Het Evangelie van Matteüs (9)
Profetie in het Nieuwe Testament
In deze artikelenreeks richten we ons op het evangelie van Matteüs. We springen van tekst tot tekst en geven een kort commentaar. Leg daarom uw Bijbel naast dit artikel.
Rede over de laatste dingen
Matteüs 24 staat bekend als ‘de rede over laatste dingen’. Het gehele hoofdstuk handelt over de toekomst en daarin worden een groot aantal details over de Eindtijd en over het komende Messiaanse Rijk onthuld. Matteüs 24 vangt aan met een profetie over de verwoesting van de tempel (70 na Christus) en spreekt daarna kort over de eeuwen daarna, tot in de tijd waarin wij leven. Vanaf vers 9 spreekt het over de periode van de Eindtijd.
‘En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken’ (Matteüs 24:1-2).
Jezus en Zijn discipelen verlaten de tempel. Waarschijnlijk liepen ze een van de bergen op die Jeruzalem omringen, alwaar ze een prachtig uitzicht op de tempel kregen. Met bewondering dwalen hun ogen over het schitterende complex.
Ziet gij dit alles niet?
We zouden ook kunnen vertalen: Neem het maar goed in je op! Vervolgens profeteert Jezus met grote stelligheid, dat die geweldige tempel verwoest zal worden en tot op de laatste steen afgebroken. Wel, wie ooit Jeruzalem heeft bezocht, heeft dat met eigen ogen kunnen waarnemen. Slechts de Klaagmuur - ook wel de westelijke muur genoemd (Hebreeuws: Hakotel hama'aravi) - staat er nog. Dat was geen onderdeel van de tempel, maar een ondersteunende muur van het plateau waar de tempel op stond.
De profetie van Jezus was ronduit schokkend voor de discipelen. Geen weldenkende Jood hield er rekening mee dat God zou toelaten dat Zijn huis verwoest zou worden. Die tempel was een zo belangrijk onderdeel van het Joodse geloof, dat een geloof zonder tempel ondenkbaar werd geacht.
Alleen met Jezus
‘Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen* tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden’ (Matteüs 24:3-5).
Het woord alleen* moet u verstaan als ‘zij waren onder elkaar’ (Willibrordvertaling). De discipelen durfden daarom vrijmoedig met Jezus te praten.
De profetie over de verwoesting van Jeruzalem (vers 2) riep natuurlijk tal van vragen bij de discipelen op. Zo wilden ze graag weten wanneer de tempel verwoest zou worden. Opvallend is, dat ze ‘de voleinding der wereld’ (de Eindtijd) in één adem met de verwoesting van de tempel noemen. Voor de discipelen was dat de grootst mogelijke ramp die zij zich konden voorstellen en daarom - zo dachten ze - zou dat de Eindtijd inluiden. Jezus spreekt ze niet duidelijk tegen, maar uit vers 3-14 blijkt dat de discipelen fout zaten.
Het antwoord van Jezus is niet wat de discipelen verwachtten. In plaats van data geeft Jezus een schets van toekomstige gebeurtenissen, die zich over vele eeuwen uitstrekt.
Het begin der weeën
‘Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën’ (Matteüs 24:6-8).
We moeten hier goed lezen. Jezus zegt niet dat oorlogen, hongersnoden en aardbevingen de Eindtijd inluiden. Jezus spreekt hier over de gehele periode vanaf de verwoesting van de tempel - in 70 na Christus - tot op heden en daar overheen, tot de Eindtijd. Die duurt nu al bijna 2000 jaar! Oorlogen, hongersnoden en aardbevingen zijn dus geen tekenen dat de Eindtijd voor de deur staat. Het is kenmerkend voor het gehele tijdperk. Paulus bevestigt dat in Romeinen 8:22 ‘Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.’
Verdrukking en vervolging
‘Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden*, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden’ (Matteüs 24:9-11).
(* We kunnen vers 9a beter vertalen met: ‘Op een gegeven tijd/moment zal men u onderdrukken en u doden.’)
Velen lezen hier een profetie over vervolgingen van christenen door de eeuwen heen. Dat is echter niet het geval. Jezus spreekt over een tijd, waarin alle volken christenen zullen haten. Dat is nog nooit het geval geweest. Met dit vers springt de profetie naar de Eindtijd, want Jezus spreekt hier over de Grote Verdrukking, als de antichrist de wereld in zijn greep krijgt. Die zal zo zwaar zijn dat daardoor velen Jezus zullen verloochenen (ten val komen).
