Het geloofsvertrouwen in de psalmen - Ps. 10:12
Het geloofsvertrouwen
in de psalmen
"Sta op, Here! o God, heft Uw hand op"
Psalm 10:12
Dat zie je wel vaker in de Bijbel: alsof iemand aan God een bevel geeft. Hier klinkt het bevel "Sta op!" Het grootste deel van deze psalm is een beschrijving van de goddeloze in al zijn oppervlakkigheid en zorgeloosheid. In tegenstelling daarmee zien we hier de gelovige met moeite en verdriet. De ongelovige lacht en de gelovige weent in deze psalm. Maar we moeten letten op het einde: het is beter wenend ten hemel in te gaan dan lachend de hel. Want de ongelovige maakt drie onvoorstelbare denkfouten, die hem eindeloos zullen opbreken.
Ten eerste zegt hij: "Er is geen God" (:4). Hij is een atheïst. Daar zijn er niet veel van in deze wereld en ze moeten zichzelf steeds weer overschreeuwen, anders gaan ze wankelen in hun geloof. Immers, wat een dwaasheid om te zeggen dat er geen God is en te geloven dat al het geschapene vanzelf tot stand is gekomen. Daar is veel geloof voor nodig, want het is volstrekt ondenkbaar. De hele natuur leert dat alles wat aan zichzelf is overgelaten vervalt tot een lagere staat van orde en organisatie. De werkelijkheid is geschapen en wordt onderhouden door haar Maker. (Hebr. 1:3)
Ten tweede zegt hij: "God vergeet het en ziet het niet" (:11). Als hij zijn hart er toch niet helemaal van kan overtuigen dat er geen God is, omdat hij ook nog een geweten heeft en iets kent van schuldgevoelens over verkeerde daden, maakt hij zichzelf wijs dat God het niet heeft gezien. Misschien houdt God zich met belangrijker dingen bezig dan met mij, zo redeneert hij en zo brengt hij zijn geweten tot zwijgen. Maar ook dat zal uiteindelijk niets baten. Het wonder van het Evangelie is vergeving. Alleen in vergeving van schuld en zonde ligt de verlossing van de ziel en wordt het geweten tot zwijgen gebracht.
Ten derde gebeurt er dan iets wonderlijks. Hij gaat zich tot God zelf richten: "Gij vraagt geen rekenschap". Als beide voorgaande redeneringen niet werken, namelijk God bestaat niet en vervolgens God ziet het niet, als de onvrede dan blijft, het geweten blijft knagen, hij geen rust vindt, dan gaat hij zich tot God zelf richten. Nu komt hij naderbij. Nu moet deze ongelovige het Evangelie van Gods vergevende liefde horen. Immers, "Gij ziet het, want Gij aanschouwt moeite en verdriet, opdat men het in Uw hand geve" (:14).
De Here is met ontferming bewogen en nodigt, roept, trekt, opdat mensen hun leven, met alle moeite en verdriet, leggen in de doorboorde handen van de Heiland. Immers heeft Hij op het kruis al onze zonden gedragen, opdat wij vergeving zouden ontvangen. Eerst dan komt er vrede in de ziel van een mens. Vrede van de Vredevorst. Daarom klinkt de roep: "Sta op, Here! O God, hef Uw hand op". Het is gedacht en gezegd vanuit Gods ontfermende liefde voor de verloren mens, die Hem niet kent. Wie bereikt deze mens, die we hier zo dramatisch beschreven vinden. "Onze kerkdeuren staan toch open zondag", zei iemand. "Laat ze daar komen". Ik las ergens: "De mensen komen niet meer in de kerk, omdat ze er al geweest zijn". Dat moet ons ernstig tot nadenken stemmen. Laten we meebidden: O Here, sta op, en beweeg uw machtige hand. "Strek Uw hand uit tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de Naam van Uw heilige knecht Jezus" (Hand. 4:30). Dan komt de Heilige Geest, de plaats wordt bewogen en Hij vervult aller hart, zodat zij het Woord Gods spreken.
