“…heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken…”
Christenen moeten steeds meer en steeds vaker hun geloof verdedigen tegen een groeiende stroom van ongeloof en soms van vijandigheid jegens het Evangelie. De stroom van boeken die het eenvoudige geloof in de Bijbel ondermijnen, houdt maar aan. Het geloof in de Here Jezus Christus stuit op tegenstand, soms zelfs binnen de kerk. Valt dan niet de nacht?
Student Thijs Voskuilen kreeg een ‘gedachtenflits’ en kwam tot een duistere conclusie.
Eerder meldden we op deze plaats dat soms ook voorgangers van evangelische signatuur liet presteren om de Naam van Jezus niet op de lippen te nemen, terwijl dat wel had gemoeten. Een triest voorbeeld was de interkerkelijke herdenkingsbijeenkomst naar aanleiding van de terreur op 11 september vorig jaar in de Dom in Utrecht. Terwijl de apostel Johannes verbannen werd "om liet getuigenis van Jezus" verloochenen geestelijke leiders publiekelijk Zijn Naam.
De voortdurende uitholling van het Evangelie van Christus door de nieuwe generatie vrijzinnigen, als Kuitert, Ter Linde es., mag rekenen op indrukwekkende aandacht in de media. Onlangs konden we op de televisie een jongeman, Thijs Voskuilen, geïnterviewd zien worden, die ontdekt had in de Bijbel(!) — want hij is geschiedenisstudent — dat Paulus een spion moet zijn geweest voor de Romeinse onderdrukkers. Paulus als landverrader dus van Joden en christenen, is de vrucht van zijn academische studie. De eerste conclusie die men onmiddellijk trekt: Zo kon hij ten tijde van de vervolgingen de christenen erbij lappen — waaronder Johannes, de apostel, die verbannen werd en de gelovigen die te Rome voor de leeuwen werden gegooid. Zoals bij ons in de oorlog Joden en zij die Joden verborgen en hielpen, werden aangegeven bij de Duitsers, zo is Paulus geweest, volgens dit laatste academische onderzoek van een historicus. In deze tijd leven we!
In een toelichting staat te lezen:
"Bovendien worden de evangeliën door verscheidene historici, waaronder de Groningse hoogleraar Wes, al langer beschouwd als historisch onbetrouwbare propagandageschriften waarin de schrijvers hun uiterste best deden om de joden in plaats van de Romeinen de verantwoordelijkheid te geven van de kruisiging van Jezus. Voor Voskuilen is het verhaal rond. Hij kan Paulus niet anders meer zien dan als een Romeinse spion. "Dat doet overigens niets af aan de religieuze waarden van het christendom", benadrukt hij. "Alleen maar aan de politiek-historische context. " Hij is er echter diep van overtuigd dat hij gelijk heeft. "Het is als het kijken naar een 3D-plaatje ", stelt hij. "Als je het beeld erin één keer gezien hebt, kun je het niet meer niet zien."
Als in een soort "gedachteflits" kreeg Voskuilen dit idee en hij kon zich er niet meer uit los maken. De Schrift zegt: "Daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt dat zij de leugen geloven" (2 Thess. 2:11). Dat doet God! Hij zendt de dwaling.. .een geest, die hen de leugen doet geloven. Zijn we in dit tijdperk aangekomen? Zien we dat ook hier gebeuren?
Hoe kan God nu een dwaalgeest, een demon, sturen? Toch moeten we daar niet van opkijken. Ook tot koning Saul kwam `een boze geest', die van de Here kwam (1 Sam. 16:14). De duivel zelf en zijn demonen hebben toegang tot de hemel. Bij Job lezen we dat "de zonen Gods kwamen, om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan" (Job 2:1).
Lezen we in het boek van de Psalmen: "God staat in de vergadering der goden" (Ps. 82:1). Elders lezen we: "Toen trad er een geest naar voren, stelde zich voor de Here en zeide: ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede? Hij antwoordde: ik zal heengaan en tot een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zei de Here: gij moet hem verleiden en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het. Nu dan zie, de Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van deze profeten van u en de Here heeft onheil over u besloten" (2 Kron. 18:20-22).
