Het aftellen is NIET begonnen
Met haar ogen dicht, de armen voor het gezicht gevouwen, het hoofd stevig tegen een boom gedrukt, zie ik mijn zusje nog staan: … zevenennegentig, achtennegentig, negenennegentig, HONDERD — IK KOM!! Het kon ook een ander zusje zijn (ik had en heb er vier), maar het was duidelijk dat je een goed verstopplekje moest hebben. Spelen kinderen tegenwoordig nog zoveel verstoppertje als wij vroeger? Ze spelen computerspelletjes, kijken naar video's, zien Star Trek op televisie, en beleven hoe daar ook wordt afgeteld voor de lancering van een ruimteschip, met behulp van de allermodernste technieken.
Is het aftellen begonnen voor de komst van Christus? Komt Hij heel spoedig? In dit artikel wordt de laatste vraag met een krachtig JA! beantwoord. Maar aftellen voor de Wederkomst? Daar moet een vraagteken bij gezet worden.
Komt Christus spoedig — of kan het nog wel even duren?
Eerst de vraag naar Christus' spoedige komst. Veel lezers van dit blad zullen zeggen: dat is duidelijk, de Here Jezus heeft er zó nadrukkelijk over gesproken! Maar wacht, niet al te snel. Onze Heer heeft ook gezegd dat het nog even zou duren. Bijvoorbeeld in de gelijkenis van de talenten (Matth. 25:14vv.) waarin de slaven nadrukkelijk geruime tijd krijgen om handel te drijven met het hun toevertrouwde kapitaal (vgl. ook Lucas 19, de gelijkenis van de ponden). In de gelijkenis van de tien meisjes (Matth.25:1vv.) wil Christus ons blijkbaar zelfs het beeld overbrengen dat het tamelijk lang kan duren: de bruidegom blijft uit, en alle tien meisjes vallen in slaap; en zelfs na het middernachtelijke roepen hebben de dwaze meisjes weliswaar geen tijd meer om nog olie te kopen, maar er speelt zich toch nog een hele discussie af tussen de tien.
Komt Christus dus niet spoedig? Nou en of, zeker wel! Het Nieuwe Testament laat ons twee aspecten van de tijdrekening tot de Wederkomst zien. Het duurt lang, maar toch komt Hij spoedig. In Hebr. 10:12 wordt gesproken over het wachten van Christus aan Gods rechterhand. In hetzelfde hoofdstuk wordt gezegd dat Hij niet vacht. Dat dubbele beeld zit ook in de gelijkenissen die ik zojuist noemde. De slaven die de talenten krijgen, zijn ook de slaven die het resultaat van hun werk in de handen van de Meester stellen. De meisjes die uitgaan naar de bruiloft, zijn ook de meisjes die de bruidegom ontmoeten. En het Nieuwe Testament gebruikt vaak het woord 'spoedig' bij de aankondiging van
Christus' komst (Luc.18:8; Rom. 16:20; Openb.1:1; 3:11; 22:7,12, 20). De apostel Paulus verwachtte dat het tijdens zijn leven nog gebeuren zou (1Thess.4:13vv.).
Dit klinkt allemaal nogal verwarrend. Kan Hij vandaag nog komen? Of duurt het misschien nog wel tientallen jaren? Er staat nog een ander antwoord in de Bijbel, met grote nadruk, en dat antwoord luidt: wij weten het niet (Matth.24:36vv.; Mark.13:32vv.). Nog sterker: ook de engelen in de hemel weten het niet.
Zelfs de Zoon weet het niet. Alleen de Vader. Hij heeft de tijden en gelegenheden in Zijn hand (eland. 1:6vv.) en geeft ons daarover geen informatie. Een spoorboekje naar de Wederkomst bestaat niet.
Als het uur komt…
We staan op het perron, en de trein kan eraan komen, elk moment. Er zijn geen nadere mededelingen via het omroepsysteem te verwachten. Een kop koffie in het restaurant? Nee dus. Je weet niet van-neer de trein komt, maar je moe+ ermee rekenen dat hij kan komen en je wilt 'm niet missen. In bijbelse termen, toegepast op de Wederkomst: een verlies van waakzaamheid zal betekenen dat de komst van de Heer een onaangename verrassing wordt: 'Als u dan niet waakt, zal Ik komen als een dief, en u zult geenszins weten op wat voor uur Ik tot u zal komen' (Openb.3:3). 'Als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief kwam, zou hij hebben gewaakt en niet hebben toegelaten dat in zijn huis werd ingebroken. Weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen (Luc.12:39v.). 'Dan zal de heer van die slaaf komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een uur dat hij niet weet, en zal hem in tweeën hakken en zijn lot bij dat van de ontrouwen stellen' (Matth.24:50; Luc.12:46).
