Het bedehuis en de Koning

Jan van Barneveld • 88 - 2012 • Uitgave: 7
Deze geschiedenis speelt vlak voor Pesach, het Joodse Paasfeest. De mensen waren bezig of net klaar met het reinigen van hun huizen van zuurdeeg. Volgens het gebod: ‘Zeven dagen zal er in uw huis geen zuurdeeg gevonden worden’ (Exodus 12:19). De Here Jezus was op een ezel Jeruzalem binnengereden. De mensen hadden Hem enthousiast juichend binnengehaald. De Tempel werd door de Here gezuiverd van kopers en verkopers. Een bekende geschiedenis met diepe, belangrijke profetische aspecten. Ook een geschiedenis die veel vragen oproept. Aan de hand van een paar van die vragen zullen we meer licht krijgen op de profetische betekenis van gebeurtenissen vlak voor het lijden en de opstanding van de Here.

Waarom is de Here Jezus toen geen Koning geworden? De mensen verwachtten dat Hij als Koning-Messias de troon van Zijn vader David zou ontvangen (Lucas 1:32; Marcus 11:10). Zij kenden de Schrift en die was op dit punt duidelijk: ‘Juich luid gij dochter van Sion… (en dat deden ze), Zie, uw Koning komt tot u… rijdend op een ezel (dat gebeurde voor hun ogen)… en zijn heerschappij zal zich uitstrekken van zee tot zee en van de Rivier tot de einden van de aarde’ (dat verwachtten ze) (Zacharia 9:9,10).
Jezus werd toen geen koning. Hij ging wel naar het Tempelplein. Wat deed Hij daar? ‘Hij reinigde de Tempel’ is meestal het antwoord. Fout! Leest u even mee? ‘En Hij kwam te Jeruzalem in de Tempel. En nadat Hij alles overzien had, vertrok Hij.’ Waar wachtte Hij eigenlijk op? Waarom de Tempel niet meteen schoongeveegd? Zag Hij misschien ergens naar uit? Toen Jezus de volgende dag de Tempel zuiverde van koopwaar en verkopers deed Hij dat terwijl Hij Jesaja 56:7 citeerde: ‘…mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken.’
Wist de Here dan niet dat die Tempel zo’n 37 jaar later volkomen verwoest zou worden? Dus helemaal geen ‘bedehuis voor alle volken’. Wat is dan de profetische betekenis van zijn aanhalen van Jesaja 56:7? Waarom vroegen de leiders van de Tempel Jezus hierna zo dringend naar Zijn bevoegdheid en waarom gaf Hij hen geen regelrecht antwoord? En ten slotte, wat is de geestelijke betekenis voor ons en onze bedehuizen? Want Paulus zegt: ‘Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?’ (1 Korintiërs 3:16).

Een taak voor de Messias
Van vragen word je wijs. Als we aan de Bijbel vragen stellen, moeten we antwoorden zoeken in Gods Woord. Daar leren we van en daardoor worden we attent gemaakt op Gods geheimenissen. De antwoorden op bovengenoemde vragen hebben direct te maken met Gods plannen met en beloften aan Israël. Dus ook met de afwikkeling van profetische eindtijdgebeurtenissen en vervulling van oude profetieën. Nu de eerste vraag: Waarom is de Here toen geen Koning geworden? Hij had toch Zelf die verwachting gewekt? Anders was Hij niet op dat ezeltje gaan zitten! Dat staat letterlijk in Zacharia 9:9,10. De mensen reageerden toen terecht: ‘Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij die komt in de naam van de Here’ (Matteüs 21:9). Deze tekst is een deel van een Messiaanse welkomsttekst: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de HERE, wij zegenen U uit het huis van de HERE’ (Psalm 118:26).
De menigte zegende de Here Jezus en Zijn komst. Dat gebeurde buiten het huis van de Here. Jezus ging het Tempelplein op, keek rond en wachtte op de zegen vanuit het huis van de Here, dus van de leiders, de oudsten, Schriftgeleerden, van het Sanhedrin. Die kwamen niet opdagen. Nu is het ook duidelijk waarom de Here Jezus Zijn rede tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën eindigde met: ‘Want IK zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij die komt in de Naam van de Here’ (Matteüs 23:39).
Het is een belangrijk, profetisch signaal dat sinds een paar jaar in Israël weer een Sanhedrin actief is. Want het is vooral hun taak als leiders Hem te erkennen als Messias. De dag daarop reinigde de Here de Tempel. De leiders vroegen Hem naar Zijn bevoegdheid, want ze wisten heel goed dat het reinigen van de tempel een taak was voor de Messias. Dat wilde de Here door dit gebaar laten zien.

