotse ongelovige maakt drie vergissingen:
1) "Al zijn gedachten zijn: Er is geen God" (:4). De eerste Russische ruimtevaarder zei vanuit de ruimte: 'Boga njet', geen God. Het communistische rijk stortte daarna ineen en straks komt hun stuurloze ruimtestation 'Mir' denderend de dampkring binnen en niemand weet wat er nog gebeuren kan.
2) "Hij zegt in zijn hart: God vergeet het" (:11). Hij lijkt het eerste argument niet te kunnen volhouden. Dan maar op een andere toer: God is vergeetachtig. Hij is tè ver weg. Ja, zegt men vandaag, 'er is wel iets, maar dat heeft niets met je eigen leven te maken'.
3) "God vraagt geen rekenschap" (:13). Als de eerste twee argumenten geen houvast bieden voor de ongelovige, dan maar dit: God vraagt geen rekenschap. Soms denken gelovigen ook dat dit zo is. Want zo begint deze psalm immers ook. Maar 't is een misrekening. Soms biedt de levende God direct de afrekening aan.
Diep in China werden enkele jaren geleden twee Chinese evangelisten gearresteerd en in de cel geworpen. Een politie-officier kwam ze elke dag persoonlijk vernederen en bespotten ten aanhoren van de andere gevangenen. De twee zwegen en baden in stilte, vooral voor de bekering van deze atheïstische politieman. Op een dag, toen de politieman weer aan 't spotten en schelden was en de heilige God diep krenkte, verlamde plotseling zijn hele onderkaak. Hij kon zijn mond niet meer dichtdoen en het speeksel liep eruit. Met de hand moest hij zijn onderkaak ophouden. Dokters wisten niet wat er was gebeurd en konden hem niet helpen. Na enkele weken - op advies van een collega - ging hij opnieuw naar de cel van de twee evangelisten.
Zij vertelden hem dat de machtige God, de Schepper van hemel en aarde, een einde had gemaakt aan zijn grove bespotting en belediging van Hemzelf en Zijn twee dienstknechten.
Hij kreeg het advies zelf te bidden om vergeving en genezing. De man vroeg, al kwijlende, om hun voorbede. De twee evangelisten legden hem eerst het Evangelie van Gods genade uit. Ze vertelden hem over het lijden, het sterven en de opstanding van de Here Jezus en nodigden hem uit zijn leven aan Hem over te geven. Ze baden voor hem en met hem en hij stamelde zelf een eenvoudig gebed van overgave en van vergeving. De man kwam tot Christus en werd ter plekke genezen. De twee evangelisten werden vrijgelaten.
De strijd tussen geloof en ongeloof is er altijd geweest. Vaak huilt de gelovige en lacht de ongelovige. Maar dwars daar doorheen doet de levende God ook wonderen om Zijn heilige Naam bekend te maken. 'Hij hoort de begeerte van de ootmoedigen". Zij hoeven niet zichzelf te verdedigen. Zij mogen leren om Hem te vertrouwen juist middenin die moeiten. "Hij sterkt hun hart", zegt de psalm. Israël moest leren te vertrouwen in de diepste nood: "De Here zal voor u strijden en gij zult stil zijn” (Ex.14:14).
Feike ter Velde