Heiliging door genade

Jef de Vriese • 88 - 2012 • Uitgave: 3
Heiliging is zich bewust van de genade van God, Zijn beloften en Zijn almacht. Menselijk streven brengt geen heiliging tot stand, tenzij het voortvloeit uit de intieme, levengevende verbondenheid tussen de Here Jezus, de Wijnstok en de gelovige, de rank. Net zoals behoudenis werd gegeven door genade (Efeziërs 2:8-10), is ook de verlossing uit het lichaam van de dood en het leven door de Geest door genade (Romeinen 7:25). De oproep van de Schrift tot een heilig leven, staat nooit los van de voorafgaande en voortdurend werkende genade van God, waarin het tot vrucht kan komen. Gehoorzaamheid aan de wet en de normen van God, zonder beroep op de barmhartigheden van God (Romeinen 12:1), is geen heiliging, maar een vorm van wetticisme.
Geloofsgehoorzaamheid moet daarom bevorderd worden in de context van actieve geloofsafhankelijkheid, in intieme geloofsomgang met God. Geloofsvertrouwen leidt tot geloofshandelen. De relatie met Christus is niet het eindpunt van de heiliging, maar de noodzakelijke voorwaarde en bron om tot heiliging te komen. Genade moet de motivatie zijn achter elke vermaning en oproep tot gehoorzaamheid.
Heiliging is niet het moralistisch of wettisch navolgen van de geboden. Heiliging wordt gevoed door een intense bewustwording van de eigen zondige natuur, van de eigen volkomen hulpeloosheid en onmogelijkheid om in de tegenwoordigheid van God te komen en te overleven. Dit bewustzijn van zonde eindigt niet na de bekering, maar wordt juist dieper en gaat steeds meer gepaard met ontzag voor God, zodat de gelovige zich steeds meer uitstrekt naar een heilig leven.

Jef De Vriese