Hebben we wel zekerheden?
Aan het einde van onze eeuw zijn we de tijd waarin we leven ‘post-modern' gaan noemen. In deze tijd moeten de zekerheden, waarop het leven stoelt, worden hervonden en opnieuw worden geformuleerd, ook de zo vaste geloofszekerheden. Maar hebben we wel zekerheden?
Toen ik bijna twaalf jaar oud was mocht ik met mijn oudere broer mee naar de catechisatie. Daar kregen we les van de dominee. Ik was erg geïnteresseerd, want ik wilde heel graag weten wat het christelijk geloof inhield. Ik geloofde, net als iedereen in mijn omgeving, maar er werd nooit over gesproken. Ik had mijn kindergeloof, ik herinner me zelfs een geregeld gebedsleven en ik weet ook nog een aantal gebedspunten die steeds terugkwamen. Maar er was desondanks een grote vraag, ergens diep van binnen: Wat is het geloof precies? Die eerste catechisatieles heb ik geen woord gemist van wat de dominee zei en op het bord schreef. Daarna ging ik teleurgesteld naar huis. Ik wist één ding zeker: mijn vraag - die ik niet onder woorden kon brengen - was niet beantwoord. Ik durfde het mijn ouders niet te zeggen, want thuis spraken we niet over de dingen van je hart. Ik wist, hoewel ik dat ook niet verwoorden kon, dat de dominee het antwoord ook niet wist. Toen ik éénentwintig jaar was deed ik belijdenis. De dominee vroeg mij kort daarvoor nog een keer apart in zijn studeerkamer om mij opnieuw de dingen uit te leggen en de leer der kerk vertrouwd te maken. Ik had vragen, die de kern van de zaak niet raakte en ik kreeg antwoorden, waar ik niets mee doen kon. Ik wist ook niet wat ik nu precies miste in zijn betoog. Ik herinner me alleen een gevoel van frustratie toen ik naar huis fietste. Na negen jaar catechisatie wist ik nog steeds niet wat ik miste en wat het christelijk geloof inhield.
Het zou nog drie jaar duren, voordat ik hoorde van echte levende christenen, over bijbelse begrippen als bekering en wedergeboorte, over de noodzaak je hart en je leven aan de Here Jezus over te geven en Hem te vragen je leven binnen te komen. Toen ik dat hoorde, ik was vierentwintig jaar oud, wist ik onmiddellijk: dit is het antwoord. De golven van vreugde die volgden op het gebed van overgave, en die mijn hart vervulden, hebben een onvergetelijke indruk gemaakt. De diepe indruk die ik kreeg van de Here Jezus, als mijn Redder en Heiland, die Zijn leven voor mij had gegeven - voor mij(!) - de verwondering daarover en de dankbaarheid zijn altijd gebleven. Boven alles echter kreeg ik de diepe innerlijke zekerheid een kind van God te zijn, voor eeuwig behouden.
Toen ik tot de Here Jezus kwam met een gebed van overgave, kwam Hij tot mij. Er werd toen diep in mijn binnenste een honger gestild die ik nog nooit onder woorden had kunnen brengen. Die diepe honger was de achtergrond van mijn ongestelde geloofsvragen. Die honger werd door mijn dominee niet gepeild. Hij was een aardige man, zeker een rechtzinnig gelovige man. Ik heb daar later veel over nagedacht en meen ook het antwoord op zijn 'falen' nu te weten.
AFGEBROKEN ZEKERHEDEN
De dominee was heel zeker van de stof die hij ons onderwees. In de jaren vijftig stonden de gereformeerde zekerheden nog recht overeind. Ik deed belijdenis omdat ik de belijdenis onderschreef. Op drie vragen moest luid en duidelijk een 'ja' klinken en dan lagen de dingen vast. Maar ik had geen geloofszekerheid, erger nog, ik wist niet wat het geloof voor mij inhield. Ik kende de regels wel, ik kende heel wat teksten uit de catechismus uit mijn hoofd, maar ik was niet verder gekomen dan de rechte belijdenis van mijn kerk. Tijdens de jaren van ziekte en bij het sterfbed van mijn moeder - ik was toen achttien jaar - was mijn hart leeg. Haar zes kinderen, de jongste was elf, en haar man, die een leven zonder haar niet aan kon, stonden er allemaal bij, ieder op zijn eigen onbewoonde eiland.