De Here laat toe, dat er boze geesten vanuit `de hemelse gewesten' — (Ef. 6:12) uitgaan, ze krijgen er toestemming voor van de Here, om mensen de leugen te doen geloven. Men krijgt toch in deze tijd vaak de indruk, dat die leugengeesten vandaag op grote schaal zijn uitgegaan om mensen in kerk en samenleving te misleiden en ze de duisternis binnen te voeren.
In de Romeinenbrief lijkt de apostel Paulus met name te denken aan de eindtijd als hij spreekt over de toorn van God (1:18) en de goddeloosheid die openbaar wordt in de samenleving. Hij spreekt over "…de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods" (2:5).
De dingen die hier worden genoemd komen in onze tijd openbaar: ongekende wetteloosheid, criminaliteit, seksuele losbandigheid van een ongekende omvang. "God heeft hen daaraan overgegeven" - ook aan de zonde van homoseksualiteit, waarover dit hoofdstuk in het bijzonder gaat. Wonderlijk is het dan dat nu binnen de christenheid gedebatteerd wordt over "de mogelijkheden die er zijn" op het gebied van homoseksualiteit — vooral als het geschiedt "in liefde en trouw".
Wat is het dan duister geworden in vele harten (1:21). Wie iets uit de Bijbel te berde brengt krijgt het verwijt "het allemaal zo goed te weten". Velen, ook predikanten op de kansel die het goede zoeken te doen en te prediken gaan steeds omzichtiger te werk uit angst voor problemen. Zonde wordt dan ook vaak geen zonde meer genoemd, de Schrift gaat steeds verder dicht en de mens wordt aan zijn lot overgelaten en soms gestimuleerd in de zonde (1:32).
Voor een ieder die waarachtig gelooft geldt: "Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe. Laten wij dan ook niet slapen, doch wakker en nuchter zijn" (1 Thess. 5:6). Moge de Geest des Heren ons daarin steeds bijstaan.
Feike ter Velde
Student Thijs Voskuilen kreeg een ‘gedachtenflits’ en kwam tot een duistere conclusie.
Eerder meldden we op deze plaats dat soms ook voorgangers van evangelische signatuur liet presteren om de Naam van Jezus niet op de lippen te nemen, terwijl dat wel had gemoeten. Een triest voorbeeld was de interkerkelijke herdenkingsbijeenkomst naar aanleiding van de terreur op 11 september vorig jaar in de Dom in Utrecht. Terwijl de apostel Johannes verbannen werd "om liet getuigenis van Jezus" verloochenen geestelijke leiders publiekelijk Zijn Naam.
De voortdurende uitholling van het Evangelie van Christus door de nieuwe generatie vrijzinnigen, als Kuitert, Ter Linde es., mag rekenen op indrukwekkende aandacht in de media. Onlangs konden we op de televisie een jongeman, Thijs Voskuilen, geïnterviewd zien worden, die ontdekt had in de Bijbel(!) — want hij is geschiedenisstudent — dat Paulus een spion moet zijn geweest voor de Romeinse onderdrukkers. Paulus als landverrader dus van Joden en christenen, is de vrucht van zijn academische studie. De eerste conclusie die men onmiddellijk trekt: Zo kon hij ten tijde van de vervolgingen de christenen erbij lappen — waaronder Johannes, de apostel, die verbannen werd en de gelovigen die te Rome voor de leeuwen werden gegooid. Zoals bij ons in de oorlog Joden en zij die Joden verborgen en hielpen, werden aangegeven bij de Duitsers, zo is Paulus geweest, volgens dit laatste academische onderzoek van een historicus. In deze tijd leven we!