We wachten, we waken, maar we kunnen het niet weten. Er valt niets af te tellen, want we weten niet wanneer punt nul is bereikt. Er is principieel niets uit te rekenen. Nogmaals de woorden van onze Heer: 'Van die dag en dat uur echter weet niemand, ook de engelen van de hemelen niet, ook de Zoon niet, behalve de Vader alleen. (…) Daarom weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen' (Matth. 24:36, 44). 'Waakt dan, want u kent de dag of het uur niet' (Matth.25:13). Aftellen is (behalve bij kinderen die verstoppertje spelen) een uitvinding van de moderne technologische maatschappij, die alles in de vingers wil houden, alles berekenen, alles regelen. Maar de Wederkomst valt niet onder de zeggenschap van wetenschappers, technici, machthebbers, gewone of ongewone mensen, groten of kleinen, armen of rijken. God houdt dit tijdstip in Zijn handen, Hij is soeverein.
Afhankelijkheid in de stroom van de tijd. God is soeverein. Maar dat zouden we toch langzamerhand moeten weten? Want dat is geen nieuw fenomeen, het begint niet pas bij de Wederkomst. Een mensenleven lang moeten we leren wat het betekent dat onze tijden niet in onze eigen handen zijn. Sinds de zondeval proberen wij mensen dat wel, maar het is nog nooit gelukt en het zal ook nooit lukken, en het is een zondig bedrijf. Er is één Mens op aarde geweest die nimmer geprobeerd heeft de tijden van de Vader Zelf te regelen. Jezus, de Zoon, van Wie wij zojuist hebben gezegd dat Hij de dag of het uur van de Wederkomst niet weet, alleen de Vader. Deze houding van onwetendheid en afwachten, van afhankelijkheid van de Vader, is niet iets nieuws voor de Zoon. Het was de Vader die het uur bepaalde waarin Hij wonderen mocht doen Joh.2:4), het uur van zijn lijden en sterven (Joh.7:30; 8:20;12:27), het uur van zijn overgang naar de Vader (Joh.13:1), het uur dat zijn discipelen verstrooid werden Joh.16:32), het uur van zijn overlevering in handen van zondaars (Matth.26:45), het uur van zijn verheerlijking (Joh.12:23:17:1).
Mensen grepen in de duisternis van de zonde naar hun eigengekozen tijden, zoals de Heer zei tegen degenen die Hem arresteerden: 'Toen Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt u de handen niet naar Mij uitgestoken; maar dit is uw uur en de macht van de duisternis (Lucas 22:53). Er staat in onze Bijbel een geschiedenis over een man die graag in de toekomst wilde kijken. Gods volk was in een geweldige crisis beland, en op zijn voorbede had God vergeving geschonken. Maar hoe moest het nu verder? Mozes wilde wel in de toekomst kijken. Hij had juist op dat moment meegemaakt hoe groot en heerlijk God was in zijn handelen ten opzichte van Israël. Maar was Hij ook zo in zijn wezen? Was het niet alleen maar een ogenblik van Goddelijk handelen geweest? Wie was God? Doe mij toch uw heerlijkheid zien!' smeekte Mozes. Dat wil zeggen: laat me zien wie U bent, en wie U zijn zult.
Waarschijnlijk hebben wij allemaal al heel vaak deze geschiedenis gelezen in Exodus 34. We weten ook het antwoord van God: Mozes, je mag daarginds op een plekje bij de rots staan, dan zal Ik mijn hand wel beschermend over je heen houden. Dan ga Ik voorbij, Mozes - en je zult Mij zien, maar alleen van achteren.
Zo gaat God om met mensen. Wij zijn schepselen, te nietig om Hem in het gezicht te kunnen kijken. Hij handelt in Zijn almacht en soevereiniteit, Hij doet wat Hem behaagt. Pas in de terugblik, als Hij voorbijgegaan is, zien wij hoe groot Zijn heerlijkheid en Zijn majesteit is. Niet van te voren, zelfs nog niet op het moment zelf, alleen daarna.
Kunnen we ons een beetje voorstellen met welke gespannen verwachting, misschien wel trillend van lijf en leden, Mozes in die rotsspleet zal hebben gestaan? De heerlijkheid van Jahweh zou Zich openbaren. Hij zou komen, Hijzelf! In diezelfde gespannen verwachting staan wij ook, onder Zijn machtige bescherming, in deze wereld. Jezus komt. Zijn Goddelijke heerlijkheid staat op het punt geopenbaard te worden. Elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. We kunnen geen kruisje op de kalender zetten en de tussenliggende periode onbekommerd doorleven. Gods Heilige Geest dringt ons tot een houding van actief afwachtende afhankelijkheid. Spannend? Ja, heel spannend. Maar Hij die komt, zal komen en niet uitblijven. Wij zullen Hem zien, zoals Hij is.
