Haggaï over de Messias: lijden én verheerlijking
Verscholen ‘achter’ de tekst(en) van de profeten in het Oude Testament ontdekken we de Messias. Israëls verleden en toekomst, zoals door Haggaï is beschreven en aangekondigd, voorzeggen tevens Christus’ lijden en verheerlijking. Het voorziet Haggaï’s profetie van een schitterende glans.
Overgegeven aan heidenen
Ten tijde van Haggaï was Gods volk aan heidenen onderworpen. Het kende geen soevereiniteit, ondanks dat God hen, vanuit de Babylonische ballingschap, naar Kanaän had teruggebracht. Nehemia, een tijdgenoot van Haggaï, bad bijvoorbeeld: ‘Zie, vandaag zijn wij slaven, en het land dat U aan onze vaderen hebt gegeven om de vrucht en het goede daarvan te eten, zie, wij zijn slaven daarin. De opbrengst ervan verschaft veel rijkdom aan de koningen die U over ons aangesteld hebt vanwege onze zonden’ (9:36-37a).
Vanaf Nebukadnezar, absoluut heerser van het Babylonische Rijk, gold een andere realiteit. De dramatische belegering en verwoesting van Jeruzalem in 586 v.Chr. betekende en markeerde de aanvang van een tragische en donkere tijdsperiode. Christus noemde dit tijdperk in Lucas 21:24b de ‘tijden van de heidenen’. Wat kenmerkt deze periode? Volgens, opnieuw, Lucas 21:24 wordt Jeruzalem – waar de Troon van David zich bevindt – gedurende deze periode vertrapt. Israëls politieke centrum, overgegeven aan verschillende heidense volkeren.
Sion, zuchtend onder heidens bewind. Ze geniet – enkele korte perioden daargelaten – geen soevereiniteit. Vele volkeren zouden er, eeuwen achtereen, de scepter zwaaien, waaronder: Babyloniërs, Meden en Perzen, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Mammelukken, Ottomanen, en uiteindelijk – hoogstwaarschijnlijk in het eindstadium van de huidige EU – opnieuw Romeinen. Uiteindelijk, want ooit zullen de inmiddels al 2600 jaar voortdurende tijden van de heidenen eindigen, wordt het eeuwenlange heidense juk ooit voorgoed verbroken. Machtige heidense imperiums zullen definitief plaats moeten maken voor het beloofde Messiaanse Rijk.
Heersend over de heidenen
Tijdens het Messiaanse Rijk is Israël verheven boven de heidense volkeren. Het wordt door God tot een hoofd gesteld (Deuteronomium 28:13a). Evenals het vandaag tot staart gesteld is: een ondergeschikte rol innemend op het wereldtoneel. Maar nogmaals: haar staat van vernedering is tijdelijk. Het wordt onherroepelijk gevolgd door haar glorieuze verhoging.
De bediening van Haggaï had plaats in de dagen van haar vernedering. Heel nadrukkelijk: immers, niet minder dan viermaal (1:1a; 2:2a,11a,21) stuiten we op een datering die refereert naar het regeringsjaar van een heidense vorst, Darius. Tegelijkertijd echter mocht Haggaï reeds profeteren van Israëls verhoging. Volgens hoofdstuk 2:23a namelijk wordt in de laatste dagen ‘de kracht van de koninkrijken van de heidenvolken weggevaagd’. Vervolgens zal het Messiaanse Rijk verrijzen, waarbij de wereld vanuit Israëls hoofdstad wordt geregeerd: Jeruzalem, de stad van de grote Koning. Zo worden in Haggaï’s profetie de vernedering en verhoging van Israël duidelijk bij elkaar gebracht. Indirect maar wonderschoon wordt daarmee gewezen naar de Messias: Jezus van Nazareth.
Opnieuw: overgegeven aan heidenen
Vijf eeuwen na Haggaï voorzegde Christus de discipelen: ‘Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden; en zij zullen Hem ter dood veroordelen; en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden’ (Matteüs 20:18-19). U begrijpt het: de Heere Jezus bereidde Zijn discipelen voor op het onvergelijkelijke drama van Zijn lijden, sterven en verrijzenis. Cruciaal daarin was Zijn overgeleverd worden aan de heidenen. Christus noemt het specifiek: de overpriesters en schriftgeleerden ‘zullen Hem aan de heidenen overleveren…’ Immers, volgens Johannes 18:31b mochten de Joden de doodstraf niet uitvoeren.
Maar er is meer. Typologisch gezien wijzen Israëls ervaringen namelijk meermalen naar Christus’ ervaringen. De parallellen zijn onmiskenbaar. Evenals het Joodse volk zou ook de Messias tijdelijk worden overgegeven aan de heidenen. Evenals Israël werd ook Christus in hun macht gegeven.