In een toelichting staat te lezen:
"Bovendien worden de evangeliën door verscheidene historici, waaronder de Groningse hoogleraar Wes, al langer beschouwd als historisch onbetrouwbare propagandageschriften waarin de schrijvers hun uiterste best deden om de joden in plaats van de Romeinen de verantwoordelijkheid te geven van de kruisiging van Jezus. Voor Voskuilen is het verhaal rond. Hij kan Paulus niet anders meer zien dan als een Romeinse spion. "Dat doet overigens niets af aan de religieuze waarden van het christendom", benadrukt hij. "Alleen maar aan de politiek-historische context. " Hij is er echter diep van overtuigd dat hij gelijk heeft. "Het is als het kijken naar een 3D-plaatje ", stelt hij. "Als je het beeld erin één keer gezien hebt, kun je het niet meer niet zien."
Als in een soort "gedachteflits" kreeg Voskuilen dit idee en hij kon zich er niet meer uit los maken. De Schrift zegt: "Daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt dat zij de leugen geloven" (2 Thess. 2:11). Dat doet God! Hij zendt de dwaling.. .een geest, die hen de leugen doet geloven. Zijn we in dit tijdperk aangekomen? Zien we dat ook hier gebeuren?
Hoe kan God nu een dwaalgeest, een demon, sturen? Toch moeten we daar niet van opkijken. Ook tot koning Saul kwam `een boze geest', die van de Here kwam (1 Sam. 16:14). De duivel zelf en zijn demonen hebben toegang tot de hemel. Bij Job lezen we dat "de zonen Gods kwamen, om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan" (Job 2:1).
Lezen we in het boek van de Psalmen: "God staat in de vergadering der goden" (Ps. 82:1). Elders lezen we: "Toen trad er een geest naar voren, stelde zich voor de Here en zeide: ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede? Hij antwoordde: ik zal heengaan en tot een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zei de Here: gij moet hem verleiden en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het. Nu dan zie, de Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van deze profeten van u en de Here heeft onheil over u besloten" (2 Kron. 18:20-22).
De Here laat toe, dat er boze geesten vanuit `de hemelse gewesten' — (Ef. 6:12) uitgaan, ze krijgen er toestemming voor van de Here, om mensen de leugen te doen geloven. Men krijgt toch in deze tijd vaak de indruk, dat die leugengeesten vandaag op grote schaal zijn uitgegaan om mensen in kerk en samenleving te misleiden en ze de duisternis binnen te voeren.
In de Romeinenbrief lijkt de apostel Paulus met name te denken aan de eindtijd als hij spreekt over de toorn van God (1:18) en de goddeloosheid die openbaar wordt in de samenleving. Hij spreekt over "…de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods" (2:5).
De dingen die hier worden genoemd komen in onze tijd openbaar: ongekende wetteloosheid, criminaliteit, seksuele losbandigheid van een ongekende omvang. "God heeft hen daaraan overgegeven" - ook aan de zonde van homoseksualiteit, waarover dit hoofdstuk in het bijzonder gaat. Wonderlijk is het dan dat nu binnen de christenheid gedebatteerd wordt over "de mogelijkheden die er zijn" op het gebied van homoseksualiteit — vooral als het geschiedt "in liefde en trouw".
Wat is het dan duister geworden in vele harten (1:21). Wie iets uit de Bijbel te berde brengt krijgt het verwijt "het allemaal zo goed te weten". Velen, ook predikanten op de kansel die het goede zoeken te doen en te prediken gaan steeds omzichtiger te werk uit angst voor problemen. Zonde wordt dan ook vaak geen zonde meer genoemd, de Schrift gaat steeds verder dicht en de mens wordt aan zijn lot overgelaten en soms gestimuleerd in de zonde (1:32).
Voor een ieder die waarachtig gelooft geldt: "Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe. Laten wij dan ook niet slapen, doch wakker en nuchter zijn" (1 Thess. 5:6). Moge de Geest des Heren ons daarin steeds bijstaan.
Feike ter Velde