De gereformeerde zekerheden boden ons geen houvast. Niemand had woorden van geloof. We wisten niet van een eeuwige zekerheid in de Here Jezus, van het huis des Vaders met de vele woningen en van de vreugde van het eeuwige leven. Misschien wel 'op papier', maar we hadden ons dat niet eigen gemaakt. De papieren geloofswaarheden boden ons geen enkel houvast.
We zijn nu enkele decennia verder en we zien dat die 'papieren zekerheden' in snel tempo verbrokkelen. Overal is kerkverlating en heel veel jongeren kunnen de waarheden van de kerk niet meer pakken.
STELLIGHEDEN
Ik las over een congres voor theologen, georganiseerd in kringen van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) waar men zich wil beraden op het afbrokkelen van de gereformeerde zekerheden. Men denkt nu, dat deze zekerheden en de verwoording ervan, hun oorsprong hebben in het moderne denken van de negentiende eeuw. Immers, de mens met zijn wetenschap en techniek, kon toen de wereld 'maken'. Diezelfde stelligheden lagen ten grondslag aan de gereformeerde stelligheden, waarin mensen zich nu niet langer kunnen vinden. Men heeft kennelijk geconstateerd dat tegenwoordig veel mensen via andere wegen dan via kerkelijke stelligheden, tot een levend geloof komen. Velen getuigen er immers van dat zelfs na de openbare belijdenis de innerlijke onzekerheden bleven. Velen vonden buiten de kerk de zekerheid des geloofs, toen ze hoorden van bekering en wedergeboorte en een leven door de Heilige Geest. Hoe stellig de stelligheden ook waren, ze boden geen houvast en gaven geen zekerheid. Nu dringt de vraag zich op hoe het met deze mensen, die tot een levend geloof gekomen zijn, verder moet in de kerk. Hoe moet het met de belijdenis en de verbrokkelende stelligheden. Dat zijn belangrijke vragen. Er spreekt nood uit. Er is een kennelijk signaal van onzekerheid en van onrust gekomen en wel van onderop, uit de gemeente zelf.
DE HEILIGE GEEST
In een krantenverhaal over zo'n congres komen alleen maar de 'geleerde' verhalen van deze en gene doctor of professor in de theologie. Cijfers en statistieken gebaseerd op onderzoeken moeten het betoog onderbouwen. Sociologische en filosofische benadering moeten het naar wetenschappelijk niveau tillen. Maar het blijft toch allemaal erg mager en arm. De mooiste wetenschappelijke uitkomsten kunnen het naar God dorstende hart van een mens immers niet bereiken. Het geheimenis des geloofs (1 Tim. 3:9) is niet een wetenschappelijk stelstel van waarheden, noch een filosofisch bouwwerk dat wellicht goed aansluit bij het levensgevoel en de waan van de dag. Het geheimenis des geloof s is een werk van de Heilige Geest, die de waarheid van het Woord levend maakt en toepast. Het Woord der waarheid is het 'zaad der wedergeboorte' (1 Petr.1:23). Dat Woord valt als 'zaad' in de akker van het hart van een mens en doet het nieuwe leven van de Here Jezus Christus ontkiemen. Het geheim ervan is dat het Woord levend gemaakt moet worden door de Heilige Geest. Het is Woord en Geest. Niet één van beide, maar allebei! Niet de theologische of filosofische wijsheden van mensen, maar de kracht van God - manifest in Woord en Geest - kan het hart van een mens wedergeboren doen worden. Die Geest werkt niet persé daar waar veel theologische geleerdheid is, maar waar afhankelijkheid van Hem, de Heilige Geest, wordt gevonden.