Een bevestiging daarvan wordt gevonden in Johannes 19:10-11a. We worden meegenomen naar het gerechtsgebouw. Christus wordt verhoord door de Romeinse prefect, Pontius Pilatus. Tijdens het gerechtelijke verhoor klinkt uit de schijnbaar gefrustreerde heiden dreigende taal richting de zwijgende beklaagde: “Spreekt U niet tot mij? Weet U niet dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?” De Heere Jezus nuanceert vervolgens de verhoudingen: “U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was.” Evenwel, de Heere ontkent niet dat deze heiden inderdaad macht had over Hem! Macht, hem van boven gegeven.
Het vervolg is overbekend: de Romeinse prefect misbruikte deze macht, boog het recht en liet Christus kruisigen. Heel de Via Dolorosa – oftewel: lijdensweg – getuigt van die indringende waarheid, dat de Messias daadwerkelijk is overgegeven in de handen en macht van heidenen.
Opnieuw: heersend over de heidenen
Echter, net als Gods geschiedenis met het volk Israël niet eindigt met haar vernedering, eindigen ook Gods raadsbesluiten voor de Messias met Zijn overlevering in de macht van de heidenen niet. Nee, in de laatste dagen zouden de rollen worden omgedraaid. Reeds het eerste Bijbelboek voorzegt Christus’ uiteindelijke wereldheerschappij. De aartsvader Jakob profeteerde met betrekking tot de komende Messias: ‘Hem zullen de volken gehoorzamen’ (49:10). Vervolgens voorzegde en beschreef eveneens David, de koning, deze wereldomvattende en absolute heerschappij van de Messias. Het besluit van God met betrekking tot de Messias luidt namelijk: ‘…Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit. U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk’ (Psalm 2:8-9). Psalm 72(:8-11), de Koningspsalm, herhaalt en bevestigt het voorgaande nogmaals: de Messias, de Meerdere van Salomo, de vredevorst, ‘zal heersen van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot de einden der aarde.’ Tijdens het Messiaanse Rijk ‘zullen alle koningen zich voor hem neerbuigen, alle heidenvolken zullen hem dienen.’
Van overgeleverd aan heidenen naar heersend over heidenen. Zo zien Gods raadsbesluiten eruit, met betrekking tot Israël en met betrekking tot de Messias. En onder meer Haggaï mocht deze raadsbesluiten optekenen. Haggaï profeteert namelijk in hoofdstuk 2:24b dat de Nazaat van Sealthiël – de Messias – door God gemaakt wordt tot een zegelring. Met andere woorden: de Heere Jezus ontvangt van God beslissings- of regeringsbevoegdheid.
Daarmee heeft ook Haggaï – naar 1 Petrus 1:11(b) – geprofeteerd van het lijden en de verheerlijking van Christus. Maakt dat Haggaï’s profetie niet buitengewoon fascinerend?
Anton van de Haar
Overgegeven aan heidenen
Ten tijde van Haggaï was Gods volk aan heidenen onderworpen. Het kende geen soevereiniteit, ondanks dat God hen, vanuit de Babylonische ballingschap, naar Kanaän had teruggebracht. Nehemia, een tijdgenoot van Haggaï, bad bijvoorbeeld: ‘Zie, vandaag zijn wij slaven, en het land dat U aan onze vaderen hebt gegeven om de vrucht en het goede daarvan te eten, zie, wij zijn slaven daarin. De opbrengst ervan verschaft veel rijkdom aan de koningen die U over ons aangesteld hebt vanwege onze zonden’ (9:36-37a).
Vanaf Nebukadnezar, absoluut heerser van het Babylonische Rijk, gold een andere realiteit. De dramatische belegering en verwoesting van Jeruzalem in 586 v.Chr. betekende en markeerde de aanvang van een tragische en donkere tijdsperiode. Christus noemde dit tijdperk in Lucas 21:24b de ‘tijden van de heidenen’. Wat kenmerkt deze periode? Volgens, opnieuw, Lucas 21:24 wordt Jeruzalem – waar de Troon van David zich bevindt – gedurende deze periode vertrapt. Israëls politieke centrum, overgegeven aan verschillende heidense volkeren.
Sion, zuchtend onder heidens bewind. Ze geniet – enkele korte perioden daargelaten – geen soevereiniteit. Vele volkeren zouden er, eeuwen achtereen, de scepter zwaaien, waaronder: Babyloniërs, Meden en Perzen, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Mammelukken, Ottomanen, en uiteindelijk – hoogstwaarschijnlijk in het eindstadium van de huidige EU – opnieuw Romeinen. Uiteindelijk, want ooit zullen de inmiddels al 2600 jaar voortdurende tijden van de heidenen eindigen, wordt het eeuwenlange heidense juk ooit voorgoed verbroken. Machtige heidense imperiums zullen definitief plaats moeten maken voor het beloofde Messiaanse Rijk.
Heersend over de heidenen
Tijdens het Messiaanse Rijk is Israël verheven boven de heidense volkeren. Het wordt door God tot een hoofd gesteld (Deuteronomium 28:13a). Evenals het vandaag tot staart gesteld is: een ondergeschikte rol innemend op het wereldtoneel. Maar nogmaals: haar staat van vernedering is tijdelijk. Het wordt onherroepelijk gevolgd door haar glorieuze verhoging.