Henk Medema*
Is het aftellen begonnen voor de komst van Christus? Komt Hij heel spoedig? In dit artikel wordt de laatste vraag met een krachtig JA! beantwoord. Maar aftellen voor de Wederkomst? Daar moet een vraagteken bij gezet worden.
Komt Christus spoedig — of kan het nog wel even duren?
Eerst de vraag naar Christus' spoedige komst. Veel lezers van dit blad zullen zeggen: dat is duidelijk, de Here Jezus heeft er zó nadrukkelijk over gesproken! Maar wacht, niet al te snel. Onze Heer heeft ook gezegd dat het nog even zou duren. Bijvoorbeeld in de gelijkenis van de talenten (Matth. 25:14vv.) waarin de slaven nadrukkelijk geruime tijd krijgen om handel te drijven met het hun toevertrouwde kapitaal (vgl. ook Lucas 19, de gelijkenis van de ponden). In de gelijkenis van de tien meisjes (Matth.25:1vv.) wil Christus ons blijkbaar zelfs het beeld overbrengen dat het tamelijk lang kan duren: de bruidegom blijft uit, en alle tien meisjes vallen in slaap; en zelfs na het middernachtelijke roepen hebben de dwaze meisjes weliswaar geen tijd meer om nog olie te kopen, maar er speelt zich toch nog een hele discussie af tussen de tien.
Komt Christus dus niet spoedig? Nou en of, zeker wel! Het Nieuwe Testament laat ons twee aspecten van de tijdrekening tot de Wederkomst zien. Het duurt lang, maar toch komt Hij spoedig. In Hebr. 10:12 wordt gesproken over het wachten van Christus aan Gods rechterhand. In hetzelfde hoofdstuk wordt gezegd dat Hij niet vacht. Dat dubbele beeld zit ook in de gelijkenissen die ik zojuist noemde. De slaven die de talenten krijgen, zijn ook de slaven die het resultaat van hun werk in de handen van de Meester stellen. De meisjes die uitgaan naar de bruiloft, zijn ook de meisjes die de bruidegom ontmoeten. En het Nieuwe Testament gebruikt vaak het woord 'spoedig' bij de aankondiging van
Christus' komst (Luc.18:8; Rom. 16:20; Openb.1:1; 3:11; 22:7,12, 20). De apostel Paulus verwachtte dat het tijdens zijn leven nog gebeuren zou (1Thess.4:13vv.).
Dit klinkt allemaal nogal verwarrend. Kan Hij vandaag nog komen? Of duurt het misschien nog wel tientallen jaren? Er staat nog een ander antwoord in de Bijbel, met grote nadruk, en dat antwoord luidt: wij weten het niet (Matth.24:36vv.; Mark.13:32vv.). Nog sterker: ook de engelen in de hemel weten het niet.
Zelfs de Zoon weet het niet. Alleen de Vader. Hij heeft de tijden en gelegenheden in Zijn hand (eland. 1:6vv.) en geeft ons daarover geen informatie. Een spoorboekje naar de Wederkomst bestaat niet.
Als het uur komt…
We staan op het perron, en de trein kan eraan komen, elk moment. Er zijn geen nadere mededelingen via het omroepsysteem te verwachten. Een kop koffie in het restaurant? Nee dus. Je weet niet van-neer de trein komt, maar je moe+ ermee rekenen dat hij kan komen en je wilt 'm niet missen. In bijbelse termen, toegepast op de Wederkomst: een verlies van waakzaamheid zal betekenen dat de komst van de Heer een onaangename verrassing wordt: 'Als u dan niet waakt, zal Ik komen als een dief, en u zult geenszins weten op wat voor uur Ik tot u zal komen' (Openb.3:3). 'Als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief kwam, zou hij hebben gewaakt en niet hebben toegelaten dat in zijn huis werd ingebroken. Weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen (Luc.12:39v.). 'Dan zal de heer van die slaaf komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een uur dat hij niet weet, en zal hem in tweeën hakken en zijn lot bij dat van de ontrouwen stellen' (Matth.24:50; Luc.12:46).