Alle volken
De Here Jezus haalt dus Jesaja 56:7 aan. Verrassend is dat Jesaja 56 gaat over ‘de vreemdeling die zich bij de HERE aansloot’ (56:3,6) en over voortdurende terugkeer van Israël (56:8). In Jesaja 2 staat wat die volken in Jeruzalem en in de Tempel zoeken: ‘Komt, laten wij opgaan naar de berg van de HERE, naar het huis van de God van Jakob, opdat Hij ons leert… Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de HERE uit Jeruzalem’ (2:2-4). Ook Zacharia voorzegt een stroom van volken die tijdens het Loofhuttenfeest jaarlijks ‘heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de HERE der heerscharen’ (14:16).
Jeruzalem en de Tempel staan centraal in het komende Messiaanse Vrederijk. Hier zien we weer een profetische dimensie van al de commotie en strijd die momenteel gaande is om Jeruzalem. De islam eist Jeruzalem voor hun messias, de Mahdi. Het Vaticaan werkt wat subtieler aan de claim op de Heilige Stad en eist gedeeltes van de heilige plaatsen voor zich op. Een oud plan om van Jeruzalem een internationale stad te maken wordt in verband met een volgend ‘vredesplan’ nieuw leven ingeblazen. De antichrist probeert achter de geestelijke schermen de weg te banen voor zijn plannen, zoals wij die uit de Bijbel kennen. De profeten zijn echter duidelijk. Ook Jeremia voorzegt dat alle volken de naam van de HERE zullen gaan zoeken in Jeruzalem. Uiteraard in Gods huis (Jeremia 3:17). Jeruzalem wordt het geestelijk en politiek centrum in het komende Duizendjarig Rijk.

Nog meer profetie
Wat betreft de nieuwe Tempel, het bedehuis waar Israël en de volken God zullen zoeken en aanbidden, staan er nog een paar opvallende profetieën open. De profeet Haggaï moedigde Ezra, Nehemia en Zerubbabel aan de Tempel te herbouwen. Hij zegt: ‘De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de HERE der heerscharen’ (2:10). De tabernakel werd met grote heerlijkheid ingewijd (Exodus 40:34-38). De tempel van Salomo ook (1 Koningen 8:10,11). Maar deze derde tempel niet.
Zoals de profetie over het ‘bedehuis voor alle volken’ zal ook deze profetie over Gods heerlijkheid over de nieuwe tempel nog vervuld worden. Ezechiël heeft gezien hoe dat zal gaan: ‘De heerlijkheid van de HERE ging door de oostelijke poort (de Gouden Poort) naar binnen… en het land straalde vanwege zijn heerlijkheid.’ Ezechiël viel op zijn gezicht vanwege die heerlijkheid (zie Ezechiël 43:1-5). Het komen van de Here zal met grote heerlijkheid zijn. De volken zullen iets van die heerlijkheid ervaren als de tempel, gereinigd van het vuil van de antichrist, het centrum van de wereld is.

En wij?
Door Paulus zegt de Heilige Geest tegen ons, tegen de Gemeente: ‘Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?’ (1 Korintiërs 3:16). Ook voor ons geldt dat wij als Gemeente en persoonlijk een ‘bedehuis voor alle volken’ moeten zijn. Dat iets van de heerlijkheid van de Here in de gemeente en in ons leven openbaar zal worden. Daarom beijverde Paulus zich om de gemeente van Korinthe, en dus ook ons, ‘als een reine maagd voor Christus te stellen’ (2 Korintiërs 11:2). Van ons wordt verwacht dat ‘wij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus’ (Filippenzen 1:10). De Here komt spoedig ‘tot Zijn tempel’. Dat zal groite heerlijkheid zijn. ‘Ieder die deze hoop op hem heeft reinigt zich’ (1 Johannes 3:2,3). Zo, waakzaam wachtend op die grote Dag, zullen we een bedehuis zijn voor alle volken.

Jan van Barneveld