OPENBARING EN BEVINDING
De apostel Paulus moest zich eerst van zijn theologische wijsheden, als was het vuilnis, ontdoen (Fi1. 3:7), om de openbaring van de Geest met betrekking tot het geheimenis des geloof s te ontvangen (Ef. 3:3). Die openbaring moet er voor ieder mens zijn, anders verstaan we het geheimenis des geloofs niet. Dan blijft het bij een hoeveelheid hoofdkennis. Maar de Geest, die werkt door het Woord, ontsluit ons hart voor de diepere waarheden van God, van Christus, van het Evangelie. Die openbaring van het Woord door de Geest wordt ook wel genoemd 'bevinding'. Het is de toepassing van bijbelse waarheden aan het hart van een mens. Wat waar is in de Bijbel moet ook 'ondervonden waarheid' worden in ons hart. Dat nu is het werk van de Geest als Hij het Woord levend maakt. Als dat in ons gebeurt worden we wedergeboren van een verloren zondaar tot een kind van God. De Geest gaat werken waar die waarheid van Gods Woord wordt verkondigd en zichtbaar is in de Gemeente, de gemeenschap der heiligen.
VERBROKENHEID EN SCHULDBESEF
Als dit besef doorbreekt, dan gaan we ook beseffen dat het allemaal van de Here Zelf moet komen. Dan komen we tot erkentenis van eigen falen en eigen onmacht, ondanks de grote woorden die gesproken werden of de grote (kerkelijke) eigendunk die we hadden. Dan komt er ruimte voor verootmoediging, dan komt de Geest, die ons leidt tot de volkomen verbrokenheid van alles wat in ons zo hoog te paard zit. Dan kan de Here Zijn kracht in onze zwakheid uitstorten. Dan staan we open voor wat Hij ons wil tonen in de openbaring van Hemzelf. Dan gaan we de Here Jezus 'zien' in Wie al de volheid Gods woont.
Dan krijgen we een innerlijke zekerheid die God Zelf in ons geeft, omdat Zijn Geest, de Heilige Geest, die God Zelf is, in ons binnenste getuigt dat we een kind van God zijn. Die 'kennis' gaat alle kennis ver te boven. Die zekerheid is vast. Vast in de levende God, onze hemelse Vader.
Feike ter Velde
Toen ik bijna twaalf jaar oud was mocht ik met mijn oudere broer mee naar de catechisatie. Daar kregen we les van de dominee. Ik was erg geïnteresseerd, want ik wilde heel graag weten wat het christelijk geloof inhield. Ik geloofde, net als iedereen in mijn omgeving, maar er werd nooit over gesproken. Ik had mijn kindergeloof, ik herinner me zelfs een geregeld gebedsleven en ik weet ook nog een aantal gebedspunten die steeds terugkwamen. Maar er was desondanks een grote vraag, ergens diep van binnen: Wat is het geloof precies? Die eerste catechisatieles heb ik geen woord gemist van wat de dominee zei en op het bord schreef. Daarna ging ik teleurgesteld naar huis. Ik wist één ding zeker: mijn vraag - die ik niet onder woorden kon brengen - was niet beantwoord. Ik durfde het mijn ouders niet te zeggen, want thuis spraken we niet over de dingen van je hart. Ik wist, hoewel ik dat ook niet verwoorden kon, dat de dominee het antwoord ook niet wist. Toen ik éénentwintig jaar was deed ik belijdenis. De dominee vroeg mij kort daarvoor nog een keer apart in zijn studeerkamer om mij opnieuw de dingen uit te leggen en de leer der kerk vertrouwd te maken. Ik had vragen, die de kern van de zaak niet raakte en ik kreeg antwoorden, waar ik niets mee doen kon. Ik wist ook niet wat ik nu precies miste in zijn betoog. Ik herinner me alleen een gevoel van frustratie toen ik naar huis fietste. Na negen jaar catechisatie wist ik nog steeds niet wat ik miste en wat het christelijk geloof inhield.