Jezus schetst een maatschappij waarin blinde haat en verraad de wereld tot een vreselijke plaats zullen maken, waar een mensenleven niets meer waard is. Het zal een wereld zijn die door valse leiders en profeten naar de ondergang wordt geleid.
De liefde zal verkillen
‘En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen’ (Matteüs 24:12).
Wetsverachting,… dat ziet niet op de menselijke wet, maar op de goddelijke. Want in de Eindtijd zal de mensheid in grote meerderheid Gods wet terzijde stellen. Daarvoor in de plaats komt de aanbidding van het eigen ‘IK’; de eindeloze zoektocht naar volledige zelfbevrediging. En in de verheerlijking van het menselijk egoïsme zal de liefde het slachtoffer zijn. Zo zal een kille, onbarmhartige wereld ontstaan en een ieder die God dan nog dient - en… de liefde kent - zal opvallen als een witte duif tussen zwarte kraaien.
‘Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden’ (Matteüs 24:13).
Er zal geen kans zijn om de Grote Verdrukking te ontlopen voor hen die na de opname van de gemeente zijn achtergebleven, behalve misschien op zeer afgelegen plaatsen van deze wereld. Zij die alsnog tot Christus gaan, zullen hem dus moeten verduren;... of er het leven bij inschieten. Hen wacht de erekrans: ‘Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad’ (2 Timoteüs 4:8). Gelukkig zullen er ook zijn, die ‘het einde’ wel halen. Dat is het moment waarop Jezus Christus wederkomt (Zacharia 14:4) en het Messiaanse Rijk een aanvang neemt.
‘En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn’ (Matteüs 24:14).
Deze tekst is niet met zekerheid te verklaren. Velen zien hier een voorwaarde staan, die vervuld moet worden voordat de Eindtijd kan beginnen. Anderen lezen vers 14 in één adem met vers 9-13. Dan spreekt Jezus ook hier over de Grote Verdrukking en zal in die periode - ondanks de zware vervolgingen - het evangelie wereldwijd gepredikt worden.
Die prediking zal ‘tot een getuigenis’ zijn. Het gebruikte Griekse woord is marturion. Dat is een term uit de rechtspraak en betekent ‘bewijs vóór of tegen’. Op grond daarvan zal de mensheid van die tijd geoordeeld worden.
Gert van de Weerd
In deze artikelenreeks richten we ons op het evangelie van Matteüs. We springen van tekst tot tekst en geven een kort commentaar. Leg daarom uw Bijbel naast dit artikel.
Rede over de laatste dingen
Matteüs 24 staat bekend als ‘de rede over laatste dingen’. Het gehele hoofdstuk handelt over de toekomst en daarin worden een groot aantal details over de Eindtijd en over het komende Messiaanse Rijk onthuld. Matteüs 24 vangt aan met een profetie over de verwoesting van de tempel (70 na Christus) en spreekt daarna kort over de eeuwen daarna, tot in de tijd waarin wij leven. Vanaf vers 9 spreekt het over de periode van de Eindtijd.
‘En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken’ (Matteüs 24:1-2).
Jezus en Zijn discipelen verlaten de tempel. Waarschijnlijk liepen ze een van de bergen op die Jeruzalem omringen, alwaar ze een prachtig uitzicht op de tempel kregen. Met bewondering dwalen hun ogen over het schitterende complex.
Ziet gij dit alles niet?
We zouden ook kunnen vertalen: Neem het maar goed in je op! Vervolgens profeteert Jezus met grote stelligheid, dat die geweldige tempel verwoest zal worden en tot op de laatste steen afgebroken. Wel, wie ooit Jeruzalem heeft bezocht, heeft dat met eigen ogen kunnen waarnemen. Slechts de Klaagmuur - ook wel de westelijke muur genoemd (Hebreeuws: Hakotel hama'aravi) - staat er nog. Dat was geen onderdeel van de tempel, maar een ondersteunende muur van het plateau waar de tempel op stond.
De profetie van Jezus was ronduit schokkend voor de discipelen. Geen weldenkende Jood hield er rekening mee dat God zou toelaten dat Zijn huis verwoest zou worden. Die tempel was een zo belangrijk onderdeel van het Joodse geloof, dat een geloof zonder tempel ondenkbaar werd geacht.
Alleen met Jezus
‘Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen* tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden’ (Matteüs 24:3-5).
Het woord alleen* moet u verstaan als ‘zij waren onder elkaar’ (Willibrordvertaling). De discipelen durfden daarom vrijmoedig met Jezus te praten.