Feike ter Velde
in de psalmen
"Sta op, Here! o God, heft Uw hand op"
Psalm 10:12
Dat zie je wel vaker in de Bijbel: alsof iemand aan God een bevel geeft. Hier klinkt het bevel "Sta op!" Het grootste deel van deze psalm is een beschrijving van de goddeloze in al zijn oppervlakkigheid en zorgeloosheid. In tegenstelling daarmee zien we hier de gelovige met moeite en verdriet. De ongelovige lacht en de gelovige weent in deze psalm. Maar we moeten letten op het einde: het is beter wenend ten hemel in te gaan dan lachend de hel. Want de ongelovige maakt drie onvoorstelbare denkfouten, die hem eindeloos zullen opbreken.
Ten eerste zegt hij: "Er is geen God" (:4). Hij is een atheïst. Daar zijn er niet veel van in deze wereld en ze moeten zichzelf steeds weer overschreeuwen, anders gaan ze wankelen in hun geloof. Immers, wat een dwaasheid om te zeggen dat er geen God is en te geloven dat al het geschapene vanzelf tot stand is gekomen. Daar is veel geloof voor nodig, want het is volstrekt ondenkbaar. De hele natuur leert dat alles wat aan zichzelf is overgelaten vervalt tot een lagere staat van orde en organisatie. De werkelijkheid is geschapen en wordt onderhouden door haar Maker. (Hebr. 1:3)
Ten tweede zegt hij: "God vergeet het en ziet het niet" (:11). Als hij zijn hart er toch niet helemaal van kan overtuigen dat er geen God is, omdat hij ook nog een geweten heeft en iets kent van schuldgevoelens over verkeerde daden, maakt hij zichzelf wijs dat God het niet heeft gezien. Misschien houdt God zich met belangrijker dingen bezig dan met mij, zo redeneert hij en zo brengt hij zijn geweten tot zwijgen. Maar ook dat zal uiteindelijk niets baten. Het wonder van het Evangelie is vergeving. Alleen in vergeving van schuld en zonde ligt de verlossing van de ziel en wordt het geweten tot zwijgen gebracht.
Ten derde gebeurt er dan iets wonderlijks. Hij gaat zich tot God zelf richten: "Gij vraagt geen rekenschap". Als beide voorgaande redeneringen niet werken, namelijk God bestaat niet en vervolgens God ziet het niet, als de onvrede dan blijft, het geweten blijft knagen, hij geen rust vindt, dan gaat hij zich tot God zelf richten. Nu komt hij naderbij. Nu moet deze ongelovige het Evangelie van Gods vergevende liefde horen. Immers, "Gij ziet het, want Gij aanschouwt moeite en verdriet, opdat men het in Uw hand geve" (:14).
De Here is met ontferming bewogen en nodigt, roept, trekt, opdat mensen hun leven, met alle moeite en verdriet, leggen in de doorboorde handen van de Heiland. Immers heeft Hij op het kruis al onze zonden gedragen, opdat wij vergeving zouden ontvangen. Eerst dan komt er vrede in de ziel van een mens. Vrede van de Vredevorst. Daarom klinkt de roep: "Sta op, Here! O God, hef Uw hand op". Het is gedacht en gezegd vanuit Gods ontfermende liefde voor de verloren mens, die Hem niet kent. Wie bereikt deze mens, die we hier zo dramatisch beschreven vinden. "Onze kerkdeuren staan toch open zondag", zei iemand. "Laat ze daar komen". Ik las ergens: "De mensen komen niet meer in de kerk, omdat ze er al geweest zijn". Dat moet ons ernstig tot nadenken stemmen. Laten we meebidden: O Here, sta op, en beweeg uw machtige hand. "Strek Uw hand uit tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de Naam van Uw heilige knecht Jezus" (Hand. 4:30). Dan komt de Heilige Geest, de plaats wordt bewogen en Hij vervult aller hart, zodat zij het Woord Gods spreken.
Feike ter Velde