We wachten, we waken, maar we kunnen het niet weten. Er valt niets af te tellen, want we weten niet wanneer punt nul is bereikt. Er is principieel niets uit te rekenen. Nogmaals de woorden van onze Heer: 'Van die dag en dat uur echter weet niemand, ook de engelen van de hemelen niet, ook de Zoon niet, behalve de Vader alleen. (…) Daarom weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen' (Matth. 24:36, 44). 'Waakt dan, want u kent de dag of het uur niet' (Matth.25:13). Aftellen is (behalve bij kinderen die verstoppertje spelen) een uitvinding van de moderne technologische maatschappij, die alles in de vingers wil houden, alles berekenen, alles regelen. Maar de Wederkomst valt niet onder de zeggenschap van wetenschappers, technici, machthebbers, gewone of ongewone mensen, groten of kleinen, armen of rijken. God houdt dit tijdstip in Zijn handen, Hij is soeverein.
Afhankelijkheid in de stroom van de tijd. God is soeverein. Maar dat zouden we toch langzamerhand moeten weten? Want dat is geen nieuw fenomeen, het begint niet pas bij de Wederkomst. Een mensenleven lang moeten we leren wat het betekent dat onze tijden niet in onze eigen handen zijn. Sinds de zondeval proberen wij mensen dat wel, maar het is nog nooit gelukt en het zal ook nooit lukken, en het is een zondig bedrijf. Er is één Mens op aarde geweest die nimmer geprobeerd heeft de tijden van de Vader Zelf te regelen. Jezus, de Zoon, van Wie wij zojuist hebben gezegd dat Hij de dag of het uur van de Wederkomst niet weet, alleen de Vader. Deze houding van onwetendheid en afwachten, van afhankelijkheid van de Vader, is niet iets nieuws voor de Zoon. Het was de Vader die het uur bepaalde waarin Hij wonderen mocht doen Joh.2:4), het uur van zijn lijden en sterven (Joh.7:30; 8:20;12:27), het uur van zijn overgang naar de Vader (Joh.13:1), het uur dat zijn discipelen verstrooid werden Joh.16:32), het uur van zijn overlevering in handen van zondaars (Matth.26:45), het uur van zijn verheerlijking (Joh.12:23:17:1).
Mensen grepen in de duisternis van de zonde naar hun eigengekozen tijden, zoals de Heer zei tegen degenen die Hem arresteerden: 'Toen Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt u de handen niet naar Mij uitgestoken; maar dit is uw uur en de macht van de duisternis (Lucas 22:53). Er staat in onze Bijbel een geschiedenis over een man die graag in de toekomst wilde kijken. Gods volk was in een geweldige crisis beland, en op zijn voorbede had God vergeving geschonken. Maar hoe moest het nu verder? Mozes wilde wel in de toekomst kijken. Hij had juist op dat moment meegemaakt hoe groot en heerlijk God was in zijn handelen ten opzichte van Israël. Maar was Hij ook zo in zijn wezen? Was het niet alleen maar een ogenblik van Goddelijk handelen geweest? Wie was God? Doe mij toch uw heerlijkheid zien!' smeekte Mozes. Dat wil zeggen: laat me zien wie U bent, en wie U zijn zult.
Waarschijnlijk hebben wij allemaal al heel vaak deze geschiedenis gelezen in Exodus 34. We weten ook het antwoord van God: Mozes, je mag daarginds op een plekje bij de rots staan, dan zal Ik mijn hand wel beschermend over je heen houden. Dan ga Ik voorbij, Mozes - en je zult Mij zien, maar alleen van achteren.
Zo gaat God om met mensen. Wij zijn schepselen, te nietig om Hem in het gezicht te kunnen kijken. Hij handelt in Zijn almacht en soevereiniteit, Hij doet wat Hem behaagt. Pas in de terugblik, als Hij voorbijgegaan is, zien wij hoe groot Zijn heerlijkheid en Zijn majesteit is. Niet van te voren, zelfs nog niet op het moment zelf, alleen daarna.
Kunnen we ons een beetje voorstellen met welke gespannen verwachting, misschien wel trillend van lijf en leden, Mozes in die rotsspleet zal hebben gestaan? De heerlijkheid van Jahweh zou Zich openbaren. Hij zou komen, Hijzelf! In diezelfde gespannen verwachting staan wij ook, onder Zijn machtige bescherming, in deze wereld. Jezus komt. Zijn Goddelijke heerlijkheid staat op het punt geopenbaard te worden. Elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. We kunnen geen kruisje op de kalender zetten en de tussenliggende periode onbekommerd doorleven. Gods Heilige Geest dringt ons tot een houding van actief afwachtende afhankelijkheid. Spannend? Ja, heel spannend. Maar Hij die komt, zal komen en niet uitblijven. Wij zullen Hem zien, zoals Hij is.
Henk Medema*