Het begon met een mosterdzaadje

ds. Theo Niemeijer • 93 - 2017 • Uitgave: 13
Wat wordt er bedoeld met Marcus 4:32, waar geschreven wordt over de gelijkenis van het mosterdzaadje dat als een boom uitgroeit, waarin de vogelen des hemels nestelen? Worden de vogels in de voorafgaande gelijkenis niet negatief omschreven omdat ze het goede zaad, dat langs de weg gezaaid werd wegpikken? Hoe moeten we dan deze ‘vogels’ zien? (H. de L. te V.)

Antwoord:
Dezelfde gelijkenis vinden we ook terug in Matteüs 13, waar we zeven gelijkenissen kunnen vinden die over het geheimenis van het koninkrijk der hemelen gaan. Het woordje gelijkenissen (parabels) kan ook vertaald worden met ‘raadsels’. Voor velen sprak de Here Jezus in ‘raadsels’ die de Here Jezus later aan Zijn discipelen uitlegde.
In deze gelijkenissen gaat het over het geheim van de gemeente, hoe deze als het goede zaad in de aarde gezaaid werd, maar ook hoe de vijand kwam om over het goede zaad het onkruid te zaaien. Deze eerste twee gelijkenissen laten zien met welke hindernissen de gemeente op aarde te maken krijgt. Het is maar een klein gedeelte bij wie Gods Woord echt in het hart terechtkomt en vrucht draagt. Maar wanneer dit gebeurd is, hebben we ook nog eens te maken met de vijand (duivel), die over het goede zaad het onkruid zaait en waardoor het goede zaad wordt bedreigd. We zien dit maar al te vaak in de gemeenten gebeuren, hoe een ‘ander’ evangelie verkondigd wordt, dat geen Bijbels evangelie is (zie Galaten 1:6-9).
Na deze twee gelijkenissen krijgen we te maken met hindernissen die de gemeente van binnenuit bedreigen. Het gaat dan om het mosterdzaadje dat tot een ‘boom’ uitgroeit, waarin de vogels nestelen en het zuurdesem dat het gehele deeg doorzuurt. Om bij het laatste te beginnen is het goed te weten dat door de gehele Bijbel het zuurdesem als een beeld van zonde gezien wordt. Denk bijvoorbeeld aan het feest van de ongezuurde broden, het Paasfeest dat het Joodse volk vierde, waarbij al het zuurdesem verwijderd diende te worden. Ook wij worden in 1 Korintiërs 5:7 opgeroepen om het oude zuurdeeg weg te doen omdat we ‘ongezuurd’ zijn! Denk ook aan de waarschuwing van de Here Jezus voor het zuurdesem van de Farizeeërs (schijnheiligheid), Sadduceeën (vrijzinnigheid) en Herodianen (wereldgelijkvormigheid)! Met dit zuurdesem wordt de gemeente van de Here Jezus de laatste tijd steeds meer doorzuurd!
Wat betreft het mosterdzaadje, zien we in de Bijbel dat het mosterdzaadje vergeleken wordt met het geloof (Matteüs 17:20). Met een geloof als een mosterdzaadje kunnen we ‘bergen verzetten’ lezen we hier! Zo zien we dat de gemeente als een ‘geloofsbeweging’ begonnen is: zwak, maar in Christus krachtig (2 Korintiërs 13:9), verworpen, maar in Christus aantrekkelijk (1 Petrus 2:4), dwaas, maar in Christus wijs (1 Korintiërs 3:18), vergeten, maar in Christus invloedrijk!
Het waren eenvoudige vissers waarmee de gemeente begonnen is en die het fundament van de gemeente gelegd hebben. Het is volkomen tegen de natuur in dat een mosterdzaadje tot een boom uit zou groeien, daarmee verloochent het mosterdplantje haar oorsprong! Een mosterdplant is een kruidachtig éénjarig gewas. Soms verhouten de stengels in de winter, maar om dan van een boom te spreken is erg overdreven! Helaas is de gemeente, die als een ‘geloofsbeweging’ begonnen is, uitgegroeid tot een machtig instituut met grote kathedralen en machtige bisschoppen, waarmee de gemeente haar oorspronkelijke identiteit (een klein en kruipend mosterdplantje) verruild heeft voor de identiteit van een machtige boom. Dit proces vond met name plaats in de tijd van keizer Constantijn de Grote, die zich in de vierde eeuw tot het christendom ‘bekeerde’, waardoor de tot dan toe vervolgde kerk in aanzien werd verheven en christenen eretitels en banen verwierven.
In deze ‘bomen’ van kerken voelden de vijanden van het evangelie zich ook thuis, zo zelfs dat ze zich zonder problemen in de kerk konden nestelen. Deze ‘verworden’ kerk groeit uiteindelijk uit tot het geheimenis dat in Openbaring 17:5 beschreven wordt: ‘Babylon, moeder van de hoeren en gruwelen op aarde’, een geheimenis dat de apostel Johannes ‘zeer verbaasde’ (vers 6). Johannes verbaasde zich erover hoe het mogelijk was dat een eenvoudig mosterdzaadje uit kan groeien tot zo’n gigantische boom, waarin de vijanden van het evangelie hun plek gevonden hebben! Vandaar dat we over dit Babylon verderop lezen: ‘zij is geworden een woonplaats voor duivelen, een schuilplaats voor onreine geesten en een schuilplaats voor alle onrein en verfoeid gevogelte’ (18:2).
Deze eerste vier gelijkenissen vertelde de Here Jezus aan het meer van Galilea. Daarna verliet Hij het meer en ‘ging naar huis’. We lezen in de evangeliën dat de Here Jezus in Kapernaüm Zijn ‘eigen’ huis had. In huis vertelde Hij aan Zijn discipelen nog drie gelijkenissen, waarin de Here Jezus hen vertelde over het ontstaan, de waarde en de toekomst van de gemeente. Het gaat in deze gelijkenissen over de schat in de akker, de parel van grote waarde en uiteindelijk het sleepnet dat zowel het goede als het kwade naar boven zal brengen.

Theo Niemeijer