De bediening van Haggaï had plaats in de dagen van haar vernedering. Heel nadrukkelijk: immers, niet minder dan viermaal (1:1a; 2:2a,11a,21) stuiten we op een datering die refereert naar het regeringsjaar van een heidense vorst, Darius. Tegelijkertijd echter mocht Haggaï reeds profeteren van Israëls verhoging. Volgens hoofdstuk 2:23a namelijk wordt in de laatste dagen ‘de kracht van de koninkrijken van de heidenvolken weggevaagd’. Vervolgens zal het Messiaanse Rijk verrijzen, waarbij de wereld vanuit Israëls hoofdstad wordt geregeerd: Jeruzalem, de stad van de grote Koning. Zo worden in Haggaï’s profetie de vernedering en verhoging van Israël duidelijk bij elkaar gebracht. Indirect maar wonderschoon wordt daarmee gewezen naar de Messias: Jezus van Nazareth.
Opnieuw: overgegeven aan heidenen
Vijf eeuwen na Haggaï voorzegde Christus de discipelen: ‘Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden; en zij zullen Hem ter dood veroordelen; en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden’ (Matteüs 20:18-19). U begrijpt het: de Heere Jezus bereidde Zijn discipelen voor op het onvergelijkelijke drama van Zijn lijden, sterven en verrijzenis. Cruciaal daarin was Zijn overgeleverd worden aan de heidenen. Christus noemt het specifiek: de overpriesters en schriftgeleerden ‘zullen Hem aan de heidenen overleveren…’ Immers, volgens Johannes 18:31b mochten de Joden de doodstraf niet uitvoeren.
Maar er is meer. Typologisch gezien wijzen Israëls ervaringen namelijk meermalen naar Christus’ ervaringen. De parallellen zijn onmiskenbaar. Evenals het Joodse volk zou ook de Messias tijdelijk worden overgegeven aan de heidenen. Evenals Israël werd ook Christus in hun macht gegeven.
Een bevestiging daarvan wordt gevonden in Johannes 19:10-11a. We worden meegenomen naar het gerechtsgebouw. Christus wordt verhoord door de Romeinse prefect, Pontius Pilatus. Tijdens het gerechtelijke verhoor klinkt uit de schijnbaar gefrustreerde heiden dreigende taal richting de zwijgende beklaagde: “Spreekt U niet tot mij? Weet U niet dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?” De Heere Jezus nuanceert vervolgens de verhoudingen: “U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was.” Evenwel, de Heere ontkent niet dat deze heiden inderdaad macht had over Hem! Macht, hem van boven gegeven.
Het vervolg is overbekend: de Romeinse prefect misbruikte deze macht, boog het recht en liet Christus kruisigen. Heel de Via Dolorosa – oftewel: lijdensweg – getuigt van die indringende waarheid, dat de Messias daadwerkelijk is overgegeven in de handen en macht van heidenen.
Opnieuw: heersend over de heidenen
Echter, net als Gods geschiedenis met het volk Israël niet eindigt met haar vernedering, eindigen ook Gods raadsbesluiten voor de Messias met Zijn overlevering in de macht van de heidenen niet. Nee, in de laatste dagen zouden de rollen worden omgedraaid. Reeds het eerste Bijbelboek voorzegt Christus’ uiteindelijke wereldheerschappij. De aartsvader Jakob profeteerde met betrekking tot de komende Messias: ‘Hem zullen de volken gehoorzamen’ (49:10). Vervolgens voorzegde en beschreef eveneens David, de koning, deze wereldomvattende en absolute heerschappij van de Messias. Het besluit van God met betrekking tot de Messias luidt namelijk: ‘…Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit. U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk’ (Psalm 2:8-9). Psalm 72(:8-11), de Koningspsalm, herhaalt en bevestigt het voorgaande nogmaals: de Messias, de Meerdere van Salomo, de vredevorst, ‘zal heersen van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot de einden der aarde.’ Tijdens het Messiaanse Rijk ‘zullen alle koningen zich voor hem neerbuigen, alle heidenvolken zullen hem dienen.’
Van overgeleverd aan heidenen naar heersend over heidenen. Zo zien Gods raadsbesluiten eruit, met betrekking tot Israël en met betrekking tot de Messias. En onder meer Haggaï mocht deze raadsbesluiten optekenen. Haggaï profeteert namelijk in hoofdstuk 2:24b dat de Nazaat van Sealthiël – de Messias – door God gemaakt wordt tot een zegelring. Met andere woorden: de Heere Jezus ontvangt van God beslissings- of regeringsbevoegdheid.
Daarmee heeft ook Haggaï – naar 1 Petrus 1:11(b) – geprofeteerd van het lijden en de verheerlijking van Christus. Maakt dat Haggaï’s profetie niet buitengewoon fascinerend?
Anton van de Haar