Het Constantijnse tijdperk ten einde

Feike ter Velde • 88 - 2012 • Uitgave: 9
Op 29 oktober 312 riep keizer Constantijn het christelijke geloof uit als officiële godsdienst van het toenmalige Romeinse rijk. Met de ondertekening van de Europese grondwet door onze regeringsleiders, ook toevallig(?) op 29 oktober, maar dan in 2004, kwam daar officieel een einde aan.
We glijden, vooral in Europa, steeds verder het heidendom in, met alle gevolgen van dien. De kerk en het christelijk geloof doen er in de wereld en het wereldbestuur weinig of niet meer toe. Waar gaan we dan heen?


De geschiedenis leert ons dat de invloed van de christelijke kerk zeer groot is geweest, vooral vanaf de vierde eeuw. De apostel Paulus zei al dat het Evangelie in de hele wereld vrucht draagt (Kolossenzen 1:6). Er ontstonden ernstige vervolgingen in het Romeinse rijk, maar in de vierde eeuw heeft keizer Constantijn daaraan een einde gemaakt, namelijk met het edict van Milaan in het jaar 313. Dat had vooral ook te maken met een veldslag om de pont Milvius op 28 oktober 312 tijdens zijn overwinningstocht naar Rome. Hij had een kruisteken laten aanbrengen op de schilden van zijn manschappen met de woorden in hoc signo vinces dat is: in dit teken zal je overwinnen.
Er wordt niet door alle historici bevestigd dat Constantijn toen echt is overgegaan naar het christelijk geloof, maar dat kan ook te maken hebben met de wil tot interpreteren. Soms wordt bijvoorbeeld van Johann Sebastian Bach gezegd dat zijn geloof niet meer was dan wat filosofische bespiegelingen van persoonlijke aard. De wil tot ontkenning van het christelijk geloof is een sterke drijfveer, zeker ook in de geschiedbeschouwing. Feit is dat er onder Constantijn veel veranderde, hoewel de nieuw verkregen godsvrijheid ook werd bestreden door voorstanders van de aanbidding van de Romeinse goden.
In 324 werd Constantijn alleenheerser over het Romeinse rijk. In 330 werd Constantinopel, vernoemd naar Constantijn, hoofdstad van het rijk, dichtbij het economische centrum. Het oostelijke Romeinse rijk werd toen het Byzantijnse rijk, dat op het in verval gerakende westelijke deel van het Romeinse rijk grote invloed heeft gehad. In de vijftiende eeuw werd Constantinopel, in het inmiddels islamitische Turkije, Istanbul, tot op vandaag.

De Renaissance
Na de grote slachting door de islam onder miljoenen christenen in Turkije, het Midden-Oosten en in Noord-Afrika en de kruistochten die daar het gevolg van waren, ontstaat de Renaissance in het vroegere westelijke deel van het Romeinse Rijk, dat we nu kennen als Europa. De Italiaanse stad Florence, ooit gesticht door Julius Caesar zo’n zestig jaar voor Christus, wordt het centrum van een ommekeer in de Europese cultuur en een breuk met de Middeleeuwen.
De Middeleeuwse cultuur, nu nog vooral zichtbaar in de kunst, was gericht op het hiernamaals. De mens in de kunstwerken van toen was niet meer dan een metafoor. Men was als het ware weggevlucht uit het gewone, zondige leven. Men nam een voorschot op de eeuwigheid door alles hier op aarde te projecteren op een toekomstige, hemelse werkelijkheid. Niet dat de Middeleeuwse kunst geen ongekende schoonheid kent, zeker wel! Maar de Renaissance, met Italië en vooral Florence als middelpunt van de bloei ervan, wordt gaandeweg de grote ommekeer.
De kerk, die trouwens ook niet was geroepen tot het scheppen van een aardse cultuur(!), had gefaald. Het leven van de Middeleeuwen werd verstikkend. De mens was geheel uit beeld geraakt. De beeldende kunst werd in de Renaissance weer realistisch. Het werd de terugkeer naar de oude Griekse cultuur van twee eeuwen vóór Christus. Het kan niet anders of die stormachtige, revolutionaire vernieuwing slaat eenzijdig door. De kunst wordt vooral naakte kunst en de mens wordt vergoddelijkt. Het humanisme - de leer van de autonome mens - grijpt in de cultuur van de 15e eeuw naar de macht. De invloed van kerk en christendom moet worden teruggedrongen en overwonnen.

De Reformatie
Toch zal het nog lang duren voordat zich de overwinning van het humanisme begint af te tekenen. In de zestiende eeuw dient de Reformatie zich aan. Ook een bijna revolutionaire ontwikkeling die beoogt afscheid te nemen van het verleden. De Reformatie is er de oorzaak van dat het humanisme van de Renaissance een pas op de plaats moet maken. Christendom en humanisme zouden de volgende eeuwen in een redelijk vreedzame co-existentie naast elkaar bestaan.
Johannes Calvijn, die haarscherp de geestelijke leegheid van het humanisme had gepeild, richtte juist daarop zijn pijlen in het theologisch debat. Hij wordt de kampioen van de uitverkiezing, namelijk dat een mens zichzelf niet heeft verkozen, maar dat het initiatief tot ons behoud altijd ligt bij de levende God. Hij heeft ons uitgekozen, verkozen. De leer van de uitverkiezing kan ook weer makkelijk een terugkeer worden naar de verstarde Middeleeuwen, waarin de mens geheel wordt uitgewist en waar alle nadruk weer ligt op de hemel.
Van de geschiedenis kunnen we veel leren, als we dat zouden willen. Ook in de christelijke orthodoxie kan de mens makkelijk verdwijnen achter het gordijn van de drang om de mens weer tot metafoor te maken. Alsof hij eigenlijk niet bestaat, er niet toe doet. Het gaat alleen maar om de leer, om de heiligheid van God en de mens doet er daarin niet toe. Beiden, zowel God als de mens, moeten echter voluit in beeld blijven: de levende God in Zijn reddende genade en de zondige mens als object van Zijn reddende liefde. Iedere voorganger, iedere prediker, zal steeds weer moeten letten op wat Gods Woord onderwijst in dit opzicht.

Het Humanisme
In het humanisme is de mens norm van alle dingen. Het grijpt terug op de geest uit het oude Griekenland, waarin de god Zeus eigenlijk de vergoddelijkte mens is. Het moderne humanisme zoekt haar wortels vooral in de Verlichting van de 18e eeuw, maar zij kán niet ontkennen dat die wortels verder teruggaan, namelijk tot aan de oude Grieken.
Na eeuwen van vreedzame co-existentie van christendom en humanisme heeft het laatste de overhand gekregen in kerk en samenleving. Ook de theologie werd na de oorlog overspoeld door de geest van het humanisme. De mens werd middelpunt van alle dingen. Gods knellende geboden raakten op de achtergrond. De mens moest worden gered, niet voor de toekomst en de eeuwigheid maar voor het hier en nu. We zijn een geheel nieuw tijdperk ingegaan!

Feike ter Velde