Heiliging trainen
Heiliging is genade, door geloof, dat de (goede) werken voorafgaat en in gang zet. Veel genade, maar ook hard werken. God doet wonderen, maar niet altijd in een oogwenk!
Als heiliging louter een kwestie zou zijn van Gods ingrijpen, waarom zijn dan zoveel christenen op allerlei gebieden van hun leven nog niet heilig, hoewel ze dat wel willen en God daarom bidden? Omdat heiliging meestal ook strijd betekent. Heiliging wordt enerzijds ontvangen, maar moet ook getraind worden. Het is een oefening in de godsvrucht (1 Timoteüs 4:8-10), een loopwedstrijd (Filemon 2:16; Hebreeën 12:1).
Toon het maar
En daar wringt het schoentje. Aan inspanning hangt een prijskaartje. Iemand zegt geloof te hebben? Laat hij het dan maar tonen! Voor Zacheus betekende zijn herstel vier keer meer terug te geven dan hij onterecht aan belastinggeld had ingehouden (Lucas 19:8). De heidenen die in Efeze tot geloof kwamen, verbrandden al hun dure boeken (Handelingen 19:18-19). De Tessalonicenzen keerden zich tot God en verlieten hun afgoden (1 Tessalonicenzen 1:9). De eerste christenen deelden alles met elkaar (Handelingen 2:45) en legden hun bezit aan de voeten van de apostelen (Handelingen 4:32-35).
Werken voegen niets toe
Heiliging is het ingrijpen van God die het willen en het werken bewerkt én het uitwerken van behoudenis door de mens. Er zijn er die de nadruk leggen op het ingrijpen van God, met het risico van passiviteit en uiteindelijk teleurstelling omdat er niets verandert en het lijkt alsof God niets doet. Anderen leggen de nadruk op de inzet en de gehoorzaamheid van de mens, met het risico van in frustratie te eindigen omdat men tot de conclusie komt dat men niet in staat is om te doen wat God verwacht. Het is dan ook niet of het één of het andere, maar het is én God die werkt én de mens die werkt. Gij (mens) moet door de Geest (God) de werkingen van het lichaam doden (Romeinen 8:13). Het werk van ons geloof (1 Tessalonicenzen 1:3) koppelt genade van God en werk van de mens onlosmakelijk aan elkaar. Heiliging is genade met werken. Werken voegen niets toe aan de rechtvaardiging, die een daad is van God, maar openbaren wel de echtheid van het geloof.
Jef De Vriese
Als heiliging louter een kwestie zou zijn van Gods ingrijpen, waarom zijn dan zoveel christenen op allerlei gebieden van hun leven nog niet heilig, hoewel ze dat wel willen en God daarom bidden? Omdat heiliging meestal ook strijd betekent. Heiliging wordt enerzijds ontvangen, maar moet ook getraind worden. Het is een oefening in de godsvrucht (1 Timoteüs 4:8-10), een loopwedstrijd (Filemon 2:16; Hebreeën 12:1).
Toon het maar
En daar wringt het schoentje. Aan inspanning hangt een prijskaartje. Iemand zegt geloof te hebben? Laat hij het dan maar tonen! Voor Zacheus betekende zijn herstel vier keer meer terug te geven dan hij onterecht aan belastinggeld had ingehouden (Lucas 19:8). De heidenen die in Efeze tot geloof kwamen, verbrandden al hun dure boeken (Handelingen 19:18-19). De Tessalonicenzen keerden zich tot God en verlieten hun afgoden (1 Tessalonicenzen 1:9). De eerste christenen deelden alles met elkaar (Handelingen 2:45) en legden hun bezit aan de voeten van de apostelen (Handelingen 4:32-35).
Werken voegen niets toe
Heiliging is het ingrijpen van God die het willen en het werken bewerkt én het uitwerken van behoudenis door de mens. Er zijn er die de nadruk leggen op het ingrijpen van God, met het risico van passiviteit en uiteindelijk teleurstelling omdat er niets verandert en het lijkt alsof God niets doet. Anderen leggen de nadruk op de inzet en de gehoorzaamheid van de mens, met het risico van in frustratie te eindigen omdat men tot de conclusie komt dat men niet in staat is om te doen wat God verwacht. Het is dan ook niet of het één of het andere, maar het is én God die werkt én de mens die werkt. Gij (mens) moet door de Geest (God) de werkingen van het lichaam doden (Romeinen 8:13). Het werk van ons geloof (1 Tessalonicenzen 1:3) koppelt genade van God en werk van de mens onlosmakelijk aan elkaar. Heiliging is genade met werken. Werken voegen niets toe aan de rechtvaardiging, die een daad is van God, maar openbaren wel de echtheid van het geloof.
Jef De Vriese