Het zou nog drie jaar duren, voordat ik hoorde van echte levende christenen, over bijbelse begrippen als bekering en wedergeboorte, over de noodzaak je hart en je leven aan de Here Jezus over te geven en Hem te vragen je leven binnen te komen. Toen ik dat hoorde, ik was vierentwintig jaar oud, wist ik onmiddellijk: dit is het antwoord. De golven van vreugde die volgden op het gebed van overgave, en die mijn hart vervulden, hebben een onvergetelijke indruk gemaakt. De diepe indruk die ik kreeg van de Here Jezus, als mijn Redder en Heiland, die Zijn leven voor mij had gegeven - voor mij(!) - de verwondering daarover en de dankbaarheid zijn altijd gebleven. Boven alles echter kreeg ik de diepe innerlijke zekerheid een kind van God te zijn, voor eeuwig behouden.
Toen ik tot de Here Jezus kwam met een gebed van overgave, kwam Hij tot mij. Er werd toen diep in mijn binnenste een honger gestild die ik nog nooit onder woorden had kunnen brengen. Die diepe honger was de achtergrond van mijn ongestelde geloofsvragen. Die honger werd door mijn dominee niet gepeild. Hij was een aardige man, zeker een rechtzinnig gelovige man. Ik heb daar later veel over nagedacht en meen ook het antwoord op zijn 'falen' nu te weten.
AFGEBROKEN ZEKERHEDEN
De dominee was heel zeker van de stof die hij ons onderwees. In de jaren vijftig stonden de gereformeerde zekerheden nog recht overeind. Ik deed belijdenis omdat ik de belijdenis onderschreef. Op drie vragen moest luid en duidelijk een 'ja' klinken en dan lagen de dingen vast. Maar ik had geen geloofszekerheid, erger nog, ik wist niet wat het geloof voor mij inhield. Ik kende de regels wel, ik kende heel wat teksten uit de catechismus uit mijn hoofd, maar ik was niet verder gekomen dan de rechte belijdenis van mijn kerk. Tijdens de jaren van ziekte en bij het sterfbed van mijn moeder - ik was toen achttien jaar - was mijn hart leeg. Haar zes kinderen, de jongste was elf, en haar man, die een leven zonder haar niet aan kon, stonden er allemaal bij, ieder op zijn eigen onbewoonde eiland.
De gereformeerde zekerheden boden ons geen houvast. Niemand had woorden van geloof. We wisten niet van een eeuwige zekerheid in de Here Jezus, van het huis des Vaders met de vele woningen en van de vreugde van het eeuwige leven. Misschien wel 'op papier', maar we hadden ons dat niet eigen gemaakt. De papieren geloofswaarheden boden ons geen enkel houvast.
We zijn nu enkele decennia verder en we zien dat die 'papieren zekerheden' in snel tempo verbrokkelen. Overal is kerkverlating en heel veel jongeren kunnen de waarheden van de kerk niet meer pakken.
STELLIGHEDEN
Ik las over een congres voor theologen, georganiseerd in kringen van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) waar men zich wil beraden op het afbrokkelen van de gereformeerde zekerheden. Men denkt nu, dat deze zekerheden en de verwoording ervan, hun oorsprong hebben in het moderne denken van de negentiende eeuw. Immers, de mens met zijn wetenschap en techniek, kon toen de wereld 'maken'. Diezelfde stelligheden lagen ten grondslag aan de gereformeerde stelligheden, waarin mensen zich nu niet langer kunnen vinden. Men heeft kennelijk geconstateerd dat tegenwoordig veel mensen via andere wegen dan via kerkelijke stelligheden, tot een levend geloof komen. Velen getuigen er immers van dat zelfs na de openbare belijdenis de innerlijke onzekerheden bleven. Velen vonden buiten de kerk de zekerheid des geloofs, toen ze hoorden van bekering en wedergeboorte en een leven door de Heilige Geest. Hoe stellig de stelligheden ook waren, ze boden geen houvast en gaven geen zekerheid. Nu dringt de vraag zich op hoe het met deze mensen, die tot een levend geloof gekomen zijn, verder moet in de kerk. Hoe moet het met de belijdenis en de verbrokkelende stelligheden. Dat zijn belangrijke vragen. Er spreekt nood uit. Er is een kennelijk signaal van onzekerheid en van onrust gekomen en wel van onderop, uit de gemeente zelf.