De profetie over de verwoesting van Jeruzalem (vers 2) riep natuurlijk tal van vragen bij de discipelen op. Zo wilden ze graag weten wanneer de tempel verwoest zou worden. Opvallend is, dat ze ‘de voleinding der wereld’ (de Eindtijd) in één adem met de verwoesting van de tempel noemen. Voor de discipelen was dat de grootst mogelijke ramp die zij zich konden voorstellen en daarom - zo dachten ze - zou dat de Eindtijd inluiden. Jezus spreekt ze niet duidelijk tegen, maar uit vers 3-14 blijkt dat de discipelen fout zaten.
Het antwoord van Jezus is niet wat de discipelen verwachtten. In plaats van data geeft Jezus een schets van toekomstige gebeurtenissen, die zich over vele eeuwen uitstrekt.
Het begin der weeën
‘Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën’ (Matteüs 24:6-8).
We moeten hier goed lezen. Jezus zegt niet dat oorlogen, hongersnoden en aardbevingen de Eindtijd inluiden. Jezus spreekt hier over de gehele periode vanaf de verwoesting van de tempel - in 70 na Christus - tot op heden en daar overheen, tot de Eindtijd. Die duurt nu al bijna 2000 jaar! Oorlogen, hongersnoden en aardbevingen zijn dus geen tekenen dat de Eindtijd voor de deur staat. Het is kenmerkend voor het gehele tijdperk. Paulus bevestigt dat in Romeinen 8:22 ‘Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.’
Verdrukking en vervolging
‘Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden*, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden’ (Matteüs 24:9-11).
(* We kunnen vers 9a beter vertalen met: ‘Op een gegeven tijd/moment zal men u onderdrukken en u doden.’)
Velen lezen hier een profetie over vervolgingen van christenen door de eeuwen heen. Dat is echter niet het geval. Jezus spreekt over een tijd, waarin alle volken christenen zullen haten. Dat is nog nooit het geval geweest. Met dit vers springt de profetie naar de Eindtijd, want Jezus spreekt hier over de Grote Verdrukking, als de antichrist de wereld in zijn greep krijgt. Die zal zo zwaar zijn dat daardoor velen Jezus zullen verloochenen (ten val komen).
Jezus schetst een maatschappij waarin blinde haat en verraad de wereld tot een vreselijke plaats zullen maken, waar een mensenleven niets meer waard is. Het zal een wereld zijn die door valse leiders en profeten naar de ondergang wordt geleid.
De liefde zal verkillen
‘En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen’ (Matteüs 24:12).
Wetsverachting,… dat ziet niet op de menselijke wet, maar op de goddelijke. Want in de Eindtijd zal de mensheid in grote meerderheid Gods wet terzijde stellen. Daarvoor in de plaats komt de aanbidding van het eigen ‘IK’; de eindeloze zoektocht naar volledige zelfbevrediging. En in de verheerlijking van het menselijk egoïsme zal de liefde het slachtoffer zijn. Zo zal een kille, onbarmhartige wereld ontstaan en een ieder die God dan nog dient - en… de liefde kent - zal opvallen als een witte duif tussen zwarte kraaien.
‘Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden’ (Matteüs 24:13).
Er zal geen kans zijn om de Grote Verdrukking te ontlopen voor hen die na de opname van de gemeente zijn achtergebleven, behalve misschien op zeer afgelegen plaatsen van deze wereld. Zij die alsnog tot Christus gaan, zullen hem dus moeten verduren;... of er het leven bij inschieten. Hen wacht de erekrans: ‘Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad’ (2 Timoteüs 4:8). Gelukkig zullen er ook zijn, die ‘het einde’ wel halen. Dat is het moment waarop Jezus Christus wederkomt (Zacharia 14:4) en het Messiaanse Rijk een aanvang neemt.
‘En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn’ (Matteüs 24:14).
Deze tekst is niet met zekerheid te verklaren. Velen zien hier een voorwaarde staan, die vervuld moet worden voordat de Eindtijd kan beginnen. Anderen lezen vers 14 in één adem met vers 9-13. Dan spreekt Jezus ook hier over de Grote Verdrukking en zal in die periode - ondanks de zware vervolgingen - het evangelie wereldwijd gepredikt worden.
Die prediking zal ‘tot een getuigenis’ zijn. Het gebruikte Griekse woord is marturion. Dat is een term uit de rechtspraak en betekent ‘bewijs vóór of tegen’. Op grond daarvan zal de mensheid van die tijd geoordeeld worden.
Gert van de Weerd