DE HEILIGE GEEST
In een krantenverhaal over zo'n congres komen alleen maar de 'geleerde' verhalen van deze en gene doctor of professor in de theologie. Cijfers en statistieken gebaseerd op onderzoeken moeten het betoog onderbouwen. Sociologische en filosofische benadering moeten het naar wetenschappelijk niveau tillen. Maar het blijft toch allemaal erg mager en arm. De mooiste wetenschappelijke uitkomsten kunnen het naar God dorstende hart van een mens immers niet bereiken. Het geheimenis des geloofs (1 Tim. 3:9) is niet een wetenschappelijk stelstel van waarheden, noch een filosofisch bouwwerk dat wellicht goed aansluit bij het levensgevoel en de waan van de dag. Het geheimenis des geloof s is een werk van de Heilige Geest, die de waarheid van het Woord levend maakt en toepast. Het Woord der waarheid is het 'zaad der wedergeboorte' (1 Petr.1:23). Dat Woord valt als 'zaad' in de akker van het hart van een mens en doet het nieuwe leven van de Here Jezus Christus ontkiemen. Het geheim ervan is dat het Woord levend gemaakt moet worden door de Heilige Geest. Het is Woord en Geest. Niet één van beide, maar allebei! Niet de theologische of filosofische wijsheden van mensen, maar de kracht van God - manifest in Woord en Geest - kan het hart van een mens wedergeboren doen worden. Die Geest werkt niet persé daar waar veel theologische geleerdheid is, maar waar afhankelijkheid van Hem, de Heilige Geest, wordt gevonden.
OPENBARING EN BEVINDING
De apostel Paulus moest zich eerst van zijn theologische wijsheden, als was het vuilnis, ontdoen (Fi1. 3:7), om de openbaring van de Geest met betrekking tot het geheimenis des geloof s te ontvangen (Ef. 3:3). Die openbaring moet er voor ieder mens zijn, anders verstaan we het geheimenis des geloofs niet. Dan blijft het bij een hoeveelheid hoofdkennis. Maar de Geest, die werkt door het Woord, ontsluit ons hart voor de diepere waarheden van God, van Christus, van het Evangelie. Die openbaring van het Woord door de Geest wordt ook wel genoemd 'bevinding'. Het is de toepassing van bijbelse waarheden aan het hart van een mens. Wat waar is in de Bijbel moet ook 'ondervonden waarheid' worden in ons hart. Dat nu is het werk van de Geest als Hij het Woord levend maakt. Als dat in ons gebeurt worden we wedergeboren van een verloren zondaar tot een kind van God. De Geest gaat werken waar die waarheid van Gods Woord wordt verkondigd en zichtbaar is in de Gemeente, de gemeenschap der heiligen.
VERBROKENHEID EN SCHULDBESEF
Als dit besef doorbreekt, dan gaan we ook beseffen dat het allemaal van de Here Zelf moet komen. Dan komen we tot erkentenis van eigen falen en eigen onmacht, ondanks de grote woorden die gesproken werden of de grote (kerkelijke) eigendunk die we hadden. Dan komt er ruimte voor verootmoediging, dan komt de Geest, die ons leidt tot de volkomen verbrokenheid van alles wat in ons zo hoog te paard zit. Dan kan de Here Zijn kracht in onze zwakheid uitstorten. Dan staan we open voor wat Hij ons wil tonen in de openbaring van Hemzelf. Dan gaan we de Here Jezus 'zien' in Wie al de volheid Gods woont.
Dan krijgen we een innerlijke zekerheid die God Zelf in ons geeft, omdat Zijn Geest, de Heilige Geest, die God Zelf is, in ons binnenste getuigt dat we een kind van God zijn. Die 'kennis' gaat alle kennis ver te boven. Die zekerheid is vast. Vast in de levende God, onze hemelse Vader.
Feike ter Velde